ECLI:NL:GHAMS:2024:661

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
200.331.194/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over ontslag van bewindvoerder en benoeming opvolgend bewindvoerder in het kader van onderbewindstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontslag van de zus van de rechthebbende als bewindvoerder. De zus was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, die haar had ontslagen als bewindvoerder en Bewindvoering [plaats B ] had benoemd als opvolgend bewindvoerder. De zus stelde dat er geen gewichtige redenen waren voor haar ontslag en dat zij de belangen van de rechthebbende altijd had behartigd. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat de zus niet goed had gehandeld in haar rol als bewindvoerder. Het hof oordeelde dat er geen gewichtige redenen waren voor het ontslag van de zus en heeft de bestreden beschikking vernietigd. De zus is met ingang van 1 maart 2024 opnieuw benoemd als bewindvoerder, terwijl Bewindvoering [plaats B ] ontslag is verleend. Het hof heeft ook de procedurele stappen uiteengezet die de opvolgend bewindvoerder moet volgen, waaronder het indienen van een eindrekening en -verantwoording.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.331.194/01
zaak- / rekestnummer rechtbank: 10237214 BM VERZ 22-2977 KL
beschikking van de meervoudige kamer van 20 februari 2024 in de zaak van
[de zus] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de zus,
advocaat: mr. D. Knecht te Leusden.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [rechthebbende] (de rechthebbende, verder ook te noemen: [rechthebbende] ), advocaat: mr. J.H. Prins te Den Helder;
- [X] h.o.d.n. Bewindvoering [plaats B ] , in hoedanigheid van bewindvoerder van [rechthebbende] (verder te noemen: Bewindvoering [plaats B ] ), advocaat: mr. J.H. Prins te Den Helder;
- [Y] (hierna te noemen: [Y] );
- [de ouders] , de ouders van [rechthebbende] (verder te noemen: de ouders);
- [zus ] , zus van [rechthebbende] (verder te noemen: [zus ] ).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (verder te noemen: de kantonrechter), van 22 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De zus is op 21 augustus 2023 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 22 mei 2023.
2.2
Op 3 oktober 2023 is namens [rechthebbende] door Bewindvoering [plaats B ] , vertegenwoordigd door de advocaat, een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn verder ingekomen:
- een bericht van de zijde van de zus van 11 september 2023 met als bijlage het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg (productie 8);
- een bericht van de zijde van de zus van 28 november 2023 met bijlage (productie 14).
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 13 december 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de zus, bijgestaan door haar advocaat;
- [X] h.o.d.n. Bewindvoering [plaats B ] , bijgestaan door de advocaat;
- [Y] ;
- de ouders;
- [zus ] .
2.5
Het hof heeft, na overleg met en op advies van het hierna vermelde [woonhuis] op [plaats B ] , beslist om [rechthebbende] niet op de mondelinge behandeling persoonlijk te horen en evenmin voorafgaand aan dan wel na afloop van de mondelinge behandeling buiten de aanwezigheid van anderen. Dit zou volgens de begeleiders van [rechthebbende] namelijk te belastend voor hem zijn.

3.De feiten

3.1
[rechthebbende] is geboren [in] 1981.
3.2
[rechthebbende] heeft het syndroom van Down. Hij verblijft sinds september 2010 in een woonhuis van het [woonhuis] op [plaats B ] .
3.3
Bij beschikking van 31 maart 2021 is over de (toekomstige) goederen die [rechthebbende] toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De zus en [Y] zijn daarbij tot bewindvoerders benoemd. [Y] is de echtgenoot van de nicht van de moeder van [rechthebbende] .
Voorafgaand aan de instelling van het bewind hebben de ouders de vermogensrechtelijke belangen van [rechthebbende] behartigd.
3.4
Ten behoeve van [rechthebbende] is een mentorschap ingesteld. De vader en [zus ] zijn benoemd tot mentoren over [rechthebbende] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter – voor zover hier van belang – met ingang van twee weken na de datum van die beschikking [Y] en de zus ontslagen als bewindvoerders en gelijktijdig Bewindvoering [plaats B ] tot bewindvoerder benoemd.
