ECLI:NL:GHAMS:2024:594

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
200.334.069/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot eenmalige schenking door bewindvoerder aan kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot machtiging voor een eenmalige schenking door de bewindvoerder van [verzoekster] aan haar kinderen. De verzoekers, [verzoeker] en [verzoekster], waren in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, die op 10 augustus 2023 het verzoek tot schenking had afgewezen. De kantonrechter had geoordeeld dat [verzoekster] niet in staat was om haar wil ten aanzien van de schenking te bepalen, gezien haar geestelijke toestand.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. [verzoekster] is geboren in 1951 en heeft drie kinderen, waaronder [verzoeker]. In 2018 is haar vermogen onder bewind gesteld vanwege haar geestelijke toestand. De verzoekers stelden dat [verzoekster] wel degelijk in staat was om haar wil te bepalen en dat er voldoende vermogen overblijft na de schenking. Het hof heeft vastgesteld dat er geen schenkingstraditie was, maar dat de bijzondere omstandigheden in deze zaak, waaronder de intentie van [verzoekster] om haar kinderen en kleinzoon te ondersteunen, aanleiding gaven om de schenking toe te staan.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter vernietigd en de bewindvoerder gemachtigd om een eenmalige schenking van € 20.000,- per persoon aan [verzoeker], [B] en [C] te doen. Deze beslissing is genomen met inachtneming van de financiële positie van [verzoekster] en de goede familieverhoudingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.334.069/01
zaaknummer rechtbank: 10547097 BZ VERZ 23-3866 MK
beschikking van de meervoudige kamer van 12 maart 2024 inzake
[verzoeker] ,
wonende te [plaats A] ,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
en
[verzoekster] ,
wonende te [plaats B] ,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. M. van Espen te Hoorn.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) van 10 augustus 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De verzoekers zijn op 31 oktober 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 10 augustus 2023.
2.2
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
- een bericht van de zijde van de verzoekers van 7 november 2023 met bijlagen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 31 januari 2024 plaatsgevonden. Daarbij was aanwezig:
- de advocaat van de verzoekers.
De verzoekers hebben via een videoverbinding aan de mondelinge behandeling deelgenomen.
De advocaat van de verzoekers heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is geboren [in] 1951. [verzoekster] is de moeder van [A] , geboren [in] 1976, [B] , geboren [in] 1979 en [verzoeker] , geboren [in] 1985. [A] is [in] 2001 overleden. Zijn zoon [C] is zijn enig kind.
3.2
Bij beschikking van 25 september 2018 heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoekster] onder bewind gesteld wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand, met benoeming van [verzoeker] tot bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] tot verlening van een machtiging voor een schenking uit het vermogen van [verzoekster] aan haar kinderen afgewezen.
4.2
De verzoekers verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de bewindvoerder een machtiging te verlenen om namens [verzoekster] een schenking te doen van € 20.000,- per persoon aan [verzoeker] , [B] en [C] .

