ECLI:NL:GHAMS:2024:483

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
200.331.878/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voogdij en gezag over minderjarige kinderen na overlijden van de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voogdij en het gezag over twee minderjarige kinderen na het overlijden van hun moeder. De vader van de kinderen, die in Engeland woont, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die de grootmoeder van de kinderen met de voogdij heeft belast. De vader verzoekt om met het eenhoofdig gezag over de kinderen belast te worden, terwijl de grootmoeder en de Raad voor de Kinderbescherming zich verzetten tegen dit verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel goed gedijen bij de grootmoeder, die hen sinds het overlijden van de moeder verzorgt. De vader heeft in het verleden een beperkte rol gespeeld in de opvoeding van de kinderen en heeft geen concrete plannen gepresenteerd om naar Nederland te verhuizen en voor de kinderen te zorgen. Het hof oordeelt dat het belang van de kinderen zich verzet tegen toewijzing van het verzoek van de vader, omdat continuïteit in hun opvoeding en stabiliteit in hun omgeving essentieel zijn. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vader af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.331.878/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/340118 / FA RK 23-2407
Beschikking van de meervoudige kamer van 5 maart 2024 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.A. Ossentjuk te Leiden ,
en
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Den Haag,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
  • de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
  • de minderjarige [minderjarige 2] Omar (hierna te noemen: [minderjarige 2] ), en
  • [de grootmoeder] (hierna te noemen: de grootmoeder).

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem , (hierna: de rechtbank) van 7 juni 2023 uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 5 september 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 7 juni 2023. De vader heeft dit beroepschrift op 20 september 2023 aangevuld.
2.2
De grootmoeder heeft op 8 november 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is verder het volgende stuk binnengekomen:
- een bericht van de vader van 5 oktober 2023, met bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 19 januari 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk Somalisch, J. Malik;
- de raad, vertegenwoordigd door H. Groenewegen en G. Sloothaak;
- de grootmoeder, bijgestaan door mr. Fridsma en een tolk Somalisch, L. Warsame.
Tevens was aanwezig, met toestemming van het hof en met instemming van partijen, de dochter van de grootmoeder, [de tante] (hierna te noemen: de tante).
Mr. Fridsma heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.

3.De feiten

3.1
De vader heeft een affectieve relatie gehad met [de moeder] (hierna te noemen: de moeder). Uit deze relatie zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2017 te [plaats B] , en
- [minderjarige 2] , [in] 2020 te [plaats B] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden hierna gezamenlijk ook ‘’de kinderen’’ genoemd.
De vader heeft de kinderen erkend. De moeder was van rechtswege belast met het gezag over de kinderen. De moeder is [in] 2023 overleden.
3.2
De moeder is gehuwd geweest met [X] (hierna te noemen: [X] ) van [datum] 2006 tot 7 december 2016. Tijdens dit huwelijk zijn geboren:
- [minderjarige 3] (hierna te noemen: [minderjarige 3] ), geboren [in] 2013 te [plaats C] ;
- [minderjarige 4] (hierna te noemen: [minderjarige 4] ), geboren [in] 2014 te [plaats B] , en
- [minderjarige 5] (hierna te noemen: [minderjarige 5] ), geboren [in] 2015 te [plaats B] .
De moeder en [X] hadden het gezamenlijk gezag over deze kinderen. Sinds het overlijden van de moeder heeft [X] alleen het gezag over [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] .
Over de afstamming en het gezag over [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] lopen meerdere procedures bij de rechtbank. Bij beschikking van 23 oktober 2023 heeft de rechtbank mr. M.J. van der Loo, kantoorhoudende te Haarlem , benoemd tot bijzondere curator over [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] (kenmerk C/15/344616 / FA RK 23/4733).
3.3
Tijdens de relatie van de vader en de moeder (hierna gezamenlijk ook te noemen: ouders) woonde de moeder in [plaats D] en de vader in [plaats A] .
