ECLI:NL:GHAMS:2024:56

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
200.304.439/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen en relativiteitsvereiste in transactie met illegaal doel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Eolia Limited, vertegenwoordigd door de vereffenaar, en Airbus SE, Projic 9 S.A.S. en een derde geïntimeerde. Eolia verwijt Airbus c.s. dat zij haar heeft bewogen tot het aangaan van een transactie, waarbij het doel van de transactie, namelijk het beschikbaar maken van financiële middelen voor illegale doeleinden, niet aan Eolia is onthuld. Het hof oordeelt dat Eolia zich bewust was van dit doel, of althans had behoren te zijn, en dat zij zich daardoor onttrok aan de bescherming van de norm die Airbus c.s. met haar handelen heeft geschonden. Hierdoor komt Eolia geen recht op schadevergoeding toe.

Het hof behandelt de grieven van Eolia, die onder andere stellen dat de rechtbank essentiële stellingen niet heeft betrokken in haar beoordeling. Eolia heeft dertien grieven aangevoerd en concludeert tot vernietiging van het bestreden vonnis. Het hof overweegt dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat het geschil onder Nederlands recht valt. Eolia heeft niet voldoende aangetoond dat zij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de informatie die haar door Airbus c.s. is verstrekt. Het hof concludeert dat Eolia zich bewust was van de risico's en dat zij zich onttrok aan de bescherming van de relevante rechtsnormen. De vorderingen van Eolia worden afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij Eolia wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.304.439/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/668807/HA ZA 19-736
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 januari 2024
inzake
OFFICIAL RECEIVER,in diens hoedanigheid van vereffenaar van de Maltese vennootschap Eolia Limited,
gevestigd te Żejtun, Malta,
appellant,
advocaat: mr. A.W. van der Veen te Amsterdam,
tegen

1.de Europese vennootschapAIRBUS SE,

gevestigd te Amsterdam,
2. de Franse vennootschap
PROJIC 9 S.A.S.,
gevestigd te Blagnac, Frankrijk,
geïntimeerden,
advocaat: mr. J.B.R. Regouw te Amsterdam.
3.
[geïntimeerde 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Appellant wordt hierna de vereffenaar of Eolia genoemd. Geïntimeerden worden hierna Airbus SE, Projic 9 en [geïntimeerde 3] genoemd. Airbus SE en Projic 9 worden hierna gezamenlijk ook Airbus c.s. genoemd.

1.De zaak in het kort

Eolia verwijt Airbus c.s. dat zij Eolia heeft bewogen tot het aangaan van een transactie en daarbij voor Eolia verborgen heeft gehouden dat de transactie bedoeld was om financiële middelen van Airbus c.s. beschikbaar te maken voor illegale doeleinden. Het hof is van oordeel dat Eolia zich van dit doel bewust was, althans behoorde te zijn. Daarmee heeft Eolia zich onttrokken aan de bescherming van de norm die Airbus c.s. met haar handelwijze heeft geschonden, zodat aan Eolia geen recht op schadevergoeding toekomt.

