ECLI:NL:GHAMS:2024:599
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing schorsingsverzoek inzake verdeling echtelijke woning na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een schorsingsverzoek van de vrouw met betrekking tot de verdeling van de echtelijke woning na de echtscheiding. De rechtbank Amsterdam had eerder op 6 juni 2023 de echtscheiding uitgesproken en de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap gelast, waarbij de woning aan de vrouw zou worden toebedeeld onder bepaalde voorwaarden. De vrouw verzocht het hof om de werking van deze beschikking te schorsen, omdat zij vreesde voor onaanvaardbare risico's bij uitvoering van de beschikking, vooral gezien het lage inkomen van de man. De man voerde verweer en stelde dat er geen sprake was van een kennelijke misslag in de eerdere beschikking van de rechtbank.
Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de vrouw niet voldoende onderbouwd had dat haar belang bij schorsing zwaarder weegt dan het belang van de man bij uitvoering van de beschikking. Het hof oordeelde dat de vrouw geen bewijs had geleverd voor haar stelling dat de man niet in staat zou zijn om het bedrag van de uitkoop terug te betalen, mocht het hof in hoger beroep anders oordelen. De beslissing van de rechtbank was uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man recht had op uitvoering van de beschikking ondanks het hoger beroep van de vrouw. Het hof heeft het verzoek van de vrouw tot schorsing van de beschikking afgewezen.