3.4
De grootmoeder is na het overlijden van de moeder verhuisd naar de woning waar de moeder woonde in [plaats D] en woont hier thans met de kinderen. Ook [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] wonen bij de grootmoeder in [plaats D] .
3.5
De vader heeft op 5 oktober 2023 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, tot het vaststellen van een contactregeling, het vaststellen van een informatie- en consultatieregeling en tot het geven van een gebod aan de grootmoeder tot het in ontvangst nemen van cadeaus (zaaknummer C15/344598 / FA RK 23-4720).
3.6
De vader heeft tevens op 5 oktober 2023 bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) voor de duur van de bodemprocedure verzocht een omgangs/contactregeling vast te stellen tussen hem en [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 1 december 2023 is als provisionele voorziening een tijdelijke contact- en omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vastgesteld, inhoudende:
- de vader en de vijf kinderen hebben wekelijks op woensdag om 17:00 uur (Nederlandse tijd) en op zondag om 10:00 uur (Nederlandse tijd) contact met elkaar via Facetime/videobellen, waarbij de vader hen belt via de telefoon van de grootmoeder;
- de vader zal aanwezig zijn bij het verjaardagsfeest van [minderjarige 2] [in] 2023, waarbij de grootmoeder hem tijdig zal informeren over de locatie en het tijdstip van het feest;
- vanaf zaterdag 16 december 2023 zullen de vijf kinderen om de week op zaterdag bij de vader zijn van 12:00 uur tot 17:00 uur, met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 4.8 (hof: van de beschikking van 1 december 2023) is overwogen.
Verder is, tot nader wordt beslist, een informatieregeling vastgesteld inhoudende dat de grootmoeder de vader eenmaal per maand schriftelijk informeert over de vijf kinderen, onder meer hoe het gaat op school, hun gezondheid, sport en overige interesses, met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 4.9 (hof: van de beschikking van 1 december 2023) is overwogen (zaaknummer C/15/344610 / FA RK 23-4730).
3.7
Bij beschikking van 6 juli 2023 heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, de grootmoeder belast met de voogdij over de kinderen (zaaknummer C/15/340315 / FA RK 23/2489).
De vader heeft van deze beschikking hoger beroep ingesteld, welke zaak gelijktijdig (maar niet gevoegd) met de onderhavige zaak door het hof is behandeld (zaaknummer 200.332.470/01). Bij beschikking van heden heeft het hof de beschikking van de rechtbank van 6 juli 2023 vernietigd.
3.8
De vader heeft de Britse nationaliteit. De kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, de grootmoeder belast met de voogdij over de kinderen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking en uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de raad alsnog af te wijzen en hem te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen.
4.3
De grootmoeder verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

De standpunten van partijen
5.1
De vader voert aan dat op grond van artikel 1:253g van het Burgerlijk Wetboek (BW) een verzoek van een ouder om met het gezag over zijn minderjarige kinderen belast te worden slechts wordt afgewezen indien het belang van de minderjarigen zich daartegen verzet. Het belang van de kinderen verzet zich niet tegen de wens van de vader om met het gezag over de kinderen belast te worden. Na het verkrijgen van de voogdij misbruikt de grootmoeder dit door de contacten tussen de vader en de kinderen te belemmeren. Zo mocht hij de kinderen vijf maanden niet spreken. De laatste tijd ontvangt hij van de grootmoeder wel informatie over de kinderen. Ook verlopen de huidige omgangsmomenten met de kinderen goed en zij vinden het leuk om de vader te zien. Tevens was de vader aanwezig bij de verjaardagen van de kinderen in december 2023. Verder is de vader zestien jaar geleden in [plaats A] gaan wonen en hij werkt daar op dit moment als [functie] . Toen de moeder nog leefde kwam hij elke maand, dan wel elke twee maanden, naar Nederland en verbleef dan ongeveer twee weken bij de moeder in [plaats D] . Ook heeft hij altijd financieel bijgedragen aan de verzorging van de kinderen, door bijvoorbeeld voor hun paspoorten te betalen. Voorts is de vader de biologische vader van [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] . De moeder was ten tijde van de geboorte van [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] getrouwd met een andere man ( [X] ) en daarom is de vader niet de juridische vader van voornoemde kinderen. Voor het overlijden van de moeder heeft zij de vader gevraagd naar Nederland te verhuizen zodat hij voor de kinderen kan zorgen. De vader wil dan ook in 2024 naar Nederland verhuizen en met de vijf kinderen gaan samenwonen. Hij is niet van plan de kinderen naar Engeland te laten verhuizen. Indien de vader met het gezag wordt belast zal hij automatisch een verblijfsvergunning krijgen om in Nederland te kunnen wonen. Dit houdt in dat wanneer hij geen gezag over de kinderen krijgt, hij zich niet in Nederland kan vestigen, aldus de vader.
