ECLI:NL:GHAMS:2024:71

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
23-001045-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling met auto op fietspad

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981, werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling door met een auto op fietsers in te rijden op het fietspad van de Oosterdokskade in Amsterdam op 1 augustus 2022. De verdachte had ten tijde van de feiten een borderline persoonlijkheidsstoornis, een depressieve stoornis en een lichte stoornis in het gebruik van alcohol. Het hof oordeelde dat de verdachte niet volledig verstoken was van inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen, ondanks haar geestelijke stoornissen. De verdachte reed met hoge snelheid op het fietspad en raakte verschillende fietsers, waarbij één fietser ernstig gewond raakte. Het hof achtte de poging tot doodslag niet bewezen, maar wel de pogingen tot zware mishandeling. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de bewezen feiten haar niet konden worden toegerekend. Het hof legde TBS met voorwaarden op, gezien de ernst van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen werden in hoger beroep ingetrokken, waardoor deze niet meer aan de orde waren. De in beslag genomen auto werd aan de verdachte teruggegeven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001045-23
datum uitspraak: 11 januari 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 maart 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-196330-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1981,
adres: [adres01] ,
thans verblijvende in [detentieadres01] ,
[adres02]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 december 2023 en 11 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, de raadsvrouw en de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na de in eerste aanleg toegestane wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
primair
zij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een (personen)auto op het fietspad van de Oosterdokskade is gaan rijden en/of blijven rijden en/of vervolgens gas heeft gegeven en/of met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, dan wel zonder te remmen of vaart te minderen voornoemde [slachtoffer01] (die zich op het fietspad bevond), heeft aangereden en/of over die [slachtoffer01] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
zij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan een persoon genaamd [slachtoffer01] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een traumatische lieswond) heeft toegebracht, door op het fietspad van de Oosterdokskade te gaan rijden en/of blijven rijden en/of vervolgens gas te geven en/of met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, dan wel zonder te remmen of
vaart te minderen voornoemde [slachtoffer01] (die zich op het fietspad bevond), aan te rijden en/of over die [slachtoffer01] heen te rijden;
meer subsidiair
zij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met een (personen)auto op het fietspad van de Oosterdokskade is gaan rijden en/of blijven rijden en/of vervolgens gas heeft gegeven en/of met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, dan wel zonder te remmen of vaart te minderen voornoemde [slachtoffer01] (die zich op het fietspad bevond), heeft aangereden en/of over die [slachtoffer01] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair
zij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de Oosterdokskade, zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer01] , zwaar lichamelijk letsel, in elk geval zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd
toegebracht (te weten een traumatische lieswond), bestaande dat gedrag hieruit:
- verdachte is met haar auto het fietspad op gereden van de Oosterdokskade en/of
- verdachte is gedurende langere tijd op het fietspad blijven rijden en/of
- verdachte heeft vervolgens gas gegeven en/of is met hoge, althans aanzienlijke snelheid, dan wel zonder te remmen of vaart te minderen, tegen de zich op het fietspad bevindende [slachtoffer01] aangereden en/of is (vervolgens) over die [slachtoffer01] heen gereden,
ten gevolge waarvan vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
2.
primair
zij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer02] en/of [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen, te weten een of meerdere voorbijganger(s) in de buurt van de Oosterdokskade opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (personen)auto op het fietspad is gaan rijden en/of blijven rijden en/of vervolgens gas heeft gegeven en/of met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, dan wel zonder te remmen of vaart te minderen op, althans in de richting van genoemde slachtoffers (die zich op of in de directe nabijheid van het fietspad bevonden), is (in)gereden en/of blijven rijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
zij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de Oosterdokskade, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, bestaande dat gedrag hieruit:
- verdachte is met haar auto het fietspad op gereden van de Oosterdokskade en/of
- verdachte is gedurende langere tijd op het fietspad blijven rijden en/of
- verdachte heeft vervolgens gas gegeven en/of is met hoge, althans aanzienlijke snelheid, dan wel zonder te remmen of vaart te minderen, in de richting van de zich op het fietspad bevindende [slachtoffer02] en/of [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] gereden en/of tegen een of meer van de fietsen van voornoemde perso(o)n(en) aangereden en/of aangebotst;
3.
