In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige over het gezamenlijk gezag en de zorgregeling. De vader, verzoeker in principaal hoger beroep, en de moeder, verzoekster in incidenteel hoger beroep, zijn beiden vertegenwoordigd door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken als belanghebbende en heeft een rapport uitgebracht waarin wordt geadviseerd om het verzoek van de vader voor gezamenlijk gezag toe te wijzen, mits er adequate hulpverlening wordt ingezet. Het hof heeft eerder op 14 juni 2022 een beschikking gegeven en houdt de zaak pro forma aan om de ouders de gelegenheid te geven toestemming te verlenen voor verwijzing naar het Uniform Hulpaanbod. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 december 2023 zijn de zorgen van beide ouders over de minderjarige besproken, evenals de noodzaak van hulpverlening en communicatie tussen de ouders. Het hof heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden en de ouders te verzoeken om binnen twee weken te reageren op de voorgestelde verwijzing naar hulpverlening. De zaak is pro forma aangehouden tot 7 april 2024.