ECLI:NL:GHAMS:2024:672
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.F.J.M. de Werd
- A.M. Koolen – Zwijnenburg
- R. van der Heijden
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijspraak in verkeersongeval met betrekking tot artikel 6 en 5 Wegenverkeerswet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 augustus 2022. De zaak betreft een verkeersongeval waarbij de verdachte werd vrijgesproken van schuld aan het ongeval op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak en vorderde een veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 4 maart 2024 heeft het hof de argumenten van zowel het openbaar ministerie als de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank in haar vonnis niet onjuist heeft geoordeeld en dat er onvoldoende bewijs is voor schuld in de zin van artikel 6 WVW. De kern van het verwijt was dat de verdachte bij het afslaan geen voorrang heeft verleend aan een tegemoetkomende fietser. Het hof concludeert dat er geen voldoende bewijs is dat de verdachte een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid heeft getoond.
Het hof heeft de motivering van de rechtbank met betrekking tot de vrijspraak van feit 1 primair vervangen, maar heeft het vonnis van de rechtbank in stand gehouden. De beslissing van het hof bevestigt dat er onvoldoende omstandigheden zijn die een schuldverwijt aan de verdachte rechtvaardigen. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is niet mede ondertekend door de oudste raadsheer.