ECLI:NL:GHAMS:2024:603

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
200.330.833/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats en zorgregeling van minderjarigen na scheiding van ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], na de scheiding van hun ouders, de moeder en de vader. De moeder had in hoger beroep verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de vader verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarin de hoofdverblijfplaats bij hem was vastgesteld. De ouders zijn sinds eind 2020 uit elkaar en hebben sindsdien verschillende juridische procedures gevoerd over de zorg voor hun kinderen. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen bij de vader zouden verblijven, wat volgens het hof in het belang van de kinderen was, gezien de stabiliteit die deze situatie hen bood. De moeder voerde aan dat de kinderen veranderingen in hun gedrag vertoonden en dat de vader niet in staat was om de kinderen de juiste zorg te bieden. Het hof oordeelde echter dat er geen redenen waren om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te veranderen, gezien de positieve ontwikkeling van de kinderen sinds de huidige regeling. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming adviseerden ook om de huidige situatie voort te zetten. Het hof bekrachtigde de bestreden beschikking en wees het verzoek van de moeder af, met de aanbeveling dat de ouders zouden werken aan hun communicatie en samenwerking in het belang van de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.330.833/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/325055 / FA RK 22-632
Beschikking van de meervoudige kamer van 20 februari 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.B. Flooren te Arnhem,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. K.E. van Hoeve te Sneek.
Verder zijn als belanghebbenden aangemerkt:
  • de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
  • de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
Als informant is aangemerkt:
- de bijzondere curator [curator] (hierna te noemen: de bijzondere curator).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, (hierna: de rechtbank) van 8 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 8 augustus 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 19 september 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn verder de volgende stukken binnengekomen:
- een bericht van de vader van 4 december 2023, met bijlagen;
- een bericht van de moeder van 10 december 2023, met bijlagen;
- een bericht van de vader van 15 december 2023, met bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 18 december 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door M. Eijpe.
De bijzondere curator is, zonder bericht van afmelding, niet ter zitting in hoger beroep verschenen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders) hebben van 2012 tot 2020 een affectieve relatie met elkaar gehad. Partijen zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2017 in de gemeente [gemeente] , en
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2019 in de gemeente [gemeente] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden hierna gezamenlijk ook ”de kinderen’’ genoemd.
De vader heeft de kinderen erkend.
3.2
De ouders hebben op 21 april 2022 in het gezagsregister laten aantekenen dat zij gezamenlijk met het gezag over [minderjarige 2] zijn belast en op 18 mei 2022 hebben zij dit ten aanzien van [minderjarige 1] laten aantekenen. De ouders hebben derhalve gezamenlijk het gezag over de kinderen.
3.3
Bij vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie [plaats A] , (hierna: de voorzieningenrechter) van 15 september 2022 is bepaald dat de moeder de kinderen op zaterdag 17 september 2022 om 14:00 uur aan de vader overdraagt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag dat de moeder in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen. De kinderen zijn voorlopig aan de vader toevertrouwd. Voorts heeft de voorzieningenrechter de moeder verboden de kinderen uit te schrijven van hun kinderopvang/school/judoschool in de regio [plaats B] en de kinderen in te schrijven bij een andere school/kinderopvang in de regio [plaats A] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 voor iedere keer dat de moeder zich niet aan dit verbod houdt. Verder is de moeder bevolen het Nederlandse paspoort van [minderjarige 1] af te geven aan de vader.
3.4
Bij tussenbeschikking van 18 november 2022 (hierna: de tussenbeschikking) heeft de rechtbank [curator] benoemd tot bijzondere curator over de kinderen. De bijzondere curator is verzocht binnen acht weken na de tussenbeschikking aan de rechtbank schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en daarbij een standpunt over de verzoeken in te nemen. De voortzetting van de behandeling van de zaak is aangehouden tot de nadere zitting die uiteindelijk op 17 maart 2023 heeft plaatsgevonden.