zij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Amsterdam op/aan de Odebrug en/of Prins Hendrikskade en/of Oosterdokskade, op of omstreeks 1 augustus 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een
ander (te weten [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] en/of [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] ) letsel en/of schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 en feit 2

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair en 2 primair impliciet primair tenlastegelegde pogingen tot doodslag. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de raadsvrouw, samengevat, naar voren gebracht dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer01] , [slachtoffer02] , [slachtoffer04] , [slachtoffer03] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen, omdat bij de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de gevolgen daarvan heeft ontbroken. Immers, de deskundigen die over de verdachte hebben gerapporteerd hebben geconcludeerd dat de verdachte als gevolg van psychische problematiek niet in staat kan worden geacht om haar wil in vrijheid te bepalen en dat zij ontoerekeningsvatbaar is.
Het hof overweegt als volgt.
Een geestelijke stoornis kan slechts dan aan bewezenverklaring van opzet in de weg staan als bij de verdachte ten tijde van haar handelen ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Daarvan zal, zo blijkt uit vaste jurisprudentie, slechts bij hoge uitzondering sprake zijn.
Het hof komt tot de conclusie dat een dergelijke uitzonderlijke situatie zich in het geval van de verdachte niet heeft voorgedaan. Dat door de deskundigen is geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten niet de vrijheid had om haar wil te bepalen, betekent nog niet dat bij haar ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte is gestopt voor een rood stoplicht (ter hoogte van de Prins Hendrikkade), vervolgens gas heeft gegeven en daarna nogmaals gas heeft bijgegeven en is doorgereden, hetgeen bewuste handelingen betreffen of in ieder geval handelingen waarvoor minimaal enig besef noodzakelijk is. Dat de verdachte besef had van haar rijgedrag leidt het hof ook af uit het gegeven dat zij de dag erna tegen haar bedrijfsarts heeft gezegd dat zij misschien met de auto ergens tegen aan had gezeten. Daarbij komt dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat zij wist dat ze niet meer op de A44 reed, maar binnen de bebouwde kom op een drukke weg met andere weggebruikers zoals fietsers.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte ten tijde van haar handelen niet was verstoken van enig inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de gevolgen daarvan, zodat de stoornis van de verdachte niet aan een bewezenverklaring van opzet in de weg staat. Dat de deskundigen adviseren de tenlastegelegde feiten de verdachte in het geheel niet toe te rekenen, welk advies - zoals hierna wordt overwogen - het hof overneemt, sluit evenmin uit dat sprake is geweest van opzettelijk handelen. Het verweer van de raadsvrouw wordt dus verworpen.
Vervolgens ziet het hof zich gesteld voor de vraag of opzet op de tenlastegelegde pogingen tot doodslag ook bewezen kan worden. Het hof stelt daartoe de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 1 augustus 2022 reed de verdachte in haar auto op het fietspad op de Odebrug te Amsterdam. Op dat fietspad stonden ter hoogte van de Oosterdokskade enkele fietsers voor het rode verkeerslicht te wachten, waaronder [slachtoffer04] , [slachtoffer03] en [slachtoffer01] . [slachtoffer02] , die ook op het fietspad fietste, sprak de verdachte aan van het fietspad te gaan. De verdachte negeerde dit en gaf gas. [slachtoffer04] zag de auto op haar afkomen en voelde dat de auto tegen de achterzijde van haar fiets aanreed. Zij liet haar bakfiets vallen en sprong naar rechts om niet onder de auto te komen. Ook [slachtoffer03] zag de auto op haar afkomen. Zij sprong van haar fiets aan de kant. De verdachte is ook tegen de fiets van [slachtoffer02] , die voor de auto van de verdachte stond, en de fiets van [slachtoffer01] aangereden. [slachtoffer01] voelde dat hij een harde tik kreeg tegen de achterkant van de fiets. Hij zag dat [slachtoffer02] ook een harde tik kreeg. [slachtoffer01] werd door de auto meegesleurd, waarna hij ter hoogte van het zebrapad op de grond lag. Na eerst vaart te hebben geminderd gaf de verdachte weer gas en de auto versnelde, waarna [slachtoffer01] met voor- en achterwiel werd overreden over zijn onderbuik/bekken en daarna over zijn benen. De verdachte is vervolgens doorgereden. [slachtoffer01] had als gevolg van het overrijden een wond aan zijn onderbuik en een wond bij zijn lies, waaraan hij geopereerd moest worden. Ook waren zijn kleren en zijn fiets stuk. Als gevolg van de aanrijding heeft [slachtoffer02] een gekneusde pols en schade aan zijn fiets opgelopen. Het achterwiel van zijn fiets en het frame zijn vernield. Ook [slachtoffer04] en [slachtoffer03] hadden schade aan het achterwiel van hun fietsen.
