ECLI:NL:GHAMS:2024:673

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
23-001043-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 20 april 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op 26 november 2020 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het geven van een kopstoot en het slaan in het gezicht. Tijdens de zitting in hoger beroep op 4 maart 2024 heeft het hof de verklaringen van de aangeefster, die kort na het voorval aangaf door de verdachte te zijn geslagen, als betrouwbaar beoordeeld. Het hof oordeelde dat het letsel van de aangeefster, waaronder een blauw oog en een opgezwollen mond, niet overeenkwam met de verklaring van de verdachte dat hij haar slechts met de achterkant van zijn hand had geslagen. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als mishandeling gekwalificeerd. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 750,00 en 15 dagen hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling. Het hof heeft geen contactverbod opgelegd, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte in het buitenland woont. De beslissing is genomen met inachtneming van de straffen die gebruikelijk zijn voor soortgelijke feiten en de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure is genoteerd, maar leidde niet tot een lagere straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001043-21
datum uitspraak: 18 maart 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 april 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-302336-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 november 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal,
- een kopstoot te geven en/of
- tegen het hoofd/in het gezicht te slaan/stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft – samengevat – betoogd dat de verklaringen van de aangeefster onvoldoende betrouwbaar zijn om als bewijsmiddel te worden gebruikt. Het hof gaat niet mee in dit betoog nu de kort na het voorval afgelegde verklaring van de aangeefster – te weten dat zij door de verdachte met een vuist in haar gezicht is geslagen - wordt ondersteund door de constateringen van de verhorend verbalisant van het letsel van de aangeefster (blauw oog en opgezwollen mond). Dit letsel past naar het oordeel van het hof niet bij hetgeen de verdachte hierover heeft verklaard, te weten dat hij de aangeefster eenmaal met de achterkant van zijn hand heeft geslagen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 november 2020 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] in het gezicht te stompen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.750,00 en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van twee jaren. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer aan de verdachte op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer in het gezicht te stompen. Hij heeft daardoor inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en bij haar pijn en letsel veroorzaakt. Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 februari 2024 is de verdachte niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor mishandelingen met lichamelijk letsel tot gevolg als oriëntatiepunt een geldboete ter hoogte van € 750,00 genoemd.
Het hof constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden, maar dat de hoogte van de op te leggen straf zich niet voor matiging leent. Het hof volstaat dus met de enkele constatering van de termijnoverschrijding.
Het hof zal geen contactverbod opleggen aan de verdachte gelet op de verstreken tijd, de omstandigheid dat de verdachte in het buitenland woont en de verdachte en het slachtoffer geen recent contact meer hebben gehad.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen – Zwijnenburg, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Harmsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 maart 2024.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.