ECLI:NL:GHAMS:2024:595

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
200.333.556/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen echtscheiding; ontvankelijkheid zonder ouderschapsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de ontvankelijkheid van de vrouw in haar verzoek tot echtscheiding, omdat zij geen ouderschapsplan heeft overgelegd. De vrouw, verweerster in hoger beroep, stelt dat het opstellen van een ouderschapsplan niet mogelijk was door de verstoorde verhouding met de man, die zich grensoverschrijdend en agressief heeft gedragen. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld, en heeft geoordeeld dat de vrouw terecht ontvankelijk is verklaard in haar verzoek tot echtscheiding, ondanks het ontbreken van een ouderschapsplan. Het hof heeft geconcludeerd dat de omstandigheden, waaronder de verstoorde communicatie tussen partijen, het onmogelijk maakten om een ouderschapsplan op te stellen. De beslissing van de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken is bekrachtigd, en het hof heeft verdere verzoeken van de man in hoger beroep aangehouden voor een latere zitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.333.556/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/719246 / FA RK 22-3898
beschikking van de meervoudige kamer van 12 maart 2024 inzake
[de man],
wonende te [plaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. A.C. Mens te Hoofddorp,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. O. Batur te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank), van 20 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 18 oktober 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 20 juli 2023 en is daarbij onder meer in hoger beroep gekomen tegen het uitspreken van de echtscheiding.
2.2
De vrouw heeft op 7 december 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een ontbrekend processtuk van het procesdossier eerste aanleg, ingekomen op 1 februari 2024;
- een e-mail van de zijde van de man van 5 februari 2024 met een bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 7 februari 2024 plaatsgevonden waarbij, zoals was aangekondigd, alleen het hoger beroep tegen de door de rechtbank uitgesproken echtscheiding is behandeld. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen en voor zover hierna niet anders is vermeld. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Partijen zijn [in] 1999 te [plaats B] gehuwd. Tijdens het huwelijk zijn geboren:
- [kind 1] (hierna: [kind 1] ), [in] 2003 te [plaats B] ;
- [kind 2] (hierna: [kind 2] ), [in] 2006 te [plaats B] ;
- [kind 3] (hierna: [kind 3] ), [in] 2013 te [plaats B] ;
(hierna samen te noemen: de kinderen).
[kind 2] en [kind 3] zijn nog minderjarig.
3.3
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, op verzoek van de vrouw tussen partijen de echtscheiding uitgesproken.
4.2
De man verzoekt in hoger beroep, voor zover thans van belang, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het inleidend verzoek tot echtscheiding van de vrouw af te wijzen.
4.3
De vrouw verzoekt in hoger beroep, wederom voor zover thans van belang, de door de rechtbank uitgesproken echtscheiding in de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ter onderbouwing van het standpunt van de man dat het echtscheidingsverzoek van de vrouw moet worden afgewezen heeft de man in zijn eerste grief gesteld dat het huwelijk niet duurzaam is ontwricht en ook dat een ouderschapsplan ontbreekt. Ter zitting in hoger beroep heeft de man deze grief voor zover betrekking hebbend op de duurzame ontwrichting van het huwelijk ingetrokken. Dit deel van de grief behoeft dan ook geen bespreking meer. Ter beoordeling aan het hof ligt dan nog voor of de rechtbank de vrouw terecht ontvankelijk heeft verklaard in haar verzoek tot echtscheiding, gelet op het ontbreken van een door partijen ondertekend ouderschapsplan.
5.2
De man stelt zich op het standpunt dat de rechtbank de vrouw ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard in haar verzoek tot echtscheiding terwijl door haar geen ouderschapsplan is overgelegd. De vrouw heeft geen enkele poging gedaan om met hem te overleggen over het opstellen van een ouderschapsplan. Zij had met behulp van een professional moeten proberen een ouderschapsplan samen met de man op te stellen. De rechtbank heeft dus ten onrechte geconcludeerd dat de vrouw voldoende heeft gemotiveerd dat het voor haar redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan te overleggen. De man wenst dat het verzoek tot echtscheiding wordt aangehouden om afspraken over de kinderen te maken óf dat de vrouw niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek tot echtscheiding zodat er mogelijk weer contact tussen de man en de kinderen tot stand komt.
