Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
no cure no payovereenkomst. In opdracht van Corpocon heeft Beer sinds 2012 de aansprakelijkheidsprocedure gevoerd van deze slachtoffers tegen de Nationale Politie in drie instanties. Na aansprakelijkheidsvaststelling door de Hoge Raad in 2019 heeft Beer een aantal slachtoffers, waaronder overgestapte cliënten van Corpocon, bijgestaan ter verkrijging van schadevergoeding. Die cliënten hebben hun overeenkomst met Corpocon opgezegd. Het hof komt - net als de voorzieningenrechter van de rechtbank in kort geding - tot het oordeel dat Beer deze slachtoffers mag blijven bijstaan.
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
pas en dus niet eerder danin augustus 2012 Beer aansprak om van haar klanten af te blijven (grief 1 tegen het in 2.3 van het vonnis vastgestelde feit) en
no cure no paybasis 105 slachtoffers bij van de schietpartij op 9 april 2011 in winkelcentrum ‘De Ridderhof’ in Alphen aan den Rijn. Corpocon (destijds dus nog de eenmanszaak van [naam 1] ) heeft in 2012 Beer Advocaten ingeschakeld voor te voeren rechtszaken tegen de Nationale Politie, Regionale Eenheid Den Haag (hierna: de Nationale Politie) ten behoeve van de slachtoffers van de schietpartij. Namens Beer Advocaten is de opdracht aangenomen door [naam 2] , partner, en [naam 3] .
Prima, met name het misverstand kennelijk van [naam 3] dat cliënten (nieuwe en/of bestaande) die zich via jullie kantoor willen melden en vervolgens door [naam 3] of jou vertegenwoordigd willen worden gaat natuurlijk niet en is in strijd met onze eerdere contractuele afspraken en GHV/NCB. Eveneens de echte frustratie van mijzelf zoals besproken over de communicatie van [naam 3] naar de media toe dat ‘wij dit samen doen’, wij huren jullie in en Beer Advocaten werkt voor ons, wij doen dit niet samen. (…) met name ergert zich hieraan en wees mij hierop, let er aub op dat dit veel negatieve sentimenten teweeg brengt bij mijn clienten en mijzelf tegen jouw kantoor en de acties van [naam 3] , ik wil voorkomen dat bestaande en nieuwe clienten dit idee krijgen. Het is niet waar en is misleidend, of hebben jullie ineens andere plannen? (…)”
[naam 3] en ik bevestigen beiden dat wij nooit direct of indirect jouw dossier of jouw cliënten zelf ooit zullen vertegenwoordigen. Wij houden ons strikt hieraan, geen zorgen over de geruchten dat wij je bedriegen of je klanten willen overnemen. Een non-concurrentie beding tekenen wij niet. (…)”
Wij vertegenwoordigen natuurlijk geen enkel slachtoffer zelf, volgens onze afspraken. Waarom blijft (…) dit gerucht horen. Wij doen niets buiten jou om, jij huurt ons in en wij hebben jouw toestemming daar niet voor, (…)”
(…) benaderde (…) weer achter mijn rug om, om over te lopen naar jullie? (…) kan getuigen hierover, en (…) zei (…) ‘nog even te wachten hiermee’? Ik geloof (…) en kan er niet bij dat dit nu allemaal achter mijn rug om gebeurt? Is dit waar?
Wij hebben elkaar vandaag gesproken. Ik vat de belangrijkste onderwerpen als volgt samen:
4.Eerste aanleg
5.De vordering in hoger beroep
6.Beoordeling
switch, nu de schadeafwikkeling nog niet is afgewikkeld voor al haar cliënten, feitelijk nog steeds mogelijk is en dat Corpocon daardoor schade zal lijden aangezien zij voor die clienten werkt op ‘no cure, no pay’ basis. Reeds daarmee is in hoger beroep voldaan aan het vereiste van spoedeisend belang. Het hof is dus bevoegd om deze vordering te beoordelen.
geencliënt waren van Corpocon en zich bij Beer meldden in de aansprakelijkheidsprocedure. Tussen partijen is niet in geschil dat Beer deze personen heeft doorverwezen naar Corpocon en dat Beer voor zover die slachtoffers zich niet wilden aansluiten bij Corpocon, slechts stuitingshandelingen heeft verricht. Het hof acht niet aannemelijk dat Beer met deze gedragingen een door Corpocon gestelde non-concurrentieafspraak heeft geschonden of onrechtmatig heeft gehandeld jegens Corpocon.
wélcliënten van Corpocon waren en die, na de aansprakelijkheidsvaststelling door de Hoge Raad in 2019, door Beer zijn overgenomen voor de afhandeling van het daarop volgende schadeafwikkelingstraject. Met betrekking tot deze groep cliënten geldt het volgende.
nawerkingdaarvan.
no cure no payovereenkomst met Corpocon hebben opgezegd en daarbij de courtage-afspraak met Corpocon niet hebben nageleefd. Het hof acht niet aannemelijk dat een bodemrechter Corpocon daarin zou volgen. Het betreft hier immers een opdrachtovereenkomst die op grond van artikel 7:408 lid 1 BW te allen tijde door de opdrachtgever – in dit geval de cliënten – kan worden opgezegd. Deze bepaling is van dwingend recht, nu niet in geschil is dat deze cliënten de opdracht aan Corpocon niet hebben verstrekt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (artn. 7:413 lid 2 en 7:408 lid 3 BW). Dit betekent dat de opzegging van de
no cure no payovereenkomst als zodanig geen wanprestatie kan opleveren. Bij gebreke van een wanprestatie kan Corpocon zich reeds daarom niet erop beroepen dat Beer van zo’n wanprestatie zou profiteren of gebruikmaken. Corpocon stelt dat zij schade lijdt doordat de cliënten die hebben opgezegd, niet voldoen aan hun courtageverplichting jegens haar. Deze gestelde omstandigheid, wat daar verder van zij, biedt geen grondslag voor aansprakelijkheid van Beer in de gegeven situatie.
€ 173(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)