3.5
De bijzondere curator heeft op 12 januari 2023 verslag uitgebracht. De bijzondere curator adviseert, samenvattend, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bepalen. Verder adviseert de bijzondere curator een zorgregeling te bepalen overeenkomstig de regeling die de ouders hebben afgesproken voor de situatie dat de kinderen in [plaats B] hun hoofdverblijfplaats behouden. Deze regeling luidt samengevat als volgt. De kinderen verblijven in de oneven weekenden van vrijdag 14:00 uur tot zondagmiddag (uiterlijk 17:00 uur terug in [plaats B] ) bij de moeder. Voorts is een vakantieregeling afgesproken. De moeder heeft twee vaste belmomenten met de kinderen (op dinsdag en vrijdag) en de kinderen mogen de moeder altijd bellen. De vader overlegt met de moeder de tijd. De kinderen mogen, wanneer zij bij de moeder zijn, de vader bellen als zij daar behoefte aan hebben. Dan neemt de moeder het initiatief voor het inplannen van belafspraken.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader bepaald en is de volgende zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen:
- in de oneven weken van vrijdag 14:00 uur tot zondag 17:00 uur bij de moeder verblijven, waarbij zij door haar op vrijdag worden gehaald en op zondag om 17:00 uur bij de vader in [plaats B] worden teruggebracht. Indien de kinderen aansluitend aan het weekend bij de moeder geen school hebben in verband met bijzondere vrije dag(en) (zoals een feest- of studiedag(en)), verblijven zij die dag(en) ook bij de moeder en worden zij door haar op de (laatste) vrije dag om 17:00 uur bij de vader in [plaats B] teruggebracht;
- gedurende de schoolvakanties van één week bij de moeder verblijven, waarbij zij door de moeder op vrijdag 14:00 uur worden opgehaald indien de vakantie met een weekend in een oneven week begint, of op zondag 17:00 uur indien de vakantie met een weekend in een even week begint, en waarbij zij door de vader op de laatste vakantiedag om 17:00 uur bij de moeder worden opgehaald;
- gedurende de helft van de vakanties van twee weken en langer bij de moeder verblijven, waarbij de vakanties en het halen en brengen door de ouders in onderling overleg bij helfte worden verdeeld;
- op de kerstavond en de eerste kerstdag tot 17:00 uur in de oneven jaren bij de vader verblijven en in de even jaren bij de moeder;
- van de eerste kerstdag 17:00 uur tot en met de tweede kerstdag in de oneven jaren bij de
moeder verblijven en in de even jaren bij de vader;
- op Oud en Nieuw in de oneven jaren bij de vader verblijven en in de even jaren bij de moeder;
- op de verjaardag van de moeder bij haar en op de verjaardag van de vader bij hem verblijven.
De moeder belt wekelijks met de kinderen op dinsdag na schooltijd en in de even weken
ook op vrijdag na school. De kinderen mogen altijd naar de andere ouder bellen, liefst niet voor schooltijd of vlak voor bedtijd. De ouder waar de kinderen bij verblijven kondigt het (extra) telefonisch contact aan per app.
4.2
De moeder verzoekt in hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking (in zoverre), opnieuw rechtdoende de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder te bepalen, met een contactregeling voor de vader zoals deze thans voor de moeder geldt.
4.3
De vader verzoekt in hoger beroep het verzoek van de moeder ongegrond en/of onbewezen te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

De standpunten van partijen
5.1
De moeder betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader niet in strijd is met het belang van de kinderen. Zij stelt daartoe het volgende. Sinds de bestreden beschikking worden veranderingen opgemerkt in het gedrag van de kinderen. Met name [minderjarige 1] stagneert in zijn ontwikkeling en lijkt een gebrek aan aandacht te compenseren door op een negatieve manier aandacht te vragen. Er is een melding gemaakt door school bij Veilig Thuis. Ook verblijven de kinderen veelal niet bij de vader maar elders, zoals bij opa en oma (vaderszijde) of de kinderopvang. De vader heeft met zijn nieuwe partner een baby gekregen en hij verblijft regelmatig bij hen. De kinderen moeten hierdoor steeds wennen aan andere opvoedrollen, regels en gebruiken. Verder verlopen de overdrachtsmomenten en de belafspraken van de moeder met de kinderen niet goed. De vader stelt zijn werk op de eerste plaats en mist hierin het belang van de kinderen. Zo is hij onduidelijk en geeft de moeder geen gepaste informatie, waardoor zij in maart 2023 de verjaardag van [minderjarige 1] heeft gemist. Voorts heeft de vader de bijzondere curator verteld dat hij de opvoeding en verzorging van de kinderen als zwaar ervaart en hij het wenselijk vindt dat de moeder terugkeert naar [plaats B] . De moeder zat echter volledig klem in de thuissituatie en kon niet anders dan naar [plaats A] vertrekken. Zij heeft thans een eengezinswoning in [plaats A] en een baan als jeugdzorgwerker De kinderen zijn eraan gewend dat de moeder de hoofdopvoeder is en zij voelen zich veilig bij haar. Een wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen naar de moeder in [plaats A] zal veel impact hebben, maar de kinderen hebben nu een leeftijd waarop dit met de juiste begeleiding goed kan verlopen. Ook is zij in staat de door de vader verzochte zorgregeling na te komen en de zorg te dragen voor het vervoer, indien de kinderen bij haar in [plaats A] komen wonen, aldus de moeder.