2.Het geding in hoger beroep

Eolia Limited (hierna: Eolia) is bij dagvaarding van 24 november 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 september 2021, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Eolia als eiseres en Airbus, Projic 9 en [geïntimeerde 3] als gedaagden.
Het verloop van het geding volgt verder uit:
- het tegen [geïntimeerde 3] verleende verstek;
- de memorie van grieven;
- de rolbeslissing waarbij het geding is geschorst op grond artikel 27 jo. 32 Fw, waarna de vereffenaar het geding van Eolia heeft overgenomen;
- de memorie van antwoord van Airbus c.s.;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 oktober 2023, waarbij Eolia en Airbus c.s. de zaak hebben laten toelichten door hun advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft Eolia bij akte producties 149 – 154 in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis in rov. 2.1 t/m 2.18 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet bestreden en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Deze feiten luiden, verkort weergegeven, als volgt.
3.1.
Airbus SE staat aan het hoofd van een omvangrijke internationale groep van met elkaar verbonden rechtspersonen en vennootschappen. Projic 9 is er daar een van. De Airbus-groep houdt zich bezig met lucht- en ruimtevaart.
3.2.
Tot de zakelijke relaties van de Airbus-groep behoorden [geïntimeerde 3] Group Holdings N.V. (hierna: AGH), en haar indirecte aandeelhouder [naam 1] , een zakenman uit de Verenigde Arabische Emiraten.
3.3.
De in 2003 opgerichte [geïntimeerde 3] -groep bestond, naast [geïntimeerde 3] , uit een tussenholding en drie werkmaatschappijen. Eerste aandeelhouder van [geïntimeerde 3] was AGH. De Airbus-groep had, via Yellow Sun Holdings N.V. (hierna: Yellow Sun), langs contractuele weg zeggenschap over de gang van zaken in de [geïntimeerde 3] -groep. De [geïntimeerde 3] -groep hield zich bezig met de verkoop, verhuur en financiering van gebruikte luchtvaartuigen.
3.4.
Eolia is in 2003 opgericht door, althans met medewerking van, de Airbus-groep. Dit met het oog op een joint venture met een Israëlische maatschappij. Deze joint venture hield zich bezig met de conversie (ombouw) van in gebruik zijnde Boeing passagiersvliegtuigen naar vrachtvliegtuigen, daarmee ruimte scheppend voor de verkoop van nieuwe Airbus passagiersvliegtuigen. Omdat de Airbus-groep wilde dat haar betrokkenheid bij deze conversie-activiteiten voor de buitenwereld onzichtbaar zou blijven, is Eolia opgericht. Met het oog op deze rol voor Eolia heeft Projic 9 bij brief van 11 juli 2003 aan de beoogd bestuurder van Eolia, [naam 2] (hierna: [naam 2] ) onder meer geschreven dat alle aandelen in Eolia aan hem (1499 aandelen) en [bedrijf] (1 aandeel) zouden worden uitgegeven tegen nominale waarde, dat Projic 9 een optie zou krijgen om zijn aandelen op elk moment tegen nominale waarde terug te kopen en geleverd te krijgen, dat hij enig bestuurder van Eolia zou zijn en dat hij als bestuurder en aandeelhouder al zijn stemrechten en bevoegdheden zou moeten uitoefenen conform de instructies van Projic 9.
3.5.
Op 28 december 2006 hebben Eolia en AGH een Memorandum of Agreement met elkaar gesloten dat onder meer inhoudt:
“(…)
1. EL (Eolia; hof) purchases 3,900 ordinary shares (i.e. 26% of the total issued and fully paid up capital) of [geïntimeerde 3] from AGH for a total consideration of EUR 19,400,000 to an account of AGH to be indicated by AGH in writing, all parties having waived any pre-emption rights.
(…)
5. EL will subsequently with the purchase of shares (…), however not later than 31 January 2007 enter into the existing agreements between AGH and YS (Yellow Sun; hof) as condition precedent for the completion of the transaction, in particular
- the Strategic & Financial Agreement (as amended)
- the Operational Agreement (as amended)
- the Profit Sharing Agreement (as amended)
- the Option Agreements as per clause 6 here below
to incorporate EL as party to the above mentioned agreements resp. to conclude agreements of similar content between the Parties.
6. The Parties further agree to enter into the following agreements:
6.1
A Share Purchase Agreement (Appendix 1)
6.2
A Call Option Agreement, granting EL the right to purchase all [geïntimeerde 3] shares from AGH (Appendix II);
6.3
A Call Option Agreement, granting AGH the right to purchase all [geïntimeerde 3] shares from EL (Appendix III);
6.4
A Put Option Agreement, granting AGH the right to sell all [geïntimeerde 3] shares to EL (Appendix IV).
(…)”
3.6.
Bij Share Purchase Agreement van dezelfde datum heeft AGH de bedoelde aandelen aan Eolia verkocht. Eolia heeft de koopprijs op 29 december 2006 aan AGH voldaan. AGH heeft de verkochte aandelen op 20 december 2007 aan Eolia geleverd.
3.7.
Op 1 oktober 2008 zijn Eolia en AGH een Strategic and Financial Agreement met elkaar aangegaan. Tot de annexes van deze overeenkomst behoren onder meer een Put Option Agreement, een Call Option Agreement en een Profit Sharing Agreement, alle tussen Eolia en AGH.
3.8.
Bij e-mailbericht van 29 september 2010 heeft de controlerende accountant van Eolia, voor zover hier van belang, aan haar geschreven:
“(…)
In the absence of a valuation of the [geïntimeerde 3] Group, we believe that the Net Asset Value as per financial statements is the next best available valuation. Eolia’s share of the Net Asset Value as per FS stands at $3,728,914 which leads to an impairment of $22,928,509 (…) in Eolia Limited (…).”
Het belang van Eolia in de [geïntimeerde 3] -groep is vervolgens in deze zin in haar jaarrekening 2009 opgenomen.