5.2
De raad heeft ter zitting in hoger beroep verklaard op dit moment geen zicht te hebben op de kinderen. Wel heeft de raad vernomen dat het goed gaat met de kinderen en dat er goed voor hen wordt gezorgd. Wanneer na het overlijden van een ouder een gezagsvacuüm ontstaat heeft de raad, locatie Den Haag, de werkafspraak dat er een verkort onderzoek wordt gedaan naar hoe de situatie van de kinderen het meest stabiel kan blijven. Uit dit verkorte onderzoek is gebleken dat de kinderen in de woning van de moeder kunnen blijven wonen omdat de woningbouwvereniging daar toestemming voor heeft gegeven. De grootmoeder kon bij de kinderen intrekken terwijl haar dochters (de zussen van de overleden moeder) ondersteuning bieden bij het opvoeden en verzorgen van de kinderen. Zo konden de kinderen bij elkaar blijven en dit achtte de raad de meest geschikte situatie. De vader verblijft in Engeland en is daarom niet beschikbaar voor de kinderen. De raad heeft contact gehad met de advocaat van de vader en de grootmoeder en zij vertelden dat het contact tussen de grootmoeder en de vader goed was. Voorts heeft de raad contact gehad met de vader over het voorstel om de voogdij over te dragen aan de grootmoeder. De vader heeft toen aangegeven in 2024 naar Nederland te willen verhuizen maar hier nog geen concrete plannen voor te hebben. De rechtbank heeft vervolgens zonder een mondelinge behandeling een beschikking gegeven waarin de grootmoeder met de voogdij over de kinderen is belast. De raad betreurt dat er miscommunicatie is ontstaan over de toestemming van de vader voor het belasten van de grootmoeder met de voogdij. De raad biedt daarom aan een volledig onderzoek te verrichten om te onderzoeken welke situatie het meest in het belang van de kinderen is. Daarbij zal worden onderzocht wie de opvoeder van de kinderen kan zijn indien zij in Nederland blijven wonen. De raad zal daarvoor informanten benaderen. Een extra onderzoek kan echter belastend zijn voor de kinderen. De raad stelt daarom voor dat de bijzondere curator van [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] ingezet wordt door haar onderzoek uit te breiden.
Verder kan de raad op dit moment geen advies uitbrengen aan het hof. De vader stelt dat de omgang met de kinderen goed verloopt, de grootmoeder betwist dit. De verhalen van de vader en de grootmoeder liggen ver uit elkaar en het is daarom voor de raad lastig om op basis van de mondelinge behandeling vast te stellen wat in het belang van de kinderen is. Het zou fijn zijn indien de vader en de grootmoeder samen tot het inzicht komen wat in het belang van de kinderen is, de raad betwijfelt echter of dit zal gebeuren.