4.2
De zus verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking voor zover het betreft haar ontslag en de benoeming van Bewindvoering [plaats B ] als opvolgend bewindvoerder, en opnieuw rechtdoende:
- primair: per de datum van het beroepschrift Bewindvoering [plaats B ] als bewindvoerder van [rechthebbende] te ontslaan en de zus als bewindvoerder van [rechthebbende] te benoemen;
- subsidiair: per de datum van het beroepschrift Bewindvoering [plaats B ] als bewindvoerder van [rechthebbende] te ontslaan en [zus ] als bewindvoerder van [rechthebbende] te benoemen,
althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3
Bewindvoering [plaats B ] verzoekt namens [rechthebbende] het hoger beroep van de zus niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan aan de bewindvoerder door de rechter ontslag worden verleend met ingang van een door deze te bepalen dag, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om (ambtshalve) ontslag aan de zus te verlenen.
5.2
De zus stelt dat de kantonrechter haar ten onrechte heeft ontslagen uit haar taken als bewindvoerder. Zij voert daartoe aan dat er geen sprake is van gewichtige redenen voor haar ontslag. De kantonrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat de zus tijdens het bewind niet alleen de vermogensrechtelijke belangen van [rechthebbende] heeft behartigd, maar ook die van haar ouders in haar beslissingen heeft meegenomen. Tussen [Y] en de zus is een discussie ontstaan over de notariskosten die verband houden met de oprichting van de vereniging [XX] , welke vereniging als doel heeft de mantelzorg voor [rechthebbende] onafhankelijk van de ouders te continueren. De kantonrechter gaat er ten onrechte aan voorbij dat ten aanzien van de notariskosten van tevoren professioneel advies is ingewonnen. Ook is tussen [Y] en de zus onenigheid ontstaan over de betaling van de kosten die zijn verbonden aan de huur van een campingstandplaats en een strandhuisje. De kantonrechter is ten onrechte eraan voorbijgegaan dat deze kosten in het kader van de ten overstaan van de kantonrechter af te leggen rekening en verantwoording hadden kunnen worden besproken. De zus heeft de belangen van [rechthebbende] altijd vooropgesteld.
5.3
De bewindvoerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de kantonrechter de zus terecht als bewindvoerder heeft ontslagen. In de bestreden beschikking is terecht overwogen dat de notariskosten en de kosten voor het huren van een campingplaats en een strandhuisje niet dan wel niet geheel ten laste van het vermogen van [rechthebbende] hadden mogen worden gebracht. Ten aanzien van de notariskosten wordt aangevoerd dat de doelomschrijving van voormelde vereniging blijkens de statuten niet specifiek is gericht op de mantelzorg voor [rechthebbende] , maar voor alle leden van de vereniging. De kosten van de campingstandplaats dienen niet voor rekening van [rechthebbende] te komen. Als dat zo zou zijn, zou iedere uitgaven om [rechthebbende] te bezoeken ten laste van hem kunnen worden gebracht. Nu naast [rechthebbende] alle kleinkinderen van het strandhuisje gebruik maken, kan niet worden gezegd dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat deze kosten niet geheel door [rechthebbende] gedragen dienen te worden. De zus was onvoldoende in staat om de hiervoor genoemde, door de ouders geïnitieerde, uitgaven te beoordelen. De ontstane meningsverschillen tussen de zus en [Y] over de uitgaven ten laste van [rechthebbende] vormen een gewichtige reden om hen beiden als bewindvoerder te ontslaan.
5.4
Het hof overweegt als volgt. Naar het oordeel van het hof is uit de stukken in het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat de zus in de uitoefening van haar taak als bewindvoerder is tekortgeschoten, dan wel dat de belangen van [rechthebbende] niet goed door haar zijn behartigd. Hiertoe is het volgende van belang.