4.Eerste aanleg

4.1.
Eolia heeft in eerste aanleg, na wijziging van eis, gevorderd voor zover in hoger beroep nog van belang (verkort weergegeven):
1. een verklaring voor recht dat de 2008-Transactie een onwettig doel had en daarom partieel nietig is; dat de onwettigheid van de 2008-Transactie zich uitstrekt tot (i) het opgeblazen deel van de koopprijs, dat wil zeggen een bedrag van EUR 16.160.000,00, (ii) de Profit Sharing Agreement en (iii) de Put Option Agreement; en dat de bovengenoemde onwettige aspecten van de 2008-Transactie dus nietig zijn;
2. een verklaring voor recht dat Airbus SE en Projic 9 bedrog hebben gepleegd jegens Eolia door de 2008-Transactie onjuist voor te stellen en het onwettige doel van die transactie voor Eolia te verhullen en daarmee tevens onrechtmatig hebben gehandeld jegens Eolia;
3. hoofdelijke veroordeling van Airbus SE en Projic 9 in de door Eolia geleden schade, bestaande uit gemaakte kosten en geleden verliezen als gevolg van de onder 2 genoemde gedragingen, op te maken bij staat.
4.2.
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van Eolia afgewezen, met veroordeling van Eolia in de proceskosten van Airbus c.s. en [geïntimeerde 3] .

