Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
[appellante 2] ,
[appellant 3],
[appellante 4] B.V.,
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.Het geding in hoger beroep
het kort geding daaraan voorafgaand”) zal veroordelen, inclusief nakosten en met wettelijke rente.
2.Feiten
conceptPlan van Aanpak (pva) dat door ing. [naam 1] met ing. [naam 2] zal worden besproken. Wanneer er overeenstemming is over het pva zal (zonodig) een omgevingsvergunning worden aangevraagd en ook de overige noodzakelijke voorbereidingen voor de uitvoering worden getroffen.
uitdrukkelijkte bevestigen dat het bovenstaande akkoord is en er geen beroep zal worden gedaan op de termijn als genoemd in het betekende kort geding vonnis. (…)
3.Beoordeling
de (eerste) grieven in incidenteel hoger beroepvan [geïntimeerden] te behandelen. Met deze grieven betogen [geïntimeerden] , in de kern, dat de voorzieningenrechter ten onrechte vervangende toestemming heeft verleend voor verdere uitvoering van de herstelwerkzaamheden volgens Plan- Strackee . [geïntimeerde 1] heeft hieraan en grondslag gelegd, kort gezegd, dat Plan- Strackee een ingreep betreft in de constructie van nummer 36 en 38, dat verdere uitvoering van dit plan er onvermijdelijk toe leidt dat nummer 36 wordt gefundeerd, voordat er wordt losgemaakt, dat nummer 38 scharnierpand is geworden en dat nummer 38 verdere schade zal lijden. [geïntimeerde 2] heeft zich er eveneens op beroepen dat de tafelconstructie van Plan- Strackee (verboden) werkzaamheden aan de fundering betreft en dat zij hierdoor schade lijdt. Ook heeft zij gesteld dat de voorzieningenrechter buiten de bevoegdheid van de executierechter is getreden.
“Het plan van Strackee is een goed en veilig plan”.
De stempelconstructie zoals deze er nu staat doet nog niets. De stempelconstructie is nog niet op spanning gebracht en ook nog niet voorzien van stabiliteitsschoren. De stempelconstructie staat op de nieuwe funderingspalen. Het stempelwerk geeft geen extra belasting op de bestaande fundering.”, zo schrijft zij.
“(…) de gekozen oplossing van de stalen tafelconstructie (is) feitelijk de enige juiste en veilige manier om de ontkoppelwerkzaamheden, aan de zijde van [straatnaam] 34, uit te voeren. Een mogelijke (alternatieve) oplossing om de fundering/bouwmuur om de meter op te vangen, te slopen en opnieuw op te bouwen, faalt vanwege de drukbogen en de staat van de fundering. Andere opties falen ook omdat de mogelijke (gevolg)schade aan zowel de panden [straatnaam] 34 als [straatnaam] 38 dan niet te overzien zijn. Met behulp van een tafelconstructie wordt dat risico tot een minimum beperkt en is het voor de werknemers een veilige manier om de ontkoppelwerkzaamheden uit te kunnen voeren.”.
vordering onder v)van [appellanten] toewijzen. Ook de
vordering onder i)van [appellanten] is toewijsbaar. Het hof ziet aanleiding om aan schending van het aan [geïntimeerden] op te leggen verbod een dwangsom te verbinden van € 1.000,00 per dag of dagdeel, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt. Voor het treffen van een andere voorziening zoals door [geïntimeerde 1] gevorderd bestaat geen grond.
derde en zesde grief in principaal hoger beroep, in de kern, betoogd dat de voorzieningenrechter ten onrechte de dwangsomveroordeling in 6.6. van vonnis 2022 niet heeft opgeheven, maar verlengd. Zij hebben in hoger beroep
onder vi)nogmaals opheffing gevorderd van de dwangsomveroordeling.
grieven 1, 2 en 5 in principaal hoger beroepen (voor zover nog van toepassing) de
grieven van [geïntimeerden] in incidenteel hoger beroepzich voor gezamenlijke behandeling. Deze grieven hebben (mede) betrekking op de verbeurte van dwangsommen uit hoofde van vonnis 2020, waarbij aan [appellanten] een bouwstop is opgelegd.
