ECLI:NL:GHAMS:2024:685
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incident tot voeging ex artikel 217 Rv in hoger beroep tussen Raiffeisen Bank International AG en Cotoland DOO Sabac
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een incident tot voeging ex artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eiseres in het incident, Raiffeisen Bank International AG, heeft verzocht zich te voegen aan de zijde van RI Eastern European Finance B.V. (RIEEF) in een hoger beroep dat door Cotoland DOO Sabac was ingesteld. Cotoland had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin haar vorderingen tegen RIEEF waren afgewezen. RIEEF was in eerste aanleg niet verschenen en had ook in hoger beroep verstek laten verlenen. Raiffeisen, die als gevoegde partij aan de zijde van RIEEF optrad, stelde dat zij belang had bij voeging omdat de uitkomst van de procedure nadelige gevolgen voor haar kon hebben. Cotoland voerde aan dat Raiffeisen niet in plaats van RIEEF kon optreden, maar het hof oordeelde dat Raiffeisen wel degelijk belang had bij voeging. Het hof heeft de incidentele vordering van Raiffeisen tot voeging toegewezen en bepaald dat de zaak naar de rol van 30 april 2024 wordt verwezen voor memorie van grieven door Cotoland. De beslissing over de proceskosten van het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.