Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.TYNAARLO REAL ESTATE B.V.,
TYNAARLO REAL ESTATE 5 B.V.,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
- een 25-jarige Roll-Over lening van € 1.300.000 aan TRE tegen de 3-maands Euriborrente met een opslag van 0,8% met een maandelijkse aflossingsverplichting van € 4.334;
- een 25-jarige Roll-Over lening van € 800.000 aan TRE 5 tegen de 3-maands Euriborrente met een opslag van 0,8% met een maandelijkse aflossingsverplichting van € 2.667.
In het gesprek hebben wij de werking, voor- en nadelen en eigenschappen van de Renteswap doorlopen. De belangrijkste elementen vindt u in de meegestuurde Productsheet Renteswap. (…) Daarnaast stellen wij een document op (het Treasury Inventarisatie Formulier) waarin wij uw risico houding omschrijven. Genoemde documenten hebben wij met u besproken en aan u ter ondertekening voorgelegd.’
Vaste rentecoupon bij een looptijd van 10 jaar (15 feb-09 tot 1-feb-19): 3,58%
afwijkt van het Rentevoorstel wat ik voor u had voorbereid ontvangt u bijgaand (…) de uitwerking van deze laatste transactie.
Op 10 februari jl. gesproken met [naam 3] en [naam 4] namens TRE 5; namens de bank waren aanwezig ondergetekende en [naam 2] , treasuryspecialist RNCC.
Treasury obligo is voor ons van belang bij een eventuele afboeking omdat er waarde hangt aan dit product. Bij een negatieve waarde dient dit product te worden afgekocht tot maximaal het bedrag van het obligo.
Zoals besproken stuur ik u bijgaand het gespreksverslag van onze ontmoeting.
Dit verslag behelst enkel de renteswap, welke is afgesloten op 13 februari 2009 door [naam 2] en [naam 1] .
- U kies ervoor om de lening voor een periode van 10 jaar qua renterisico af te dekken middels een renteswap. Hiermee wordt deze lening ongevoelig voor schommelingen in het 3-maands Euribor tarief.
- Het met u overeengekomen tarief is 3,62% exclusief klantopslagen.
Variabel Plus-rentetarief van 3,1% (waarvan het renterisico niet met de renteswaps was afgedekt) omgezet in twee vastrentende leningen, met een rentetarief van 4,1%.
niet noodzakelijk om het renterisico af te dekken. Uit de cijfers van destijds blijkt dat er ruimte was om rentestijging op te vangen. Bij[TRE 5, hof]
was de noodzaak wel aanwezig omdat renterisico binnen deze entiteit nauwelijks gelopen kon worden.
4.Eerste aanleg
primairdat de rechtbank voor recht verklaart dat de renteswapovereenkomsten buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans dat de rechtbank deze vernietigt, en
subsidiairdat de rechtbank voor recht verklaart dat Rabobank is tekortgeschoten in het nakomen van haar zorgplicht jegens TRE c.s. en/of onrechtmatig jegens TRE c.s. heeft gehandeld, met veroordeling van Rabobank tot het vergoeden van schade.
5.Beoordeling in hoger beroep
‘knap ingewikkeld’volgens het interne verslag van [naam 2] (zie 3.9 hiervoor). Uit dit verslag volgt dat dit kwam doordat bij TRE c.s. aarzeling en wantrouwen bestond ten aanzien van een renteswap. Uit dit verslag volgt tevens dat Rabobank erover heeft getwijfeld of de renteswap wel aan TRE c.s. kon worden geadviseerd. [naam 2] schrijft daarover in zijn verslag: ‘
Ik heb op het punt gestaan om de transactie niet te sluiten. Dit omdat [naam 3] mij het gevoel gaf de zaak te ingewikkeld te vinden, niet helemaal te snappen etc.’Het was voor Rabobank dus kenbaar dat [naam 3] een gebrek aan inzicht had. Vanwege de zwakke positie waarin TRE c.s. daardoor ten opzichte van Rabobank verkeerden, had Rabobank een waarschuwingsplicht jegens TRE c.s. Aan dit oordeel doet niet af wat Rabobank verder in algemene zin over de kennis en kunde van TRE c.s. naar voren heeft gebracht.
‘moeilijk leek te vinden’, maar dat
‘zijn zoons en de heer [naam 4] het waar nodig nog eens aan hem[hebben]
uitgelegd’(zie productie 12 bij de conclusie van antwoord). TRE c.s. betwisten de door [naam 2] geschetste gang van zaken. Maar zelfs als van de juistheid van de weergave van [naam 2] wordt uitgegaan, ontsloeg dat Rabobank niet van haar eigen verplichtingen jegens TRE c.s. Uit niets blijkt immers dat [naam 3] , bestuurder van TRE c.s., daarna de risico’s van een renteswap wel voldoende doorgrondde. Rabobank mocht daarop ook niet vertrouwen. Hierbij tekent het hof aan dat onvoldoende is gesteld voor het oordeel dat [naam 4] of de zonen van [naam 3] specifieke deskundigheid, bijzondere voorkennis, ervaring of ander relevant inzicht betreffende renteswaps hadden. Zij konden TRE c.s. dus niet beschermen. Aan dit oordeel doet niet af dat volgens Rabobank een van de zonen van [naam 3] een opgeleid accountant was.
‘Ten tijde van het afsluiten van de renteswaps kan niet geconcludeerd worden dat alle risico’s zijn besproken’(zie onder 3.19 hiervoor).