5.5
De ouders van [rechthebbende] hebben bij notariële akte van 14 september 2022 een vereniging opgericht, die de naam “Vereniging [XX] ” draagt. De vereniging heeft blijkens artikel 2 van de statuten als doel “
het bevorderen en continueren van goede zorg, aandacht voor wonen, werk, financiën en vrijetijdsinvulling voor- alsmede de maatschappelijke en geestelijke ontwikkeling van haar leden.” De vereniging tracht haar doel te verwezenlijken op de in artikel 2 van de statuten vermelde wijze en is blijkens dit artikel gericht op de zorg voor de Bijzondere leden van de vereniging. [rechthebbende] is blijkens het ledenregister Bijzonder lid. Aan de oprichting van deze vereniging zijn notariskosten verbonden. Voorafgaand aan het voldoen van de notariskosten is bij Financieel Adviesbureau [X BV] . professioneel advies ingewonnen over de vraag of de kosten van de oprichting van de vereniging kunnen worden betaald van de rekening van [rechthebbende] . [Z] , als gecertificeerd financieel planner verbonden aan Financieel Adviesbureau [X BV] ., heeft deze vraag in zijn aan de vader gerichte advies van 20 oktober 2022 bevestigend beantwoord door te vermelden dat hem is gebleken dat dit in een situatie als de onderhavige gebruikelijk is. Nu er naar het oordeel van het hof geen gegronde redenen waren om aan te nemen dat het over de notariskosten gegeven advies niet juist was, kan op basis van het feit dat deze kosten ten laste van [rechthebbende] zijn gebracht niet worden geconcludeerd dat de zus haar taak als bewindvoerder niet naar behoren heeft uitgevoerd door de notariskosten volledig ten laste van [rechthebbende] te brengen. Dat de doelomschrijving van de vereniging niet specifiek is gericht op de zorg voor [rechthebbende] , maar op de zorg voor alle leden van de vereniging, maakt dit niet anders, nu blijkens het voorgaande met de oprichting van de vereniging (in overwegende mate) het belang van [rechthebbende] wordt gediend.
5.6
Ten aanzien van de kosten van de campingplaats overweegt het hof dat de huur van de campingplaats in dit geval niet los kan worden gezien van de behartiging (door de mentoren) van de niet-vermogensrechtelijke belangen van [rechthebbende] , bestaande uit het mogelijk maken van omgang en de begeleiding van [rechthebbende] bij de omgang met zijn familieleden. Voordat de ouders, net als [rechthebbende] , op [plaats B ] gingen wonen, woonden zij in [plaats C] . Om ervoor te zorgen dat zij meer contact met [rechthebbende] konden hebben, hebben de ouders een wintercampingplaats op [plaats B ] gehuurd, waarvan de kosten in 2021 € 1.247,80 op jaarbasis bedroegen. De kosten van de campingplaats zijn de afgelopen jaren bij helfte verdeeld tussen de ouders en [rechthebbende] . Sinds de ouders naar [plaats B ] zijn verhuisd en [rechthebbende] ook bij hen thuis kan logeren nemen zij de kosten voor de campingplaats volledig voor hun rekening. De huur van de campingplaats dient ertoe de omgang van [rechthebbende] met familieleden te faciliteren, terwijl de kosten niet als buitensporig zijn aan te merken, zodat het hof het niet onbegrijpelijk acht dat deze kosten deels ten laste van [rechthebbende] zijn gebracht.
5.7
Verder staat vast dat jaarlijks een strandhuisje op [plaats B ] wordt gehuurd, waar zoals ter zitting in hoger beroep is gebleken, in de periode van april tot september, mede afhankelijk van het weer, regelmatig met [rechthebbende] gebruik van wordt gemaakt. De kosten van dit huisje bedroegen in 2022 € 535,- per jaar. [rechthebbende] heeft de kosten van dit huisje in de periode voorafgaand aan de bestreden beschikking gebruikelijk betaald. Ook voor de huur van het strandhuisje geldt dat hiermee de omgang tussen [rechthebbende] en zijn familieleden wordt gefaciliteerd. Gesteld noch gebleken is dat de ouders het strandhuisje ook voor andere doeleinden hebben gebruikt. De kosten kunnen naar het oordeel van het hof niet als buitensporig worden aangemerkt, zodat ook op dit punt niet kan worden geconcludeerd dat de zus de belangen van [rechthebbende] niet goed heeft behartigd door de kosten ten laste van [rechthebbende] te brengen.
