ECLI:NL:GHAMS:2024:602
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de Belemmeringenwet Privaatrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft op 6 december 2023 beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter van 7 november 2023, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] werd verleend. De kinderrechter had geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van het kind, gezien de omstandigheden waaronder de vader, de partner van de moeder, zich bevond. De vader was betrokken bij een incident van huiselijk geweld en was op dat moment in een drugspsychose. De moeder heeft sindsdien haar best gedaan om samen te werken met de hulpverlening en heeft negatieve drugstests afgelegd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 31 januari 2024 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de moeder, de vader, medewerkers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. De raad heeft in zijn advies aangegeven dat er een positieve ontwikkeling zichtbaar was bij de ouders, maar dat de veiligheid van [minderjarige] voorop staat. Het hof heeft de situatie van de ouders en de noodzaak van de uithuisplaatsing zorgvuldig gewogen. Het hof concludeert dat, hoewel de moeder zich inspant, de veiligheid van [minderjarige] nog steeds niet kan worden gewaarborgd bij terugplaatsing bij de moeder. De uithuisplaatsing blijft noodzakelijk en de bestreden beschikking wordt bekrachtigd.
Het hof heeft tevens aangegeven dat er meer contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige] moeten komen, maar dat dit onder strikte voorwaarden moet gebeuren om de veiligheid van het kind te waarborgen. De GI zal een actieve rol moeten spelen in de begeleiding en ondersteuning van de moeder, zodat er een veilige omgeving voor [minderjarige] kan worden gecreëerd. De beslissing van het hof is dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] in het belang van haar verzorging en opvoeding noodzakelijk blijft.