ECLI:NL:GHAMS:2024:713
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bevestiging zorgregeling en hoofdverblijfplaats van minderjarige na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling en hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige]. De rechtbank Amsterdam had eerder op 28 juni 2023 een zorgregeling vastgesteld waarbij [minderjarige] op maandag en dinsdag bij de vader verblijft, op woensdag en donderdag bij de moeder, en om de week in het weekend bij de vader of de moeder. De moeder verzocht in hoger beroep om een wijziging van deze regeling naar een week bij de moeder en een week bij de vader, terwijl de vader de bestaande regeling wilde handhaven en bovendien vroeg om eenhoofdig gezag.
Het hof heeft de verzoeken van de vader om eenhoofdig gezag afgewezen, omdat de slechte communicatie en verminderde bereikbaarheid van de moeder niet hebben geleid tot problemen in de zorg voor [minderjarige]. Het hof oordeelde dat de vader op dit moment de stabiele factor in het leven van [minderjarige] is en dat het in het belang van het kind is om de huidige zorgregeling te handhaven. De moeder heeft geen vaste woonplek en de vader biedt een veilige en stabiele omgeving. Het hof heeft de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader bepaald, omdat hij de afgelopen maanden de meeste zorg heeft geboden en [minderjarige] ingeschreven staat op zijn adres.
De beslissing van het hof bevestigt de zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank en wijst de verzoeken van de moeder en vader om wijziging van de zorgregeling en het gezag af. De uitspraak benadrukt het belang van stabiliteit en continuïteit in de zorg voor minderjarigen na een scheiding.