ECLI:NL:GHAMS:2024:532
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake wijziging aflossingsvoorwaarden lening na beëindiging van een affectieve relatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw gerechtigd is om de aflossingsvoorwaarden van een lening van € 40.000,- te wijzigen. De partijen, die een affectieve relatie hebben gehad, hebben in 2006 een samenlevingscontract en een schuldbekentenis ondertekend. Na de beëindiging van hun relatie in 2014 heeft de vrouw de man in 2021 geïnformeerd dat zij de aflossingsvoorwaarden van de lening wilde wijzigen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aanleiding was voor de vrees van de vrouw dat de terugbetaling van de lening in gevaar kwam, en heeft de man veroordeeld tot betaling in maandelijkse termijnen.
In hoger beroep heeft de man vier grieven ingediend, waarin hij betwist dat de lening opeisbaar is en dat de rechtbank hem ten onrechte heeft veroordeeld tot aflossing. Hij stelt dat de vrouw geen reden heeft om aan te nemen dat de terugbetaling in gevaar komt, en dat de wijziging van de begunstiging van een levensverzekering geen grond vormt voor vervroegde aflossing. De vrouw voert verweer en stelt dat de wijziging van de begunstiging van de levensverzekering de terugbetaling in gevaar brengt.
Het hof overweegt dat de partijen bij het aangaan van de lening in 2006 een koppeling hebben gemaakt tussen de lening en de levensverzekering. De wijziging van de begunstiging zonder dat daar een andere zekerheid voor in de plaats is gesteld, geeft de vrouw een gerechtvaardigde vrees dat de terugbetaling in gevaar komt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen eerdere vonnissen.