Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], na de scheiding van hun ouders, de moeder en de vader. De moeder had in hoger beroep verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de vader verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarin de hoofdverblijfplaats bij hem was vastgesteld. De ouders zijn sinds eind 2020 uit elkaar en hebben sindsdien verschillende juridische procedures gevoerd over de zorg voor hun kinderen. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen bij de vader zouden verblijven, wat volgens het hof in het belang van de kinderen was, gezien de stabiliteit die deze situatie hen bood. De moeder voerde aan dat de kinderen veranderingen in hun gedrag vertoonden en dat de vader niet in staat was om de kinderen de juiste zorg te bieden. Het hof oordeelde echter dat er geen redenen waren om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te veranderen, gezien de positieve ontwikkeling van de kinderen sinds de huidige regeling. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming adviseerden ook om de huidige situatie voort te zetten. Het hof bekrachtigde de bestreden beschikking en wees het verzoek van de moeder af, met de aanbeveling dat de ouders zouden werken aan hun communicatie en samenwerking in het belang van de kinderen.