De grootmoeder en de tante
5.3
De grootmoeder heeft het standpunt van de vader betwist en daartoe het volgende aangevoerd. De grootmoeder woont, sinds het overlijden van de moeder, met de kinderen en [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] in de woning van de moeder in [plaats D] . Het gaat op dit moment goed met de kinderen. De grootmoeder heeft vier dochters die haar helpen met de verzorging en opvoeding van de kinderen. Voor het overlijden van de moeder woonde de grootmoeder in de directe omgeving van de kinderen en, zo blijkt ook uit het rapport van de raad, zag zij hen regelmatig. Toen de moeder ziek werd heeft zij de grootmoeder gevraagd om voor de kinderen te zorgen in het geval de moeder zou komen te overlijden. De grootmoeder heeft haar dit beloofd en zij wil zich graag aan deze afspraak houden. In het rapport van de raad is verder te lezen dat de vader heeft aangegeven akkoord te zijn dat de grootmoeder belast wordt met de voogdij over de kinderen. Hij was op dat moment in het gezin aanwezig en heeft zelf gezien dat de grootmoeder liefdevol is naar de kinderen, betrokken is en hen goed verzorgt. De stelling van de vader, dat hij de verklaring niet begreep, is dan ook onjuist. Bovendien heeft de vader niet aangetoond dat hij zich in Nederland kan vestigen, hij bezit namelijk niet de Nederlandse maar de Britse nationaliteit. Wanneer de vader een verblijfsvergunning in Nederland verkrijgt heeft hij nog geen woning in Nederland. Bij toewijzing van zijn verzoek kan dan ook de situatie ontstaan dat de vader met gezag in Engeland woont en de kinderen in Nederland. De grootmoeder vreest dat de vader de kinderen dan naar Engeland wil laten verhuizen. Het is niet in het belang van de kinderen dat zij in onzekerheid verkeren over waar zij zullen gaan wonen, evenmin is het in hun belang naar Engeland te verhuizen. Verder betwist de grootmoeder dat het contact tussen de vader en de kinderen door haar wordt gefrustreerd. Zo heeft zij toegelaten dat de vader na het overlijden van de moeder samen met de grootmoeder en de kinderen in de woning van de moeder verbleef. Verder heeft de grootmoeder bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend, dat ertoe strekt haar te belasten met de voogdij over [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] . Voornoemde kinderen hebben geen contact met hun juridische vader, de heer [X] , aldus de grootmoeder.
5.4
De tante heeft ter zitting in hoger beroep het volgende naar voren gebracht. Zij heeft contact gehad met de bijzondere curator die is benoemd in de afstammingsprocedure bij de rechtbank over [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] . Er is een afspraak gemaakt voor een eerste kennismakingsgesprek. Voorts is de voogdij/gezagskwestie door de familie niet met de kinderen besproken. Zij weten alleen dat de moeder is overleden. De kinderen werden altijd al door vijf ‘’moeders’’ opgevoed, omdat de vier zussen van de moeder betrokken waren bij de opvoeding. De tante wil ook niet dat de kinderen een ander leven gaan krijgen wanneer de vader het gezag zou krijgen. Voor het overlijden van de moeder zag de tante de vader twee of drie keer per jaar. De stelling van de vader dat hij om de maand naar Nederland kwam is onjuist. Tevens is de stelling van de vader dat hij de kosten voor de begrafenis van de moeder heeft betaald onjuist, de moeder was hier namelijk voor verzekerd, aldus de tante.
De beoordeling
De ontvankelijkheid van de vader in hoger beroep
5.5
De grootmoeder stelt dat de vader voor het eerst in hoger beroep het verzoek doet om belast te worden met het gezag over de kinderen. Dit dient te worden aangemerkt als een nieuw zelfstandig verzoek, dat krachtens artikel 362 Rv niet voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan. De vader dient dan ook niet-ontvankelijk verklaard te worden in dit verzoek, aldus de grootmoeder.
De vader verweert zich als volgt. Indien het hof van oordeel is dat hij zijn verzoek om zelf met het gezag over de kinderen belast te worden niet voor het eerst in hoger beroep kan formuleren, verzoekt hij het hof om hem ambtshalve met het gezag over de kinderen belasten, waar artikel 1:253g BW volgens de vader de juridische mogelijkheid voor biedt.