Ten aanzien van [slachtoffer01] (feit 1)
Het hof acht niet bewezen dat de verdachte ‘vol’ opzet op de dood van [slachtoffer01] heeft gehad. Het hof acht, gelet op voormelde gang van zaken, wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte door te handelen zoals zij heeft gedaan bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer01] daardoor zou komen te overlijden en daarmee dat de verdachte het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer01] heeft gehad.
Het hof is dus van oordeel dat de verdachte de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag heeft begaan.
Ten aanzien van [slachtoffer02] , [slachtoffer03] en [slachtoffer04] (feit 2)
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat ook wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag van [slachtoffer02] , [slachtoffer04] en [slachtoffer03] .
Het hof komt tot een ander oordeel en overweegt daartoe als volgt.
Anders dan in het geval van [slachtoffer01] zijn [slachtoffer02] , [slachtoffer03] en [slachtoffer04] niet overreden of geraakt door de auto van de verdachte, hun fietsen zijn dat (deels) wel. Uit het dossier blijkt verder niet met welke snelheid de auto van de verdachte de fietsen van [slachtoffer02] , [slachtoffer04] en [slachtoffer03] heeft geraakt. Daarnaast is de concrete positie van de fietsen van deze personen ten opzichte van de auto op het moment van de aanrijding onbekend. Gelet daarop kan het hof weliswaar vaststellen dat de verdachte op de genoemde personen is ingereden maar niet dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat zij door de gedragingen van de verdachte zouden komen te overlijden. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van de onder 2 primair impliciet primair tenlastegelegde pogingen tot doodslag.
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden omtrent [slachtoffer02] , [slachtoffer03] en [slachtoffer04] is het hof wel van oordeel dat de verdachte met voorwaardelijk opzet heeft gepoogd hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, zodat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de onder 2 primair impliciet subsidiair tenlastegelegde pogingen tot zware mishandeling heeft begaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair impliciet subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
primair
zij op 1 augustus 2022 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een personenauto op het fietspad is gaan rijden en blijven rijden en vervolgens gas heeft gegeven en [slachtoffer01] (die zich op het fietspad bevond) heeft aangereden en over [slachtoffer01] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
primair
zij op 1 augustus 2022 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer02] en [slachtoffer03] en [slachtoffer04] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een personenauto op het fietspad is gaan rijden en blijven rijden en vervolgens gas heeft gegeven en op de genoemde slachtoffers (die zich op het fietspad bevonden) is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Amsterdam op de Odebrug op 1 augustus 2022 de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer01] , [slachtoffer02] , [slachtoffer03] en [slachtoffer04] ) letsel en/of schade was toegebracht.
Hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 primair impliciet subsidiair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Het hof heeft met het oog op de vraag of de verdachte strafbaar is ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde onder meer gekeken naar de volgende rapportages die zijn opgemaakt over de persoon van de verdachte:
  • een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 13 december 2022, opgesteld door psycholoog mr. drs. [psycholoog01] ;
  • een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 8 december 2022, opgesteld door [arts01] , arts in opleiding tot medisch specialist (psychiatrie), onder supervisie van psychiater [psychiater01] .
