ECLI:NL:GHAMS:2024:659

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
200.332.093/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling en hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van de ouders, die in 2012 zijn gehuwd en recentelijk zijn gescheiden. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft zijn verzoeken met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen en het huurrecht van de echtelijke woning ingetrokken, waardoor het hof hem niet-ontvankelijk verklaarde in deze onderdelen van het hoger beroep. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2023 hebben beide ouders grotendeels overeenstemming bereikt over de zorgregeling, waarbij de kinderen om de week van donderdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijven. Het hof heeft de zorgregeling vastgesteld en benadrukt dat verdere uitbreiding van de zorgregeling afhankelijk is van de verbetering van de woonsituatie van de vader. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ondersteuning geboden en het hof heeft de wens van de ouders om tot betere communicatie te komen onderschreven. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.332.093/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/718100 / FA RK 22-3253
Beschikking van de meervoudige kamer van 9 januari 2024 in de zaak
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.B. Chylinska te Zaandam,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.M. van Blokland te Amsterdam.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats B] .
verder te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 13 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 12 september 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 13 juni 2023.
2.2
De moeder heeft op 10 oktober 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 10 november 2023 met producties.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 20 november 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door F. Huizinga.
Voor de vader is I.J. Kaluza telefonisch opgetreden als tolk in de Poolse taal.