5.3
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de verstandhouding met de man dusdanig was geëscaleerd dat het voor haar niet mogelijk was om te communiceren met de man en dus ook geen ouderschapsplan kon worden opgesteld. De vrouw heeft een poging ondernomen om een ouderschapsplan op te stellen samen met de man maar dit bleek niet mogelijk. De man heeft herhaaldelijk grensoverschrijdend en agressief gedrag vertoond, ook voorafgaand aan het kindgesprek van [kind 2] met de kinderrechter in de rechtbank. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de vrouw voldoende heeft gemotiveerd dat het voor haar redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan over te leggen, aldus de vrouw.
Beoordeling
5.4
Op grond van artikel 815 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient het verzoekschrift tot echtscheiding een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan te bevatten. Indien een ouderschapsplan ontbreekt dan kan de rechter besluiten het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd. (artikel 815 lid 6 Rv). De vrouw heeft geen ouderschapsplan overgelegd.
5.5
Het hof is van oordeel dat de rechtbank de vrouw terecht ontvankelijk heeft verklaard in haar verzoek tot echtscheiding. De vrouw heeft gesteld dat het opstellen van een ouderschapsplan niet mogelijk was in verband met de volledig verstoorde verhouding met de man als gevolg van grensoverschrijdend en agressief gedrag. Zij heeft daartoe gewezen op een email van haar advocaat van 23 juni 2022 waaruit blijkt dat de situatie tussen partijen de nacht ervoor was geëscaleerd en dat onder toezicht van de politie de man al zijn persoonlijke spullen heeft meegenomen. Voorts blijkt uit het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg dat de rechter heeft ervaren dat de man zich voorafgaand aan een kindgesprek intimiderend heeft gedragen ten opzichte van de vrouw en dat de rechter zich afvraagt of van de vrouw kan worden verlangd dat zij met de man in gesprek gaat. De kinderen zijn met ingang van 8 augustus 2023 onder toezicht gesteld. [kind 2] wil geen contact met de man. Binnenkort komt er begeleide omgang tussen [kind 3] de man, aldus de vrouw.
De man heeft hiertegen ter zitting in hoger beroep aangevoerd dat de weergave door de vrouw van de situatie voor het kindgesprek gigantisch is opgeblazen en ook dat er nooit vervelende situaties zijn geweest. Naar het oordeel van het hof heeft de man hiermee de onderbouwde stelling van de vrouw onvoldoende gemotiveerd betwist. Het hof is dan ook van oordeel dat gelet op de verstoorde verhouding tussen partijen overleg tussen hen over een ouderschapsplan niet tot de mogelijkheden behoorde, en dat derhalve redelijkerwijs geen ouderschapsplan kon worden overgelegd.
5.6
Gelet op het vorengaande is het hof van oordeel dat voldaan is aan de uitzondering van artikel 815 lid 6 Rv wat maakt dat het gegeven dat de vrouw bij haar verzoekschrift tot echtscheiding geen ouderschapsplan heeft gevoegd, niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar verzoek om echtscheiding. Het hof ziet in het hetgeen de man verder heeft aangevoerd geen reden om het verzoek tot echtscheiding aan te houden.
5.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover daarbij de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken;
beveelt de oproeping van partijen en hun advocaten tegen een nader te bepalen datum teneinde de overige verzoeken van de man in hoger beroep ter zitting te behandelen;
verzoekt hiertoe aan partijen het hof binnen twee weken na heden hun verhinderdata te doen toekomen voor de periode april 2024 tot en met augustus 2024;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, mr. J. Jonkers en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. S.G. Risseeuw als griffier en is op 12 maart 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.