5.6
Het hof overweegt als volgt. De vader heeft in eerste aanleg geen verzoek gedaan om met het gezag te worden belast, zodat hij dit ingevolge het bepaalde in artikel 362 Rv niet voor het eerst in hoger beroep kan doen. Wel kan in hoger beroep verweer worden gevoerd tegen de beslissing van de rechtbank over de voogdij. Nu de rechter op grond van artikel 1:253g lid 2 BW bovendien ambtshalve kan bepalen of de overlevende ouder of een derde met het gezag wordt belast, zal het hof op die grond daartoe overgaan.
Het gelasten van een raadsonderzoek
5.7
De raad heeft ter zitting in hoger beroep voorgesteld om de behandeling van de zaak aan te houden en een onderzoek door de raad te gelasten, zodat de raad onderzoek kan verrichten naar de vraag welke situatie het meest in het belang van de kinderen is. De vader heeft ter zitting in hoger beroep ingestemd met dit voorstel van de raad.
5.8
Het hof overweegt als volgt. Het hof acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling in hoger beroep voldoende voorgelicht om een beslissing te nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een raadsonderzoek te gelasten naar de vraag wie belast dient te worden met het gezag/de voogdij over de kinderen. Bovendien, zoals ook de raad ter zitting heeft aangegeven, kan een onderzoek door de raad een (extra) belasting zijn voor de kinderen en dit acht het hof op dit moment niet in hun belang.
Het gezag/de voogdij
5.9
Artikel 1:253g lid 3 BW bepaalt dat het verzoek om de overlevende ouder met het gezag te belasten slechts wordt afgewezen, indien de rechter oordeelt dat het belang van de minderjarige zich tegen inwilliging verzet. Als gevolg van de invoering op 1 januari 2015 van de Wet van 12 maart 2014 tot wijziging van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming (Stb 2014, 130) heeft deze bepaling zijn huidige tekst gekregen. Blijkens de parlementaire geschiedenis van deze wetswijziging heeft de wetgever als uitgangspunt dat een dergelijk verzoek wordt toegewezen, maar de rechter het verzoek kan afwijzen indien dit in het belang van het kind noodzakelijk is, bijvoorbeeld om redenen van continuïteit in de opvoeding (Kamerstukken II, 2008-09, 32015, 3, p. 20). Beoordeeld dient dan ook te worden of deze uitzondering zich in deze zaak voordoet.
5.1
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de vader en de moeder vanaf 2011, tot het overlijden van de moeder, een affectieve relatie met elkaar hebben gehad. Tijdens de relatie van de ouders zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. Tevens stelt de vader de biologische vader van de drie oudere kinderen van de moeder te zijn, genaamd [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] , die geboren zijn gedurende het huwelijk van de moeder met [X] . Ten tijde van de relatie woonde de moeder in [plaats D] en de vader in [plaats A] . [in] 2023 is de moeder in [plaats F] overleden. Omdat alleen de moeder belast was met het gezag over de kinderen is na haar overlijden een gezagsvacuüm ontstaan. De moeder heeft voorafgaand aan haar overlijden niet bij uiterste wilsbeschikking of bij notariële akte laten optekenen wie na haar overlijden als voogd het gezag over de kinderen zal uitoefenen. De raad heeft een verkort onderzoek gedaan en bij rapport van 28 maart 2023 aan de rechtbank voorgesteld om de grootmoeder tot voogd over de kinderen te benoemen. De grootmoeder heeft op 20 maart 2023 een verklaring ondertekend waarin zij zich bereid verklaart de zorg op zich te nemen over de kinderen. Op 20 maart 2023 heeft de vader een akkoordverklaring ondertekend, met daarin de tekst:
‘’I hereby declare that I, [de vader] , born [in] 1979 in [plaats E] (Somalia), agree that [de grootmoeder] , born [in] 1965 in [plaats E] (Somalia), will take care of the following minor children: [minderjarige 1] (…) and [minderjarige 2] (…).’’