5.De motivering van de beslissing

Het standpunt van de verzoekers
5.1
De verzoekers zijn het oneens met het oordeel van de kantonrechter dat [verzoekster] niet in staat kan worden geacht om haar wil ten aanzien van het verzoek tot schenking te bepalen en de gevolgen daarvan te overzien. Dat [verzoekster] licht dementerend is, niet meer zelfstandig kon wonen en daarom in een verzorgingshuis is opgenomen, wil niet zeggen dat zij wilsonbekwaam is. [verzoeker] heeft de zaak met [verzoekster] besproken en nadat hij haar had gevraagd wat zij wilde doen met het geld dat is vrijgekomen uit de verkoop van haar woning, wist zij goed aan te geven dat het geld naar haar kinderen moest gaan. Het is niet de bedoeling dat het hele vermogen van [verzoekster] aan de kinderen wordt geschonken. Er blijft na de schenking van € 20.000,- per persoon aan [verzoeker] , [B] en [C] voldoende vermogen over voor [verzoekster] zelf, namelijk meer dan € 50.000,- hetgeen boven de ondergrens van € 30.000,- is. [verzoekster] heeft altijd een schenking voor ogen gehad. Zij had een eigen woning en heeft vaak tegen de kinderen gezegd dat deze voor hen zou zijn. Er is geen schenkingstraditie omdat [verzoekster] , hoewel zij dit graag had gewild, nooit heeft kunnen schenken aan haar kinderen. Tot slot merken de verzoekers op dat [verzoekster] overeenkomstig haar uitdrukkelijke wil en met goedkeuring van de kantonrechter, toen er wel enige ruimte was, € 1.000,- per persoon geschonken heeft aan [B] en [verzoeker] .
Het wettelijk kader
5.2
Op grond van artikel 1:441 lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek behoeft de bewindvoerder, tenzij het een gewone beheersdaad betreft, voor het beschikken over een onder bewind staand goed de toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat is of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter. Schenken is een beschikkingsdaad waarvoor de bewindvoerder toestemming behoeft.
5.3
Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige wordt gebruik gemaakt van de “Aanbevelingen meerderjarigenbewind” (hierna te noemen: de aanbevelingen), zoals deze door het Landelijk Overleg Vakinhoud Toezicht (LOVT) laatstelijk op 31 januari 2023 met het oog op de gewenste uniformering in de rechtstoepassing binnen de bewindspraktijk zijn vastgesteld. Volgens deze aanbevelingen zal een door de bewindvoerder ingediend verzoek om te worden gemachtigd tot het doen van een schenking namens een rechthebbende die zijn wil niet kan bepalen, als hoofdregel worden afgewezen indien er geen schenkingstraditie wordt aangetoond. In bijzondere, door de bewindvoerder aan te voeren, omstandigheden kan daarvan worden afgeweken indien het belang van de rechthebbende dat vereist, dan wel indien de schenking de leefomgeving van de rechthebbende verbetert. Voorts wordt een schenking in beginsel, ook als er sprake is van een schenkingstraditie, niet toegestaan indien het liquide vermogen van de rechthebbende door de schenking minder dan € 30.000,- komt te bedragen.
De beoordeling
5.4
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken is gebleken dat [verzoekster] ongeveer zes jaar geleden met pensioen is gegaan en direct daarna langzaamaan zowel fysiek als cognitief achteruit is gegaan. Vanwege haar beginnende dementie kon zij niet meer alleen wonen en is zij verhuisd naar de woonzorglocatie Het [X] in [plaats B] . Haar koopwoning is in 2023 verkocht. Bij de verkoop van de woning is een overwaarde vrijgekomen van ruim € 80.000,-. Het hof leidt uit de stukken af dat het vermogen van [verzoekster] thans ongeveer € 109.000,- bedraagt.
5.5
De kantonrechter heeft in de beschikking van 25 september 2018 de goederen die [verzoekster] (zullen) toebehoren onder bewind gesteld en daarbij overwogen het gelet op de stukken en de afgelegde verklaringen voldoende aannemelijk te achten dat [verzoekster] als gevolg van haar geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter vastgesteld dat [verzoeker] bij de instelling van het bewind heeft aangegeven dat bij [verzoekster] Alzheimer geconstateerd was en zij niet in staat was om haar administratieve zaken af te handelen. [verzoekster] heeft destijds ter zitting aangegeven ontzettend vergeetachtig te zijn, alles te verslonzen en geen pasjes meer te gebruiken. Op grond van het vorenstaande is voor het hof vast komen te staan dat [verzoekster] in 2018 haar wil niet kon bepalen en van een verbetering van de gesteldheid van [verzoekster] sindsdien niet is gebleken.
5.6
Niet in geschil is dat er in dit geval geen sprake is van een schenkingstraditie. Het hof ziet in de bijzondere omstandigheden van dit specifieke geval echter reden om een schenking toe te staan en overweegt daartoe als volgt. In het onderhavige geval kon geen sprake zijn van een schenkingstraditie, omdat het vermogen van [verzoekster] in haar woning zat. Zij heeft daardoor geen schenkingstraditie in de eigenlijke zin van het woord kunnen scheppen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is tevens gebleken dat [verzoeker] de intentie had en heeft om ook [C] , de kleinzoon van [verzoekster] , mee te nemen in de schenking, voor hetzelfde bedrag als de andere begunstigden, hetgeen ten tijde van de beoordeling van het verzoek voor de kantonrechter niet kenbaar is geweest. Aangezien inmiddels duidelijk is dat het verzoek ziet op een schenking aan [verzoeker] , [B] en [C] is het hof van oordeel dat geen sprake is van een mogelijke benadeling van het kind van de overleden zoon van [verzoekster] . Indien een machtiging voor de schenking wordt verleend, zullen alle erfgenamen namelijk een gelijk deel uit het vermogen van [verzoekster] ontvangen. Verder is ter zitting gebleken dat de moeder de wens heeft haar kinderen en kleinzoon [C] geld te schenken uit haar vermogen dat met de verkoop van de woning is vrijgekomen. Tot slot neemt het hof in aanmerking dat vast is komen te staan dat [verzoekster] geen testament heeft laten opmaken, dat de familieverhoudingen goed zijn, dat het liquide vermogen van [verzoekster] door de schenking niet minder dan € 30.000,- komt te bedragen en dat de schenking de financiële positie van [verzoekster] niet in gevaar brengt. Gelet op het voorgaande acht het hof het in dit geval passend om de verzochte schenking toe te staan.
5.7
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 10 augustus 2023, en opnieuw beschikkende:
verleent de bewindvoerder een machtiging tot het doen van een eenmalige schenking van
€ 20.000,- per persoon aan [verzoeker] , [B] en [C] .
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. J.F. Miedema en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. I.L.I. Bossert als griffier en is op 12 maart 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.