“Aan ons is de vraag gesteld of de werkzaamheden vanaf 7 december 2022 voorbereidingen waren op het funderingsherstel, wij hebben hierop geantwoord dat het hier ging om voorbereidingen voor het funderingsherstel.”.In een e-mail van [naam 2] aan de advocaat van [geïntimeerde 2] van diezelfde datum staat:
“Uit de foto’s blijkt dat er graafwerk is uitgevoerd, welke naar ons oordeel alleen maar te maken kunnen hebben met het toekomstig funderingsherstel.”. In een offerte van [naam 5] van 17 februari 2023 staat, onder meer:
“(…) De foto’s van het staal dat in 36 is gemaakt, is een tafelconstructie, dit is om het gewicht van het pand op de nieuwe palen over te brengen. (…) De foto’s bevestigen dat de stalenbalken (…) en de stalen voetplaat (…) allemaal aan de bovenzijde zijn aangewerkt. Dat bevestigd dat de stalen constructie die in het gehele pand is gemaakt dragend is en dus is het gewicht van 36 (zie 1) overgebracht naar de nieuwe palen. (…)”.
“De heer [naam 2] schrijft dat de graafwerkzaamheden alleen maar te maken kan hebben met het toekomstig funderingsherstel is niet correct. (…) Wat ik op zaterdag middag 18 februari 2023 in het pand [straatnaam] 36 aantrof zijn de voorbereidingen voor het loskoppelen van het metselwerk van het pand [straatnaam] 36 van het beton van het pand [straatnaam] 34. (…) Het stempelwerk geeft geen extra belasting op de bestaande fundering. (...)”. In “Notitie 05” van Strackee staat:
“Om de bouwmuur van nummer 36 los te kunnen koppelen van de betonnen funderingsconstructie van nummer 34 is het noodzakelijk om eerst een stempelconstructie aan te brengen om het gewicht van de bouwmuur boven het niveau van het te vervangen metselwerk op te vangen. Deze stempelconstructie is noodzakelijk gezien de slechte staat van de bestaande fundering en het grote risico op instabiliteit van de fundering onder de spaarbogen. (…)”. [appellanten] hebben de inhoud van de offerte van [naam 5] betwist.
verdereuitvoering van Plan- Strackee . Ondanks dat de voorzieningenrechter er ten onrechte van is uitgegaan dat de werkzaamheden wel zagen op funderingsherstel, blijft de toestemming in stand, zoals blijkt uit wat hiervoor onder 3.4. tot en met 3.9. is overwogen. [appellanten] hebben dan ook geen dwangsommen verbeurd aan [geïntimeerde 2] . Haar eerste grief in incidenteel hoger beroep faalt ook op dit punt. Daarmee slaagt ook de tweede grief in incidenteel hoger beroep, waarbij [geïntimeerde 2] heeft betoogd dat de voorzieningenrechter de dwangsommen vanaf een eerder moment verbeurd had moeten achten, niet.
de mandelige scheidingsmuurzijn verricht, waren evenmin (direct) gericht op funderingsherstel. Voor zover de bouwstop in het kader van de scheidingsmuur ook ziet op andere dan funderingswerkzaamheden, zoals het aanbrengen van de onderhavige tafelconstructie, geldt dat [appellanten] onderbouwd en onweersproken hebben gesteld dat de tafelconstructie enkel is verankerd in het stukje mandelige muur waarover de bevoegdheid van [appellant 1] zich uitstrekt om balken aan te brengen en dat hiermee geen nadeel aan de muur is toegebracht in de zin van artikel 5:67 BW. De huidige stand van zaken is wat dit betreft dan ook een andere dan de situatie die de voorzieningenrechter in vonnis 2020 tot uitgangspunt heeft genomen bij oplegging van de bouwstop.
verderewerkzaamheden aan de scheidingsmuur ter uitvoering van Plan- Strackee zijn toegestaan op grond van wat in 3.4. tot en met 3.9. hierboven is overwogen.
grieven 4 en 7 in principaal hoger beroepen de
subsidiaire vordering onder iv)van [appellanten] , wegens gebrek aan belang, onbesproken blijven.
vorderingen onder ii) en iii) van [appellanten]zijn dan ook toewijsbaar.
vordering onder vii) van [appellanten]is dus in dit kort geding niet toewijsbaar.