5.2
De vader voert aan dat het op dit moment goed gaat met de kinderen, zij hebben sinds de bestreden beschikking rust en structuur. De vader brengt en haalt de kinderen elke dag van en naar school, dit deed hij ook al toen de ouders nog samen waren. De vader betwist dan ook de stelling van de moeder dat zij gedurende de relatie van de ouders de belangrijkste opvoeder was. De ouders zorgden toen namelijk gezamenlijk voor de kinderen. Verder is de vader zelfstandige waardoor hij zijn werktijden aan de kinderen heeft kunnen aanpassen en hij er volledig voor hen kan zijn. Ook betwist de vader dat hij de bijzondere curator heeft verteld dat hij de opvoeding en verzorging van de kinderen als zwaar ervaart. Hij heeft gezegd dat hij er niet voor heeft gekozen om het alleen te doen en het liever samen met de moeder zou willen doen. De vader ziet het liefst dat de moeder terugverhuist zodat de ouders middels co-ouderschap voor de kinderen kunnen zorgen. Zo heeft de moeder geen bewijs overgelegd waaruit zou blijken dat zij geen woning in de omgeving van [plaats B] kon vinden; deze zijn er volgens de vader wel degelijk. Dat de moeder de kinderen uit [plaats B] heeft weggehaald, en de wijze waarop dit gebeurde, is niet in het belang van de kinderen. Ook geeft de moeder de kinderen geen emotionele toestemming om bij de vader te verblijven. De moeder lijkt zich niet te realiseren wat dit voor de kinderen betekent. Verder stuurt de vader elke dinsdag een update over de kinderen naar de moeder. Hierin heeft hij de moeder ruim van tevoren gevraagd of zij bij de verjaardag van [minderjarige 1] in maart 2023 wilde zijn. Ook heeft de vader een kalender in huis opgehangen waarop de kinderen kunnen zien wanneer zij naar hun moeder gaan en is hij op vrijdag bij het overdrachtsmoment op school aanwezig om de kinderen hierbij te begeleiden. De melding door school bij Veilig Thuis, waaraan de moeder refereert, was omdat [minderjarige 1] leerplichtig is en hij al twee weken niet naar school ging. De situatie is uitgelegd en Veilig Thuis zag geen noodzaak om hulpverlening in te zetten waardoor het dossier is gesloten, aldus de vader.
Het advies van de raad
5.3
De raad heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven veel mogelijkheden bij de ouders te horen. De geografische afstand tussen de ouders is echter een probleem. De kinderen hebben lang in onzekerheid gezeten over waar zij zullen wonen en de scheiding van de ouders is lastig voor hen. Het is daarom belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt voor de kinderen. De raad adviseert het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Uit de stukken in het dossier blijkt niet dat de kinderen niet goed af zijn bij de vader. De raad twijfelt niet aan de opvoedvaardigheden van de vader en er zijn geen nieuwe feiten waaruit het tegendeel zou blijken. Op zittingen is meerdere keren bij de ouders aangedrongen op het inschakelen van hulpverlening, zoals het volgen van het traject Ouderschap Blijft. Zolang er procedures aanhangig zijn is dat echter ingewikkeld. Het is dan ook van belang dat de ouders, zodra er duidelijkheid is over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, samen een traject gaan volgen. Voor de kinderen is het nodig dat de ouders een volgende stap gaan zetten. Zij dienen van beide ouders de toestemming te krijgen om bij de andere ouder te zijn. Jonge kinderen voelen namelijk de stress van hun ouders. De ouders hebben hetzelfde belang, namelijk dat de kinderen het bij beide ouders fijn hebben. Zij dienen daarom aan hun onderlinge vertrouwen en communicatie te werken. Ook dienen de ouders afspraken te maken over welke informatie zij aan de kinderen geven en hoe de overdrachtsmomenten moeten verlopen. De ouders hebben het beiden in zich om in het belang van de kinderen beslissingen te nemen en daar kunnen de kinderen van profiteren, aldus de raad.
