ECLI:NL:GHAMS:2024:590
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van de Jeugdwet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen, geboren uit de relatie van de ouders. De ouders, hierna aangeduid als de vader en de moeder, hebben in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 17 oktober 2023 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd tot 16 maart 2024. De ouders zijn van mening dat de kinderrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de machtiging moest worden verlengd, omdat zij inmiddels stappen hebben ondernomen om de situatie te verbeteren en de samenwerking met de gecertificeerde instelling (GI) beter verloopt.
De GI heeft echter betoogd dat er nog steeds onvoldoende zicht is op de opvoedsituatie en dat de ouders niet voldoen aan de bodemeisen voor een thuisplaatsing. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook geadviseerd om de beschikking te bekrachtigen, omdat er nog zorgelijke signalen zijn met betrekking tot de kinderen en de samenwerking met de GI niet optimaal is. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de psychische gesteldheid van de ouders en de veiligheid van de kinderen, en dat er nog geen diagnostisch onderzoek heeft plaatsgevonden.
Het hof heeft geconcludeerd dat de kinderrechter terecht de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verlengd, omdat er onvoldoende zicht is op de problematiek van de ouders en de kinderen. De beslissing van het hof is om de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 16 maart 2024.