Met instemming van de advocaat-generaal en de verdachte maakt het hof gebruik van deze rapportages die eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting in hoger beroep zijn gedagtekend.
De rapportage van de psycholoog houdt onder meer het volgende in:
Bij de verdachte lijkt ten tijde van het ten laste gelegde sprake te zijn geweest van een borderline
persoonlijkheidsstoornis, een depressieve stoornis en een lichte stoornis in het gebruik van alcohol. De verdachte kan zich niets herinneren van het ten laste gelegde. De verdachte was na het ten laste gelegde verward. Zij leed aan waandenkbeelden en had geen realiteitszin. Het is aannemelijk dat er sprake is geweest van realiteitsverstoringen en gelet op het feit dat deze na het toedienen van medicatie (antipsychoticum) snel waren verdwenen en deze na afbouw van dit medicijn ook niet meer terugkwamen, pleit voor een dissociatief beeld. In ieder geval is sprake geweest van realiteitsverstoringen, die gepaard zijn gegaan met oordeels- en kritiekstoornissen. Zij heeft als gevolg van deze problematiek niet adequaat kunnen handelen en zij heeft zaken niet goed kunnen inschatten. De verdachte moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het ten laste gelegde in te kunnen zien, maar zij kan als gevolg van deze psychische problematiek niet in staat worden geacht om haar wil overeenkomstig voornoemd inzicht in vrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, de verdachte in het geheel niet toe te rekenen.
De rapportage van de psychiaters houdt onder meer het volgende in:
De verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met cluster B (borderline, instabiele narcistische) trekken en stoornis in gebruik van in ieder geval alcohol. Ten tijde van het ten laste gelegde was er sprake van een acute stressreactie met dissociatieve kenmerken, waardoor zij haar gedrag niet in vrijheid kon bepalen. Geadviseerd wordt de verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet toe te rekenen.
Het hof neemt de voornoemde conclusies en adviezen van de deskundigen, net zoals de advocaat-generaal en de raadsvrouw, over. Dit betekent dat de bewezenverklaarde feiten de verdachte niet zijn toe te rekenen en dat zij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Oplegging van maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde maatregelen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, met dien verstande dat de voorwaarden bij de TBS dienen te worden aangepast in verband met de nadien gewijzigde omstandigheden en voorwaarden. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS wordt bevolen.
De raadsvrouw heeft verzocht dat de verdachte een behandeling of een langdurige klinische opname wordt opgelegd als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan onder meer blijkt uit de over haar opgemaakte, hiervoor genoemde, psychologische- en psychiatrische rapportage.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van een fietser en pogingen tot zware mishandeling van drie andere fietsers door met een auto op hen in te rijden. De verdachte reed daarbij op het fietspad terwijl de fietsers voor een rood stoplicht op het fietspad stonden te wachten. Eén van de fietsers is door de auto van de verdachte meegesleurd en is vervolgens, toen hij voor de auto op de grond terecht was gekomen, door de verdachte met de voor- en achterwielen van de auto overreden, als gevolg waarvan hij ernstig letsel heeft opgelopen. Hij is naar het ziekenhuis overgebracht en geopereerd. De fietsen van de andere slachtoffers zijn door de auto van de verdachte geraakt en zijn als gevolg daarvan beschadigd. Eén van de slachtoffers heeft daarnaast een gekneusde hand opgelopen. Naast dat deze gebeurtenis dus (ernstig) letsel voor een tweetal fietsers heeft veroorzaakt, blijkt uit de diverse verklaringen, waaronder de ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep voorgedragen slachtofferverklaringen, dat deze gebeurtenis voor de slachtoffers en de getuigen daarvan ook zeer beangstigend is geweest. Meerdere betrokkenen waren na afloop in shock van wat ze gezien hadden. Diverse getuigen hebben verklaard dat het leek alsof er een aanslag werd gepleegd. De slachtoffers mogen van geluk spreken dat zij niet door de aanrijding zijn overleden of zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Nu zoals hiervoor overwogen de bewezenverklaarde feiten de verdachte niet kunnen worden toegerekend zal het hof niet toekomen aan een strafoplegging. Een door de raadsvrouw bepleite ambulante behandeling of langdurige klinische opname als onderdeel van een (deels) voorwaardelijke straf behoort reeds daarom niet tot de mogelijkheden.