De beoordeling
5.4
Het geschil dat de ouders verdeeld houdt, betreft de hoofdverblijfplaats van de kinderen en in het verlengde daarvan de zorgregeling. Uit artikel 1:253a lid 2, onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of één van hen een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, onder meer over de hoofdverblijfplaats van het kind. De rechter neemt daarbij een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De beoordeling
5.5
Het hof is op grond van de stukken in het dossier en de mondelinge behandeling in hoger beroep van oordeel dat er geen redenen zijn om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te veranderen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
De ouders zijn eind 2020 uit elkaar gegaan en in maart 2022 is de moeder naar [plaats A] verhuisd. De ouders zijn samen in mediation gegaan om de scheiding te regelen, maar de mediation is niet gelukt. Over de hoofdverblijfplaats en de daarmee samenhangende zorgregeling zijn de ouders het niet eens geworden, wat tot enkele procedures heeft geleid en tot onduidelijkheid bij de kinderen. De verhouding tussen de ouders is thans niet goed, er zijn spanningen en de communicatie verloopt moeilijk. Sinds de bestreden beschikking is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader en verblijven de kinderen in de oneven weken van vrijdag 14:00 uur tot zondag 17:00 uur bij de moeder in [plaats A] . De situatie van de kinderen is sindsdien gestabiliseerd. In het verslag van 12 januari 2023 (zie 3.5 hiervoor) heeft de bijzondere curator ten aanzien van de hoofdverblijfplaats aangegeven dat opnieuw verhuizen niet in het belang van de kinderen is. In het verslag staat dat het op dit moment redelijk goed gaat met de kinderen; zij zijn tot rust gekomen en draaien goed mee op school en het kinderdagverblijf. Ook de school van [minderjarige 1] heeft verklaard dat hij sinds de huidige (woon)situatie stabieler overkomt. De juf van [minderjarige 1] heeft bij e-mail van 6 september 2023 aangegeven dat hij de laatste periode een groei in zijn ontwikkeling heeft laten zien, die mogelijk te verklaren is doordat hij meer rust heeft. Zij verwacht dat deze opgaande lijn zich zal doorzetten wanneer het thuis rustig is en de ouders zich inzetten voor een stabiele toekomst. Het kinderdagverblijf van [minderjarige 2] geeft aan dat zij vrolijk en open is en wijs praat.
Het hof overweegt dat het in het belang van de kinderen is om deze (nog fragiele) verbeterde situatie te laten voortduren. Met de bijzondere curator en de raad is het hof van oordeel dat een verhuizing van de kinderen naar [plaats A] niet in hun belang is. De moeizame relatiebeëindiging van de ouders heeft hun weerslag gehad op de kinderen. De situatie was onzeker voor de kinderen. Het is in hun belang dat er nu duidelijkheid komt over het hoofdverblijf en de zorgregeling, zodat zij rustig en in stabiliteit kunnen wennen aan de situatie dat hun ouders niet meer samenleven. Gebleken is dat de vader de kinderen de noodzakelijke structuur kan bieden en dat hij opvoedondersteuning accepteert. Zo heeft hij bij het CJG een online cursus ‘’Positief opvoeden’’ gevolgd en staat hij open voor hulpverlening. Er zijn dan ook geen aanwijzingen dat de moeder beter in staat is de kinderen op te voeden en te verzorgen dan de vader. Het hof acht voortzetting van de huidige verblijfssituatie van de kinderen bij de vader op dit moment derhalve wenselijk. Dat de moeder, zoals zij heeft gesteld, in het verleden meer zorg voor de kinderen heeft gedragen legt, wat daar verder ook van zij, onvoldoende gewicht in de schaal.
Het hof zal op basis van het voorgaande de bestreden beschikking, voor zover daarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader is bepaald, bekrachtigen en het verzoek van de moeder in hoger beroep met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen afwijzen. Verder begrijpt het hof het verzoek in hoger beroep van de moeder omtrent de zorgregeling aldus dat als de hoofdverblijfplaats bij de vader blijft, de zorgregeling dient te blijven zoals in de bestreden beschikking is bepaald. Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling eveneens bekrachtigen en zal het verzoek van de moeder worden afgewezen.
5.6
Verder overweegt het hof dat het in het belang van de kinderen is dat de ouders zich gaan inzetten om hun onderlinge spanningen te verminderen en hun communicatie te verbeteren. Het afronden van een traject zoals Ouderschap Blijft kan daarbij behulpzaam zijn. Ook kunnen de ouders zich aanmelden bij het CJG zodat zij middels gezamenlijke gesprekken hun communicatie leren verbeteren. De moeder heeft ter zitting aangegeven ervoor open te staan om met de vader naar het CJG in [plaats B] te gaan en de vader heeft aangegeven voor alle mogelijke hulpverlening open te staan. Het hof gaat er dan ook van uit dat de ouders zich zullen inspannen om deze trajecten te volgen en succesvol af te ronden.
5.7
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof,
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.N. van de Beek, J. Jonkers en M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh als griffier en is op 20 februari 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.