ECLI:NL:GHAMS:2024:466
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de uitvoerbaarheid van een beschikking in een zorgregeling na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de zorgregeling voor een minderjarige na de echtscheiding van de ouders. De moeder, verzoekster in het incident, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2023, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en de zorgregeling voor de minderjarige werd vastgesteld. De vader, verweerder in het incident, heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 januari 2024 zijn beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming verschenen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de ouders zijn in 2019 getrouwd en hebben een dochter, geboren in 2020. Hun huwelijk is op 30 november 2023 ontbonden. De rechtbank had bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder zou zijn en had een zorgregeling vastgesteld. De moeder verzocht het hof om de werking van deze beschikking te schorsen, omdat er sinds twee jaar geen contact was tussen de minderjarige en de vader. Het hof heeft vastgesteld dat het van groot belang is voor de minderjarige om weer contact met haar vader te krijgen en heeft besloten dat beide ouders zullen deelnemen aan een hulpverleningstraject voor contactherstel.
Het hof heeft, gezien de omstandigheden en het belang van de minderjarige, het verzoek van de moeder tot schorsing van de zorgregeling toegewezen. De beschikking van de rechtbank is geschorst totdat er in de hoofdzaak is beslist. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.