ECLI:NL:GHAMS:2024:714

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
200.333.551/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de noodzaak tot curatele op basis van geestelijke toestand en verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de curatele van de betrokkene, geboren in 1994. De betrokkene was eerder onder bewind gesteld vanwege zijn geestelijke toestand en verslavingsproblematiek. De curator heeft in hoger beroep gesteld dat de betrokkene, als gevolg van zijn geestelijke toestand en zijn gewoonte van drank- of drugsgebruik, duurzaam niet in staat is om zijn belangen behoorlijk waar te nemen. De betrokkene ontkent echter dat hij een verslaving heeft en stelt dat hij zijn leven op orde heeft. Hij heeft geen begeleiding van een psychiater of psycholoog en is van mening dat hij in staat is om voor zichzelf te zorgen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2024 heeft de curator verklaard dat de betrokkene een licht verstandelijke beperking heeft en dat zijn geestelijke toestand instabiel wordt door het gebruik van alcohol en drugs. De curator heeft ook aangegeven dat de betrokkene regelmatig om extra geld vraagt, wat de indruk wekt dat hij zijn weekgeld aan drugs besteedt. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene zorgmijdend is en een beperkt ziekte-inzicht heeft. Gezien de ernst van de situatie en de noodzaak om de belangen van de betrokkene te beschermen, heeft het hof geoordeeld dat curatele noodzakelijk is.

Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en het verzoek van de betrokkene om de curatele op te heffen afgewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de wettelijke vereisten voor curatele, waarbij is vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is om zijn belangen behoorlijk waar te nemen en dat een minder verstrekkende maatregel, zoals bewind, niet voldoende bescherming biedt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.333.551/01
Zaaknummer rechtbank: 10406680 EB VERZ 23-3263 (BM 33256)
Beschikking van de meervoudige kamer van 19 maart 2024 inzake
[betrokkene] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. C.M.E. Schreinemacher te Amsterdam,
en
Detmar Bewindvoering B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerder in hoger beroep.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [de moeder] , (hierna te noemen: de moeder);
- [broer 1] (broer van betrokkene, hierna te noemen: [broer 1] );
- [broer 2] (broer van betrokkene, hierna te noemen: [broer 2] );
- Mentrum [plaats A] .