5.Beoordeling

5.1.
Eolia heeft in hoger beroep dertien grieven aangevoerd, en geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen die zij heeft gewijzigd en verminderd. De vorderingen luiden nu, verkort weergegeven, als volgt:
- een verklaring voor recht dat de 2008-Transactie een onwettig, achterliggend doel had dat mede omvatte het buiten de boeken om faciliteren van betalingen van de Airbus Groep via Eolia en [geïntimeerde 3] aan AGH en/of [naam 1] ;
- een verklaring voor recht dat Airbus SE en Projic 9 bedrog hebben gepleegd jegens Eolia door de 2008-Transactie onjuist voor te stellen en daarmee tevens onrechtmatig hebben gehandeld jegens Eolia en/of dat Eolia heeft gedwaald ter zake van de 2008-Transactie en/of dat Eolia de 2008-Transactie is aangegaan door misbruik van omstandigheden door Airbus SE en Projic 9;
- Airbus SE en Projic 9 hoofdelijk te veroordelen in de door Eolia geleden schade, bestaande uit gemaakte en toekomstige kosten en geleden en nog te lijden verliezen, als gevolg van de onder het vorige punt genoemde gedragingen, op te maken bij staat;
- Airbus SE en Projic 9 hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten van beide instanties, met nakosten.
5.2.
Airbus c.s. heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
5.3.
Het hof overweegt dat de Nederlandse rechter bevoegd is, gelet op het bepaalde in de artikelen 4 lid 1 en 8 lid 1 Verordening (EU) nr. 1215/2012. Tegen het oordeel van de rechtbank dat op het geschil Nederlands recht van toepassing is, is geen grief gericht, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
5.4.
Eolia voert aan dat de rechtbank essentiële stellingen van Eolia niet bij de beoordeling heeft betrokken (grief 1), dat Eolia ten onrechte is bewogen tot het aangaan van de 2008-Transactie (grieven 2 t/m 7), dat Eolia bij deze transactie te goeder trouw handelde (grieven 8 t/m 11), dat haar vorderingen niet zijn verjaard (grief 12) en dat haar bewijsaanbod ten onrechte is gepasseerd (grief 13). Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.5.
Eolia stelt dat Airbus c.s. en AGH een verborgen doel hadden bij de 2008-Transactie, waaronder Eolia het in 3.5 tot en met 3.7 genoemde samenstel van (rechts)handelingen verstaat waarbij Eolia aandeelhouder werd van [geïntimeerde 3] . Het verborgen doel van deze door Airbus c.s. vormgegeven transactie was het beschikbaar maken van financiële middelen van Airbus c.s. voor illegale doeleinden. Deze middelen zijn benut om betalingen te verrichten aan functionarissen van overheidsdiensten en luchtvaartmaatschappijen om de verkoop van Airbus-vliegtuigen te bevorderen. De 2008-Transactie trachtte dit doel te verhullen door een transactie waarin Eolia aandelen in [geïntimeerde 3] verkreeg voor een opgeblazen prijs. Na de transactie, en zonder dat Eolia dit wist, verdween nog diezelfde dag 80% van de aankoopprijs via een Panamese vennootschap naar een entiteit in het Midden-Oosten en werd daar waarschijnlijk gebruikt voor genoemde frauduleuze betalingen. Eolia is, zonder zich daarvan bewust te zijn, misbruikt om de illegale doeleinden van Airbus c.s. te dienen. Zodoende heeft Eolia onder invloed van bedrog, dwaling en/of misbruik van omstandigheden geparticipeerd in de 2008-Transactie. Airbus c.s. heeft hierdoor onrechtmatig gehandeld jegens Eolia, waardoor zij gehouden is de door Eolia daardoor geleden schade te vergoeden, die (onder meer) bestaat uit omzetderving, reputatieschade en interne kosten, aldus nog steeds Eolia.
5.6.
Airbus c.s. betwist onrechtmatig te hebben gehandeld jegens Eolia. Volgens Airbus c.s. kan in het midden blijven of zij de 2008-Transactie heeft opgezet als mechanisme om via Eolia aan AGH een betaling te doen die uiteindelijk ten goede kwam aan een ander, en of Airbus c.s. hiermee een illegaal doel nastreefde. Airbus zegt het ermee eens te zijn dat de destijds aan Eolia voorgehouden transactie vele vragen oproept, waaronder de vragen die zijn vermeld in het bestreden vonnis (rov. 5.15 sub e). Airbus c.s. is in hoger beroep uitdrukkelijk teruggekomen op haar aanvankelijk ingenomen standpunt dat de 2008-Transactie vanuit commercieel oogpunt zinvol was of had kunnen zijn. In dit verband heeft Airbus c.s. naar eigen zeggen onder meer geen antwoord op de vraag hoe de koopprijs tot stand is gekomen, aangezien dit bedrag volgens Airbus c.s. in geen verhouding stond tot de reële waarde van de onderneming.
5.7.
Het hof overweegt dat Airbus c.s. onderkent dat zij ten tijde van het aangaan van de 2008-Transactie de feitelijke macht had over Eolia, vanwege de financiering van de onderneming van Eolia en de call-optie op de door [naam 2] gehouden aandelen in Eolia. Airbus c.s. heeft voorts niet bestreden dat zij in de verhouding tot Eolia de initiatiefnemer was van het aangaan, de structurering en financiering van de 2008-Transactie. Gelet hierop, en op wat Eolia ter onderbouwing van de door haar gestelde strekking van deze transactie heeft aangevoerd, lag het op de weg van Airbus c.s. om doel en strekking van de 2008-Transactie toe te lichten. Bij gebreke daarvan heeft Airbus c.s. de stelling van Eolia dat het doel van de 2008-Transactie was het beschikbaar maken van financiële middelen van Airbus c.s. via Eolia aan AGH voor illegale doeleinden, onvoldoende gemotiveerd betwist. Of en zo ja op welke wijze die illegale doeleinden daadwerkelijk zijn gerealiseerd, is niet van belang voor deze procedure.
5.8.