TBS met voorwaarden
Uit eerdergenoemde Pro Justitia rapportages blijkt, zoals hiervoor overwogen, dat bij de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een borderline persoonlijkheidsstoornis, een depressieve stoornis en een (lichte) stoornis in het gebruik van alcohol.
Het hof stelt op grond hiervan vast dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het hof stelt voorts vast dat de onder 1 primair en 2 primair impliciet subsidiair bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat aan de verdachte TBS met voorwaarden wordt opgelegd. Daartoe overweegt het hof het volgende.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt door zowel de psycholoog als de psychiaters een behandeling geadviseerd. De verdachte is bekend met (periodes van) psychische klachten en problematisch middelengebruik (alcohol). In de periode voorafgaand aan het delict was er sprake van fors toegenomen stress bij betrokkene, onder andere wegens de echtscheiding, zorgen om de omgangsregeling met haar kinderen, werkdruk en financiële problemen. Als gevolg van inadequate stress coping – een aspect van haar persoonlijkheidsstoornis – is de verdachte vervolgens gedecompenseerd, hetgeen een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het delict. Gevaar voor herhaling bestaat vooral in situaties dat zij decompenseert als gevolg van inadequate stress coping. Ten gevolge van de persoonlijkheidsproblematiek ontstaan er bij te veel innerlijke onrust barsten in haar
gevoelsafweer, schiet haar emotionele draagkracht tekort en kunnen er, zoals tijdens het bewezenverklaarde is gebeurd, realiteitsverstoringen in de vorm van dissociatie ontstaan.
De verdachte moet behandeld worden voor haar persoonlijkheidsstoornis, stressgevoeligheid en voor haar neiging tot problematisch gebruik van alcohol en andere middelen. De psycholoog heeft in haar onderzoek geconcludeerd dat de verdachte een sterke gevoelsafweer heeft en dat sprake is van beperkt ziekteinzicht en -besef.
Beide gedragsdeskundigen hebben geadviseerd behandeling op te leggen binnen het kader van een TBS met voorwaarden. Deze maatregel vormt, naar het oordeel van de psycholoog, een forse externe motivatie voor de verdachte. Daarbij is geadviseerd dat de behandeling zich aanvankelijk dient te richten op de gebrekkige copingmethoden en het middelengebruik. Bij voorkeur geschiedt de behandeling ambulant in een forensische psychiatrische kliniek, zoals Inforsa. Wanneer een intensievere vorm van hulpverlening nodig zou blijken, zou opgeschaald kunnen worden naar een klinische setting.
Sinds juni 2023 is de verdachte in het kader van de in eerste aanleg opgelegde en dadelijk uitvoerbaar verklaarde TBS met voorwaarden onder behandeling bij de Forensische Ambulante Zorg van Inforsa in [plaats01] . De behandeling verliep vanaf het begin moeizaam. Gedurende de gesprekken met de reclassering kwam de verdachte verward over, praatte zij onsamenhangend en deed zij zorgelijke uitspraken (verkapte bedreigingen). In juli 2023 heeft ze twee positieve uitslagen met betrekking tot GHB gehad en in augustus 2023 testte ze gedurende meerdere dagen positief op amfetamine / XTC.
De reclassering uitte in het reclasseringsrapport van 30 augustus 2023 grote zorgen over de risico’s op recidive. Het algemeen en gewelddadig risico werd ingeschat als gemiddeld tot hoog. Dit gezien de geconstateerde persoonlijkheidsstoornis (die chronisch van aard is) en de (recidiverende) stoornis in middelengebruik. Ook werd gezien dat veel toegenomen stressfactoren bij de verdachte aanwezig waren en dat er onverminderd sprake was van een gebrekkige coping en een beperkt zelfinzicht.