De vader stelt dat er miscommunicatie tussen hem en de raad is ontstaan over deze akkoordverklaring. Volgens de vader is, na het overlijden van de moeder, door de raad niet over de voogdij/het gezag met hem gesproken. Hij stelt desgevraagd de raad te hebben laten weten dat hij ermee akkoord gaat dat de grootmoeder de kinderen tijdelijk zou verzorgen. Dat hij akkoord is gegaan met het belasten van de grootmoeder met de voogdij over de kinderen is volgens de vader onjuist. Volgens de grootmoeder stemde de vader in eerste instantie ermee in dat zij belast zou worden met de voogdij over de kinderen, maar heeft hij zijn mening na de bestreden beschikking veranderd en geeft hij geen inzicht in waarom zijn mening is gewijzigd.
Het hof stelt vast dat de woorden
‘’will take care of’’impliceren dat de vader ermee akkoord is gegaan dat de zorg over de kinderen (tijdelijk) naar de grootmoeder gaat. In deze woorden is echter niet te lezen dat de vader akkoord is gegaan met het belasten van de grootmoeder met de voogdij over de kinderen. Zo is een veelgebruikte vertaling van het woord ‘’voogdij’’ in het Engels ‘’custody’’ of ‘’guardianship’’. Deze woorden zijn in de akkoordverklaring niet gebruikt. Het hof volgt dan ook niet het standpunt van de grootmoeder dat de vader door middel van de akkoordverklaring heeft ingestemd met het belasten van de grootmoeder met de voogdij over de kinderen.
5.11
Voorts verschillen de vader en de grootmoeder van mening over de intensiteit van de betrokkenheid van de vader bij de opvoeding en de verzorging van de kinderen toen de moeder nog in leven was. De grootmoeder stelt dat de vader een minimale rol heeft gespeeld in de opvoeding van de kinderen, terwijl de vader stelt dat hij (zeer) betrokken is geweest bij de opvoeding. Zo voert de vader aan dat hij dagelijks contact had met de kinderen en frequent naar Nederland afreisde. Volgens de grootmoeder heeft de vader nooit samengewoond met de moeder en kwam de vader ongeveer twee tot drie keer per jaar naar Nederland. Het hof overweegt dat niet is vast te stellen wat de precieze rol van de vader in het leven van de kinderen is geweest ten tijde van de relatie van de ouders. Wel is duidelijk dat de vader zestien jaar geleden in [plaats A] is gaan wonen en daar op dit moment nog steeds woont, waardoor hij ten tijde van de relatie van de ouders niet de dagelijkse zorg voor de kinderen heeft gehad en ook op dit moment niet heeft. Zijn rol in de opvoeding van de kinderen is, gelet daarop, vooralsnog een beperkte geweest. Ook al zou het zo zijn dat hij met regelmaat in Nederland verbleef, dan kan nog steeds niet gezegd worden dat hij een grote rol heeft gespeeld in de verzorging en opvoeding van de kinderen.
5.12
Op dit moment wonen de kinderen met de grootmoeder en [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] in het voormalige huis van de moeder in [plaats D] . De grootmoeder heeft sinds het overlijden van de moeder in februari 2023 de dagelijkse verzorging en opvoeding voor de vijf kinderen op zich genomen. De vader heeft zijn zorgen uitgesproken over de door hem gestelde taalbarrière van de grootmoeder. Volgens de vader spreekt de grootmoeder geen/onvoldoende Nederlands en slechts gebrekkig Engels. Hij stelt dat de grootmoeder in Nederland onvoldoende is ingeburgerd en daarom onvoldoende in staat is om gezagstaken adequaat uit te voeren. Het hof overweegt dat de verzorging en opvoeding van vijf kinderen zonder meer een grote belasting kan betekenen voor de grootmoeder. Gebleken is echter dat de grootmoeder veel hulp ontvangt van haar vier dochters. Haar vier dochters wonen in de directe omgeving van [plaats D] en de tante brengt de kinderen naar school. De grootmoeder spreekt geen Nederlands, maar haar dochters spreken zowel Nederlands als Somalisch. De tante heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij regelmatig voor de grootmoeder vertaalt, bijvoorbeeld bij de huisarts en bij gesprekken op de school van de kinderen. Ook is niet uit de stukken in het dossier of het verhandelde ter zitting gebleken dat de grootmoeder niet in staat is om voogdijtaken adequaat uit te voeren. Het hof is dan ook niet gebleken dat de voornoemde zorgen van de vader gegrond zijn.