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 20 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De betrokkene is op 17 oktober 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 20 juli 2023.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 februari 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de advocaat van de betrokkene;
- Detmar Bewindvoering B.V., vertegenwoordigd door: [curator] (hierna te noemen: de curator).
Mentrum heeft zich met bericht van afwezigheid niet ter zitting laten vertegenwoordigen. Tevens zijn de moeder, [broer 1] en [broer 2] , hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet in persoon verschenen. De betrokkene heeft ervoor gekozen niet aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling. In overleg met zijn advocaat en met instemming van het hof heeft betrokkene telefonisch een deel van de zitting bijgewoond, dit om vragen van het hof te beantwoorden en om zijn mening te kunnen geven.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1994 te [plaats A] . Hij is de zoon van [de moeder] en de broer van [broer 1] en [broer 2] .
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 1 september 2022 is wegens zijn lichamelijke/geestelijke toestand een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene, met benoeming van Detmar Bewindvoering B.V. tot bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is de onderbewindstelling met ingang van de datum van de beschikking opgeheven en is betrokkene onder curatele gesteld wegens zijn lichamelijke/geestelijke toestand en gewoonte van drank- of drugsmisbruik, met benoeming van Detmar Bewindvoering B.V. tot curator.
4.2
Betrokkene verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, naar het hof begrijpt, het inleidende verzoek van Detmar Bewindvoering B.V. om het bewind om te zetten in ondercuratelestelling van de betrokkene, met benoeming van Detmar Bewindvoering B.V. tot curator, af te wijzen. Daarnaast heeft betrokkene telefonisch ter zitting medegedeeld dat hij ook geen onderbewindstelling meer wil. De advocaat van betrokkene heeft ter zitting evenwel laten weten dat hij namens betrokkene niet heeft verzocht om opheffing van het bewind, zodat het hof de mededeling van betrokkene in het kader van deze procedure buiten beschouwing zal laten.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een meerderjarige door de rechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
De standpunten van partijen
5.2
Betrokkene stelt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat hij tijdelijk of duurzaam niet in staat is om zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Betrokkene ontkent dat hij een drank- en/of drugsverslaving en een geestelijke stoornis heeft. Hij is een jaar geleden psychotisch geweest en in het verleden ook wel opgenomen geweest, maar hij heeft zijn leven redelijk op orde en het gaat nu goed met hem. Hij heeft geen begeleiding van een psychiater of psycholoog. Zijn financiën staan onder bewind en hij maakt geen schulden. Betrokkene heeft een gestructureerd leven, hij heeft contact met familie en vrienden en hij doet aan sport. Mogelijk is zijn intelligentie wat beperkt, maar hij heeft wel altijd beslissingen kunnen nemen over niet-financiële zaken en hij is daar nu nog steeds toe in staat. Betrokkene herkent zich niet in het beeld dat zijn zelfverzorging onder de maat zou zijn en hij is van mening dat hij goed in staat is om voor zichzelf en zijn omgeving te zorgen. Dat hij frequent drinkt of blowt is volgens hem geen argument om hem onder curatele te stellen. Betrokkene ziet niets in een begeleide woonvorm.
5.3
De curator heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat er bij de betrokkene sprake is van een licht verstandelijke beperking. Betrokkene komt afspraken slecht na en hij kan zijn financiën niet zelf regelen. Wat betreft de niet-vermogensrechtelijke belangen van betrokkene geeft de curator aan dat als betrokkene drugs en alcohol gebruikt, hetgeen regelmatig voorkomt, zijn geestelijke toestand instabiel wordt. Betrokkene belt de curator dagelijks met het verzoek om hem extra geld te geven. De curator vermoedt in ernstige mate dat betrokkene zijn weekgeld besteed aan drugs. Betrokkene kan in het maatschappelijk verkeer door derden makkelijk overschat worden, en als handelingsbekwaam wordt beschouwd, hetgeen leidt tot financieel nadeel voor betrokkene. De curator heeft al meerdere malen jegens derden de nietigheid moeten inroepen van door betrokkene verrichte rechtshandelingen. Hierbij ging het onder andere om Afterpay- en Klarna-betalingen, om tandartsrekeningen en recenter om twee door betrokkene afgesloten (telefoon)abonnementen. De curator is gelet op het voorgaande van mening dat een beschermingsbewind onvoldoende bescherming aan betrokkene biedt.
De beoordeling
5.4
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en uit het niet, althans onvoldoende, weersproken verweer van de curator ter zitting is gebleken dat betrokkene bekend is met een schizofreniespectrum stoornis, dat hij een licht verstandelijke beperking heeft en dat hij alcohol en drugs (cannabis) gebruikt. In het recente verleden is betrokkene met een crisismaatregel enige tijd opgenomen geweest. Voor het hof is vast komen te staan dat betrokkene zorgmijdend is en een beperkt ziekte-inzicht heeft. Mentrum is sinds december 2023 als zorgverlener niet meer betrokken, omdat betrokkene niet langer met Mentrum wil samenwerken. Gelet op hetgeen de curator zoals hiervoor weergegeven heeft gesteld ten aanzien van het handelen van betrokkene en de door de curator tot nu toe reeds genomen maatregelen in dat verband, is het hof van oordeel dat betrokkene als gevolg van zowel zijn geestelijke toestand als zijn gewoonte van drank- of drugsgebruik duurzaam niet in staat is om zelf zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Dit geldt zowel voor zijn niet-vermogensrechtelijke belangen als voor zijn vermogensrechtelijke belangen.
5.5
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de beschermingsmaatregel van curatele voor betrokkene noodzakelijk is, omdat betrokkene duurzaam zijn belangen niet behoorlijk kan waarnemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand dan wel zijn gewoonte van drank- of drugsgebruik. Een voldoende behartiging van de belangen van betrokkene kan naar het oordeel van het hof niet met een minder verstrekkende voorziening, zoals bewind en/of mentorschap, worden bewerkstelligd, dit omdat in het geval van een beschermingsbewind betrokkene niet handelingsonbekwaam is en bovendien bevoegd blijft tot het aangaan van bepaalde rechtshandelingen die hem financiële schade kunnen toebrengen. Curatele voorkomt, anders dan bewind, dat betrokkene rechtsgeldig rechtshandelingen kan verrichten waardoor zijn financiële situatie verder verslechtert.
Aan de wettelijke vereisten voor curatele is daarom voldaan en het hof acht, net als de kantonrechter, curatele noodzakelijk.
5.6
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Jonkers, mr. F. Kleefmann en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. I.L.I. Bossert als griffier en is op 19 maart 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.