3.De feiten

3.1
De ouders zijn met elkaar gehuwd op 4 augustus 2012 te Lublieniec, Polen. De moeder heeft de Poolse nationaliteit en is burger van de Bondsrepubliek Duitsland. De vader heeft de Poolse nationaliteit.
3.2
De minderjarige kinderen van de ouders zijn:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2013 te [plaats B] , en
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2016 te [plaats B] ,
verder ook wel gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.3
Bij de – in zoverre niet – bestreden beschikking is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. Tevens is bepaald dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de vader:
- om de week van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
- alsmede de helft van de feest- en vakantiedagen, in onderling overleg.
De echtscheidingsbeschikking is op 22 september 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, op verzoek van de moeder, bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder zullen hebben en dat de moeder huurster zal zijn van de woning aan het adres [A-straat] te [plaats B] , met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
4.2
De vader verzoekt de bestreden beschikking deels te vernietigen, voor zover het gaat om de beslissing dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de moeder en de moeder huurster zal zijn van de echtelijke woning, en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vader en dat het huurrecht van de echtelijke woning aan de vader zal worden toegewezen.
Subsidiair verzoekt de vader, indien de beslissing van de rechtbank in stand blijft, een ruimere zorgregeling vast te stellen in die zin dat de vader twee dagen per week plus het weekend omgang heeft met de kinderen alsmede de helft van alle vakanties en feestdagen, omgang op de verjaardagen van de kinderen en hemzelf en vaderdag.
Ter zitting heeft de vader verduidelijkt dat hij verzoekt om de zorgregeling uit te breiden in die zin dat de kinderen een keer in de twee weken bij hem verblijven van donderdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur. Wanneer de woonsituatie van de vader is verbeterd, zou hij de zorgregeling verder willen uitbreiden in die zin dat de kinderen in de andere week ook twee dagen bij hem zijn. Welke dagen dit betreft zou in onderling overleg met de moeder kunnen worden vastgesteld.
Tevens verzoekt de vader de kosten tussen partijen te compenseren.
4.3
De moeder verzoekt – zo begrijpt het hof – het verzoek van de vader om de bestreden beschikking te vernietigen af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De vader heeft ter zitting in hoger beroep het verzoek ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en het huurrecht van de echtelijke woning ingetrokken. Het hof maakt hieruit op dat de vader de gronden van het hoger beroep ten aanzien van deze onderwerpen niet langer handhaaft. Dit heeft tot gevolg dat de door de vader op deze punten aangevoerde grieven niet meer kunnen worden onderzocht. Het hof zal de vader daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en het huurrecht van de echtelijke woning.
De standpunten van partijen en het advies van de raad
5.2
De vader stelt dat hij een uitgebreide zorgregeling wenst zodat hij de kinderen langer en vaker kan zien.
5.3
De moeder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij akkoord is met een uitbreiding van de zorgregeling in die zin dat de kinderen om de week van donderdag tot en met zondag bij de vader verblijven. Een verdere uitbreiding zou kunnen plaatsvinden op het moment dat de woonsituatie van de vader is verbeterd. Daarnaast vindt de moeder het belangrijk dat de ouders beter leren communiceren met elkaar over de kinderen. De moeder zou graag willen dat hier hulpverlening voor kan worden ingezet, waar beide ouders aan meewerken.
5.4
De raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat duidelijke afspraken ertoe kunnen leiden dat de rust wederkeert binnen het gezin. De ouders kunnen vervolgens samen voortbouwen op deze afspraken. Verder heeft de raad de wens van de moeder om tot betere communicatie met de vader te komen ondersteund, maar in [plaats B] zijn er helaas geen instanties die hulpverlening bieden aan Pools sprekende ouders. Ter zitting heeft de raad aangeboden uit te zoeken welke hulpverleningsinstanties passend zouden kunnen zijn voor de hulpvraag van de ouders.
De beoordeling door het hof
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
5.5.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om over het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te beslissen. Dat oordeel is juist, zodat het hof ook daarvan uitgaat. Tussen partijen is niet in geschil dat Nederlands recht van toepassing is, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
5.6
Het hof dient te beoordelen welke zorgregeling in het belang van de kinderen is.
5.7
Op dit moment woont de moeder samen met de kinderen in de echtelijke woning. De kinderen zijn een keer per twee weken bij de vader van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur. De vader heeft tot januari (2024) een kamer in [plaats A] tot zijn beschikking vanuit de Regenbooggroep. Deze kamer bestaat uit één ruimte, waar één brede matras ligt waarop de vader met beide kinderen kan slapen. Vanaf januari heeft de vader een tijdelijke woonruimte gevonden in een bed & breakfast accommodatie in [plaats C] , waar hij kan blijven tot eind maart (2024). Hier heeft de vader een wat ruimere slaapplek voor de kinderen, te weten twee brede bedden naast elkaar. De vader hoopt op een verbetering van zijn woonsituatie. Door sociale punten op te bouwen hoopt de vader op termijn in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning. Het liefste zou de vader uiteindelijk een sociale huurwoning in [plaats B] toegewezen krijgen zodat hij dichtbij de kinderen woont.
5.8
De ouders hebben ter zitting grotendeels overeenstemming bereikt over de zorgregeling en de regeling betreffende vakanties, feestdagen en verjaardagen. Zo zijn beide ouders van mening dat op dit moment slechts een beperkte uitbreiding van de zorgregeling aan de orde is. De ouders hebben beiden ingestemd met een uitbreiding van de zorgregeling in die zin dat de kinderen een keer in de twee weken bij de vader verblijven van donderdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur. Gezien de huidige woonsituatie van de vader, acht de moeder een verdere uitbreiding op dit moment niet wenselijk. De vader stelt dat een verdere uitbreiding op dit moment niet haalbaar is vanwege de reistijd van [plaats C] naar [plaats B] . Zonder file is het immers al ruim een halfuur rijden van [plaats C] naar de kinderen. Wanneer de woonsituatie van de vader is verbeterd, zou hij de zorgregeling verder willen uitbreiden in die zin dat de kinderen in de andere week ook twee dagen bij hem zijn. Welke dagen dit betreft zou in onderling overleg met de moeder kunnen worden vastgesteld. De moeder is het eens met de vader dat een verdere uitbreiding zou kunnen plaatsvinden op het moment dat de woonsituatie van de vader is verbeterd.
5.9
Gezien het voorgaande zal het hof de zorgregeling uitbreiden in die zin dat de kinderen een keer in de twee weken bij de vader verblijven van donderdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur. Het hof vindt het positief dat de ouders beiden achter een uitbreiding van de zorgregeling staan en dit zelf hebben kunnen afspreken. Een verdere uitbreiding van de zorgregeling is op dit moment nog niet aan de orde. De huidige woonsituatie van de vader is onvoldoende stabiel en het is onzeker wanneer deze situatie zal wijzigen. Wanneer de woonsituatie van de vader is verbeterd en de vader beschikt over een meer geschikte en ruimere woning waarin hij de kinderen voor langere tijd kan ontvangen, gaat het hof er vanuit dat de ouders in onderling overleg tot een uitbreiding van de zorgregeling kunnen komen. De ouders kunnen in dat geval in onderling overleg overeenkomen welke (doordeweekse) dagen de kinderen extra bij de vader zullen verblijven en per wanneer die uitgebreidere zorgregeling in zal gaan. Bij een verdere uitbreiding van de zorgregeling acht het hof, net als de raad, het van belang dat de ouders afspraken maken en rekening houden met de activiteiten van de kinderen, waaronder de clubjes van de kinderen, zoals de [activiteit] van [minderjarige 1] .
5.1
Ten aanzien van de regeling betreffende vakanties, feestdagen en verjaardagen zal het hof aansluiten bij de regeling zoals deze door de rechtbank is vastgelegd omdat het hof deze regeling passend vindt en van oordeel is dat de ouders in staat zijn om in onderling overleg de precieze invulling hiervan te kunnen afspreken Dit maakt dat het hof het verzoek van de vader op dit punt afwijst.
5.11
Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder aangevoerd dat zij het belangrijk vindt dat de kinderen niet belast worden met de problemen van de ouders. De moeder heeft de wens geuit om hulpverlening in te zetten ten behoeve van de verbetering van de communicatie van de ouders over de kinderen. De raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat er in [plaats B] geen instanties zijn die hulpverlening bieden aan Pools sprekende ouders. Wel heeft de raad aangeboden uit te zoeken welke hulpverleningsinstanties passend zouden kunnen zijn voor de hulpvraag van de ouders. Het hof onderschrijft, net als de raad, dat het belangrijk is dat partijen tot verbetering van de communicatie komen en dat daartoe een hulpverleningsinstantie kan worden gevonden die bereid is om met beide ouders in gesprek te gaan.
5.12
Gelet op de aard van de zaak zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
5.13
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep voor zover het betrekking heeft op de hoofdverblijfplaats van de kinderen en het huurrecht van de echtelijke woning;
bepaalt dat de zorgregeling als volgt wordt vastgesteld:
de kinderen verblijven bij de vader:
- een keer in de twee weken van donderdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
- alsmede gedurende de helft van de feest- en vakantiedagen, in onderling overleg te bepalen;
compenseert de proceskosten aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. M.T. Hoogland en mr. M. Fiege, in tegenwoordigheid van mw. mr. M. Hermans als griffier en is op 9 januari 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.