Airbus c.s. heeft aangevoerd dat Eolia niet gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de volgens haar onjuiste en onvolledige informatie over de 2008-Transactie. Omdat Eolia aldus verwijtbaar haar ogen heeft gesloten voor de mogelijkheid dat deze transactie een ander doel diende dan Eolia zou zijn voorgehouden, heeft Eolia zich onttrokken aan de bescherming van de norm die Airbus c.s. met haar handelen volgens Eolia heeft geschonden.
5.9.
Het hof stelt voorop – zoals de rechtbank onbestreden heeft geoordeeld – dat in beginsel elk rechtssubject, dus ook Eolia, een door artikel 6:162 BW beschermd recht en belang heeft niet te worden bedrogen. In dit geval echter komt Eolia geen beroep toe op de bescherming van deze rechtsnorm. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Volgens Eolia heeft Airbus c.s. de 2008-Transactie aan haar gepresenteerd als een legitieme commerciële transactie met als doel [geïntimeerde 3] nader te integreren in de Airbus asset management business unit en Eolia te positioneren als het Airbus-platform voor de ontwikkeling van toekomstige conversieprogramma’s voor vrachtvliegtuigen. Tegelijkertijd voert Eolia aan dat de transactie vragen oproept. Zo was het volgens haar geen voor de hand liggende stap dat Eolia medeaandeelhouder zou worden van [geïntimeerde 3] . Voor een commerciële samenwerking tussen Eolia en [geïntimeerde 3] was de 2008-Transactie volgens Eolia niet nodig. Uit wat Eolia aanvoert, volgt niet op grond waarvan zij deze conclusie niet al destijds maar pas later heeft kunnen trekken. Het is volgens Eolia ook niet duidelijk waarom zij voor het (minderheids)aandeel € 19,4 miljoen moest betalen, en waarom zij contractueel de positie moest innemen van Yellow Sun, ook al had Yellow Sun geen aandelenbelang en geen € 19,4 miljoen geïnvesteerd. Ook in de enquêteprocedure tussen Eolia en AGH heeft Eolia aangevoerd dat voor haar niet duidelijk is hoe de hoogte van de koopprijs tot stand is gekomen, zeker gelet op de voor Eolia zeer nadelige dividendafspraken met AGH (productie 69 Eolia, 3.21). Eolia heeft voorts de stelling van Airbus c.s. niet weersproken dat de koopprijs van € 19,4 miljoen, gelet op de bedrijfsresultaten van [geïntimeerde 3] , neerkwam op een extreem hoge multiple van 300 x EBITDA. Alleen al dit gegeven, in combinatie bovendien met het feit dat slechts een aandeel van 26% werd gekocht en dat de te maken dividend-/winstdelingsafspraken ten gunste van AGH aan Eolia niet of nauwelijks perspectief boden op substantiële winstuitkeringen in de toekomst, hadden voor Eolia aanleiding moeten zijn over de transactie opheldering te vragen bij Airbus c.s. Te meer nu volgens Eolia de noodzaak van de transactie ook vanuit commercieel perspectief onduidelijk was. Het feit dat Eolia zelf een vehikel was dat eerder door de Airbus-groep was opgezet om voor de buitenwereld betrokkenheid van de Airbus-groep bij bepaalde transacties te maskeren, was hierbij extra reden voor waakzaamheid. Eolia, dat in de persoon van aandeelhouder [naam 2] werd bestuurd door iemand met jarenlange leidinggevende ervaring in de luchtvaartindustrie, had zich moeten vergewissen van de legitimiteit van de transactie en was daartoe ook in staat. Door dat niet te doen maar, zoals zij aanvoert in de toelichting op grief 11, in plaats daarvan volledig te vertrouwen op Airbus c.s. en de beweerdelijk door Airbus c.s. geschetste toekomstverwachtingen van [geïntimeerde 3] heeft Eolia bewust het risico genomen dat de transactie een ander doel diende en een deel van de koopprijs voor illegale doeleinden zou worden gebruikt. Het moet er daarom voor worden gehouden dat Eolia zich van dit doel van de transactie en bestemming van de koopprijs bewust was, althans behoorde te zijn. Minst genomen is sprake geweest van bewuste roekeloosheid aan de zijde van Eolia. Door onder de gegeven omstandigheden niets te vragen en niets te toetsen heeft Eolia er bewust voor gekozen niet te
willenweten waarvoor de betaling van de koopprijs werkelijk diende. Daarmee heeft zij zich onttrokken aan de bescherming die artikel 6:162 BW biedt tegen bedrog en tegen onrechtmatig handelen bestaande uit het onjuist voorstellen van een transactie met illegale doeleinden. In zoverre is de verkeerde voorstelling van zaken door Airbus c.s. niet onrechtmatig
jegensEolia geweest en is Airbus c.s. dus niet aansprakelijk en schadeplichtig
jegensEolia. De daarop gebaseerde vorderingen tot verklaring voor recht en veroordeling tot schadevergoeding zijn daarom niet toewijsbaar.
5.10.
Gelet op het voorgaande was bij het aangaan van de 2008-Transactie door Eolia evenmin sprake van dwaling of misbruik van omstandigheden. Gelet op het ontbreken van een grond voor een schadevergoedingsplicht van Airbus c.s. volgt uit hetgeen Eolia heeft aangevoerd bovendien niet dat zij voor het overige voldoende belang heeft bij de door haar gevorderde verklaringen voor recht, zodat deze ook om die reden niet toewijsbaar zijn.
5.11.
De door Eolia ten bewijze aangeboden feiten kunnen niet tot een ander oordeel leiden.
5.12.
De slotsom is dat de grieven falen althans niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden. De vereffenaar zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt de vereffenaar in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Airbus c.s. begroot op € 772,- aan verschotten en € 3.549,- voor salaris (3 punten x tarief II), en aan de zijde van [geïntimeerde 3] op nihil, en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad; en
wijst af het meer of anders gevorderde in hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.C.H. Molin, J.M. van den Berg en T.M. Snoep en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2024.