Op 7 september 2023 werd de verdachte middels een crisisopname geplaatst bij [detentieadres02] voor detoxificatie om vervolgens op 11 september 2023 te worden opgenomen bij [detentieadres01]. Een ambulante behandeling wordt onvoldoende haalbaar geacht. De behandelaren en de reclassering zijn van mening dat een lange klinische behandeling noodzakelijk is en dat een middelenverbod opgelegd dient te worden. Naar aanleiding hiervan is op 17 november 2023 door het Openbaar Ministerie een wijziging van de voorwaarden bij de opgelegde TBS-maatregel, gericht op een langdurige klinische opname, gevorderd. Deze vordering is door de rechtbank op 5 december 2023 toegewezen.
Inmiddels is enige verbetering te zien, waaruit het hof concludeert dat de verdachte baat heeft bij een klinische opname. In de brief van GZ-psycholoog [psycholoog02] van 4 december 2023 staat vermeld dat de verdachte steeds meer in staat is te reflecteren op gedrag. De verdachte geeft ook aan tijdens de opname meer rust te hebben gevonden. Zij is zaken op een andere manier gaan bekijken, is beter in staat zichzelf te verwoorden en heeft meer zicht op haar kritieke punten en punten waar ze hulp bij nodig heeft. Wel wordt gesteld dat sprake is van enige weerstand bij de aangeboden interventies. De verdachte houdt medicatie af, ook als wordt gepoogd naar alternatieven te kijken. Daarnaast benoemt de verdachte blijkens de e-mail van de reclassering van 12 december 2023 tijdens gesprekken over het algemeen dat zij naar buiten wil omdat zij haar kinderen wil zien, haar woning moet schoonmaken en bezig is met de re-integratie van haar baan, in plaats van zich te richten op de behandeling in de kliniek. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte te kennen gegeven inmiddels achter de langdurige opname te staan en zich te willen focussen op haar behandeling.
Hoewel er dus enige vooruitgang te zien is en de verdachte inmiddels achter een langdurige klinische opname zegt te staan, is deze positieve ontwikkeling nog zeer pril, terwijl zij eerder langdurig grote weerstand tegen de behandeling heeft laten zien en er recent nog een terugval in drugsgebruik is geweest. Bovendien blijven de risico’s op een terugval (met alle risico’s op recidive van dien) ongewijzigd (gemiddeld tot) hoog omdat de verdachte nog niet heeft kunnen werken aan haar (bestendige) herstel (het reduceren van stress, medicatie-inname en ziekte-inzicht). Dit brengt het hof tot de conclusie dat de door alle betrokkenen noodzakelijk geachte (klinische) behandeling, vanuit het oogpunt van de bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, noodzakelijkwijs in het kader van een TBS met voorwaarden moet plaatsvinden.
Bij het bepalen van de aan de TBS te koppelen voorwaarden zal het hof aansluiting zoeken bij de voorwaarden zoals deze door Reclassering Nederland in het rapport van 6 februari 2023 zijn geformuleerd en de wijziging van de voorwaarden zoals deze op 17 november 2023 door het Openbaar Ministerie is gevorderd en op 5 december 2023 door de rechtbank is toegewezen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard bereid te zijn aan de voorwaarden mee te werken.
Anders dan verzocht door de raadsvrouw zal het hof wel als voorwaarde stellen dat de verdachte niet zonder toestemming van de reclassering naar het buitenland zal gaan.
Ongemaximeerde tbs-maatregel
De rechtbank kan, op vordering van het Openbaar Ministerie, bevelen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd indien de voorwaarden niet worden nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist. De onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde feiten zijn misdrijven die gericht zijn tegen dan wel gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de termijn van een eventuele TBS met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Zoals hiervoor overwogen is het algemeen en gewelddadig risico ingeschat als gemiddeld tot hoog. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de recente terugval in drugsgebruik en het verhoogde recidiverisico in geval de verdachte niet wordt behandeld, is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden bevelen, op de voet van artikel 38, zesde lid, Sr.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel
Het hof acht het anders dan de advocaat-generaal niet nodig dat naast of aansluitend aan de TBS met voorwaarden de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr wordt opgelegd.