5.13
De vader heeft aangegeven dat indien hij het gezag over de kinderen krijgt hij direct naar Nederland wil verhuizen. De vader wil een woning in de buurt van [plaats G] zoeken en daar met de vijf kinderen gaan wonen. Het hof overweegt dat de vader ter zitting in hoger beroep weinig concreet was over de plannen die hij heeft met betrekking tot de toekomst van de kinderen met hem. Zo heeft de vader op dit moment geen woning in Nederland. Een huis vinden voor vijf kinderen is – zeker in de huidige woningmarkt – geen makkelijke opgave en de vader heeft niet concreet gemaakt hoe hij dit gaat aanpakken. Voorts kan gezag door de vader betekenen dat de kinderen ook bij hem gaan wonen, waardoor een belangrijke hechtingsfiguur, te weten hun grootmoeder, uit hun dagelijkse leven wegvalt. De grootmoeder was ook al betrokken bij de verzorging en opvoeding van de kinderen toen de moeder nog leefde en daarmee is zij voor de kinderen een bekend en vertrouwd persoon. Aannemelijk is dat de kinderen na het verlies van hun moeder en alle veranderingen die deze gebeurtenis in hun leven teweegbracht, kwetsbaar zijn op het gebied van hun sociale en emotionele ontwikkeling. Dit maakt dat zij er een sterk belang bij hebben dat hun recht op een continue en stabiele opvoedomgeving, ingevolge artikel 20 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, wordt gewaarborgd. Op dit moment gaat het klaarblijkelijk goed met de kinderen en zij ontwikkelen zich goed bij de grootmoeder. De grootmoeder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de kinderen naar school gaan en dat zij verschillende naschoolse activiteiten ondernemen. Het is dan ook naar oordeel van het hof in het belang van de kinderen dat hun huidige opvoedsituatie gecontinueerd wordt. Zo kunnen zij in de huidige woning blijven wonen in de voor hen vertrouwde omgeving, met opvoeders – de grootmoeder en haar dochters - die al hun hele leven betrokken zijn bij hun verzorging en opvoeding.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat het belang van de kinderen zich verzet tegen toewijzing van het verzoek van de vader om hem te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen. Het hof wijst daarom het verzoek van de vader af en bekrachtigt de bestreden beschikking.
5.14
Deze beslissing neemt niet weg dat het hof het van belang vindt dat de kinderen omgang behouden met hun vader en dat zij een band met hem kunnen opbouwen. Het spreekt voor de vader dat hij op dit moment één keer in de veertien dagen een weekend naar Nederland komt zodat hij omgang met de kinderen kan hebben. Zij zien elkaar op zaterdag van 12:00 uur tot 17:00 uur en deze omgangsmomenten verlopen goed volgens de vader. Ook heeft de vader
twee keer per week telefonisch, of via beeldbellen, contact met de kinderen. Het hof gaat er vanuit dat de grootmoeder en de vader alles in het werk zullen stellen ter verbetering van hun communicatie en samenwerking, zodat de omgang tussen de vader en de kinderen goed (blijft) verlopen, zodanig dat het belang van de kinderen optimaal wordt gediend.
5.15
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 7 juni 2023;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze beschikking toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, team familie- en jeugdrecht (locatie Haarlem), ter attentie van het openbaar register;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van Baardewijk, J.M.C. Louwinger-Rijk en J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh als griffier en is op 5 maart 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.