Uitspraak
Onderzoek van de zaak
9 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 11 april 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1998 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor lokaalvredebreuk, winkeldiefstallen en gekwalificeerde belediging. Tijdens de zitting op 9 januari 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die eenzelfde straf als in eerste aanleg heeft gevorderd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar heeft de bewijsoverwegingen en de strafmotivering voor één van de winkeldiefstallen gedeeltelijk aangepast. De politierechter had in zijn bewijsoverweging vermeld dat het ging om sokken die per tien stuks werden verkocht, maar het hof heeft vastgesteld dat de sokken verpakt waren per vijf paren, wat resulteerde in een andere conclusie over de hoeveelheid weggenomen goederen. De raadsvrouw van de verdachte had verzocht om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, maar het hof oordeelde dat, gezien de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de aangebrachte wijzigingen in de bewijsoverweging.