Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
het gevolg is van het handelen van de advocaat. Hij meent dat de advocaat in de uitvoering van de opdrachtovereenkomst wanprestatie heeft gepleegd en zodoende aansprakelijk is voor de door client geleden schade.”
een betalingsverplichting vast[te]
stellenof om
iedere andere beslissing[te nemen]
die zij redelijk en billijk acht ter beëindiging van het geschil.
grieven I t/m VIIIreeds wegens de vastgestelde schending van hoor en wederhoor niet slagen, dan wel bij gebrek aan belang onbesproken kunnen blijven. De vernietiging van de uitspraak van de Geschillencommissie houdt in hoger beroep dus stand. Dat geldt voor de in
grief IXbedoelde afwijzing van de - in recnventie - gevorderde titel ter executie van die uitspraak dus ook.
Grief Xheeft evenmin succes reeds omdat [appellant 1] zijn vordering op [geïntimeerde 1] in dit geding niet heeft toegelicht en onderbouwd, zodat een vervangingsbeslissing op de voet van artikel 7:904 lid 2 BW niet tot toewijzing alsnog van zijn vordering kan leiden. Daarbij wordt erop gewezen dat - anders dan [appellant 1] kennelijk meent - de rechter niet louter beslist naar redelijkheid en billijkheid, maar naar de regelen van het recht. De laatste
grief XIkeert zich tegen zijn kostenveroordeling in eerste aanleg. Zij mist een zelfstandige toelichting en deelt het lot van de eerdere grieven nu [appellant 1] bij deze uitkomst in eerste aanleg terecht in de kosten is veroordeeld.