5.8
Bij het voorgaande neemt het hof de gezonde en stabiele financiële situatie van [rechthebbende] in aanmerking. Hij heeft geen schulden en hij beschikt zelfs over spaargeld dat jaarlijks toeneemt. De financiële situatie van [rechthebbende] vormde derhalve geen beletsel om de notariskosten en de kosten verbonden aan de campingplaats en het strandhuisje (deels) ten laste van [rechthebbende] te brengen.
5.9
De zus en [Y] zijn bij beschikking van 31 maart 2021 benoemd tot bewindvoerders over [rechthebbende] . De door hen ingediende rekening en verantwoording over de periode van 31 maart tot en met 31 december 2021, waarin bedoelde kosten van het strandhuisje en de campingplaats zijn opgenomen, zoals [de zus] onweersproken heeft gesteld, heeft de kantonrechter geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen, zoals blijkt uit de brief van de kantonrechter aan de zus van 31 mei 2022. Uit die brief blijkt dat de rekening en verantwoording over het jaar 2022 voor 1 mei 2023 dient te worden ingediend. Ten tijde van de op 22 mei 2023 gegeven bestreden beschikking was de rekening en verantwoording over het jaar 2022 al ingediend, maar had de kantonrechter deze, zoals de zus onweersproken heeft gesteld, nog niet beoordeeld. De zus mocht er derhalve op basis van voormelde brief van de kantonrechter van 31 mei 2022 van uitgaan dat de betreffende kosten wederom (deels) ten laste van [rechthebbende] konden worden gebracht. Het hof is van oordeel dat de zus terecht heeft aangevoerd dat de kosten en de verdeling daarvan in het kader van de rekening en verantwoording hadden kunnen worden besproken. Zoals de zus in haar beroepschrift heeft aangegeven, zou zij - indien de kantonrechter dit noodzakelijk zou hebben geacht - de (verdeling van de) kosten hebben aangepast.
5.1
Op grond van al het bovenstaande is het hof van oordeel dat geen sprake is van gewichtige redenen voor (ambtshalve) ontslag van de zus als bewindvoerder, zoals bedoeld in artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking vernietigen, voor zover de zus als bewindvoerder is ontslagen en Bewindvoering [plaats B ] tot bewindvoerder is benoemd en, opnieuw beschikkende, met ingang van 1 maart 2024 aan Bewindvoering [plaats B ] ontslag verlenen als bewindvoerder over de goederen van [rechthebbende] en met ingang van laatstgenoemde datum de zus [naam ] tot opvolgend bewindvoerder benoemen.
5.11
Het hof constateert dat [Y] geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de bestreden beschikking, zodat de beslissing van de kantonrechter om [Y] als bewindvoerder te ontslaan onherroepelijk is geworden. Ook deze omstandigheid staat aan een goede behartiging van de vermogensrechtelijke belangen van [rechthebbende] door (alleen) de zus derhalve niet (langer) in de weg.
5.12
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 22 mei 2023, voor zover [de zus] als bewindvoerder is ontslagen en Bewindvoering [plaats B ] tot bewindvoerder is benoemd;
en opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van 1 maart 2024 aan Bewindvoering [plaats B ] ontslag als bewindvoerder over de goederen van:
[rechthebbende] , geboren te [plaats D] [in] 1981;
benoemt met ingang van 1 maart 2024 [de zus] , geboren te [plaats D] [in] 1982, tot opvolgend bewindvoerder;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en de opvolgend bewindvoerder en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, overlegt;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar;
stelt de jaarlijkse beloning van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 1 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Troost, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 20 februari 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.