Conclusie
Samengevat acht het hof ten aanzien van de onder 1 primair en 2 primair impliciet subsidiair bewezenverklaarde feiten de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden passend en geboden.

In beslag genomen voorwerpen

Blijkens het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is er bij het opsporingsonderzoek een zwarte personenauto, merk Renault (chassisnummer [nummer01] , goednummer 6218422), in beslag genomen en nog niet aan de verdachte teruggegeven.
Het hof overweegt dat de auto onder de verdachte in beslag is genomen en neemt aan dat deze aan de verdachte toebehoort. Daarom zal het hof – in overeenstemming met het standpunt van de advocaat-generaal en de raadsvrouw en zoals door de rechtbank in eerste aanleg is besloten – de teruggave van die auto aan de verdachte gelasten.

De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer01] en [slachtoffer02]

De benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vorderingen zijn bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen. De benadeelde partijen hebben beiden ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven hun vorderingen, in verband met uitbetalingen door de verzekering, in te trekken.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de vorderingen in hoger beroep niet meer aan de orde zijn en het hof daarover niets meer heeft te beslissen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 38, 38a, 45, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair impliciet subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair impliciet subsidiair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, waarbij als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt
en stelt daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
Geen strafbaar feit plegen
De verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
Meewerken aan reclasseringstoezicht
De verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- de verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- de verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- de verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- de verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
- de verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- de verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- de verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
Niet naar het buitenland
De verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
Opname in een zorginstelling
Betrokkene laat zich opnemen in forensisch psychiatrische afdeling (FPA) / forensisch psychiatrisch kliniek (FPK) / forensisch psychiatrisch centrum (FPC) of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene daaraan mee.
Ambulante behandeling
De verdachte laat zich behandelen door een forensische instelling voor ambulante (verslavings)zorg, zoals Inforsa, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Meewerken aan time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en de verdachte daarmee instemt, kan zij voor een timeout worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar. Indien de verdachte niet instemt met een crisisopname, biedt artikel 6:6:10a van het Wetboek van Strafvordering een wettelijke grondslag voor het indien nodig aanvullend opleggen van de voorwaarde van een crisisopname in een FPC of andere instelling door de rechter.
Alcoholverbod
De verdachte dient zich op het gebied van alcoholgebruik te houden aan de aanwijzingen en richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. De controle op naleving van deze voorwaarde zal ondersteund worden door middel van urineonderzoek en/of blaastesten of anderszins. De verdachte dient daaraan haar volledige medewerking te verlenen. Een terugval in middelengebruik zal niet gelijk leiden tot sanctionering maar eerst tot interventie(s).
Drugsverbod
Betrokkene gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Dagbesteding
De verdachte streeft naar het verkrijgen en behouden van een structurele en controleerbare dagbesteding. De verdachte zal niet zonder overleg en toestemming van de reclassering van dagbesteding veranderen.
Financiën
De verdachte geeft inzicht in haar financiën en indien noodzakelijk werkt zij mee aan een financieel begeleidingstraject.
Wonen
Indien noodzakelijk werkt de verdachte mee aan ambulante woonbegeleiding of wonen in een (F)RIBW. zolang dit door de reclassering nodig wordt geacht.
Netwerk
De verdachte geeft openheid over haar sociale netwerk aan de reclassering. De verdachte geeft indien de reclassering dit nodig acht toestemming om contact met hen op te nemen.
Geeft de reclassering opdracht aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Beveelt dat de opgelegde maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Gelast de teruggave aan verdachte van een zwarte personenauto, merk Renault, chassisnummer [nummer01] , goednummer 6218422.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M. Jeltes, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 januari 2024.
=========================================================================
[…]