ECLI:NL:GHAMS:2024:456

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
200.329.637/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling met betrekking tot Islamitische feestdagen in een echtscheidingszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een zorgregeling tussen ouders na hun echtscheiding. De moeder en de vader, die in 2007 zijn getrouwd en in 2018 zijn gescheiden, hebben samen drie minderjarige kinderen. De moeder heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 12 april 2023 aangevochten, waarin de zorgregeling voor de kinderen tijdens de Islamitische feestdagen was vastgesteld. De moeder verzocht om een wijziging van de zorgregeling, zodat de kinderen op deze feestdagen bij beide ouders zouden zijn, terwijl de vader de bestaande regeling wilde handhaven. Het hof heeft de argumenten van beide ouders gehoord en de belangen van de kinderen in overweging genomen. Het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen is om de gehele feestdagen bij één ouder door te brengen, om zo onrust te voorkomen. De moeder had aangevoerd dat de kinderen ook bij de vader moesten zijn om de feestdagen te vieren, maar het hof oordeelde dat een wisseling halverwege de dag niet in het belang van de kinderen is. De vader kreeg de zorgregeling om de week van vrijdag tot zondagavond, wat meer tijd met de kinderen mogelijk maakt. De verzoeken van de vader om een dwangsom en proceskostenveroordeling werden afgewezen, omdat er geen bewijs was dat de moeder niet meewerkte aan de zorgregeling. De beslissing van het hof werd op 6 februari 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.329.637/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/713863 / FA RK 22-953 (KM/ID)
Beschikking van de meervoudige kamer van 6 februari 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Karami te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. Makhloufi te Utrecht.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
  • de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
  • de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] );
  • de minderjarige [minderjarige 3] (hierna te noemen: [minderjarige 3] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 12 april 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De moeder is op 12 juli 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 12 april 2023.
2.2.
De vader heeft op 11 september 2023 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3.
De moeder heeft op 23 oktober 2023 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 27 juli 2023 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de vader van 10 oktober 2023 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de vader van 27 november 2023 met bijlagen.
2.5.
De moeder heeft op 4 december 2023 een wijziging cq aanvulling van haar verzoek in hoger beroep ingediend. De vader heeft ter zitting in hoger beroep bezwaar gemaakt hiertegen omdat dit te laat is. Het hof heeft partijen ter zitting meegedeeld dat de wijziging wordt toegelaten nu het geen substantiële wijziging van het verzoek betreft, maar eerder een verduidelijking.
2.6.
De voorzitter heeft op 1 december 2023 met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken. De voorzitter heeft de inhoud van dit gesprek ter zitting zakelijk weergegeven.
2.7.
De mondelinge behandeling heeft op 4 december 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V.D. Aelbers.

3.De feiten

3.1.
De moeder en de vader (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn [in] 2007 gehuwd. De echtscheiding tussen de ouders is bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 29 augustus 2018 uitgesproken, welke beschikking op 12 september 2018 is ingeschreven in de daarvoor bestemde registers van de burgerlijke stand.
3.2.
Uit het huwelijk van de ouders zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2008, te [plaats A] ;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2010, te [plaats A] ;
- [minderjarige 3] , geboren [in] 2013, te [plaats A] , hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.3.
Bij tussenbeschikking van 18 mei 2022 van de rechtbank Amsterdam zijn de verzoeken van de vader om een raadsonderzoek te gelasten en een informatie- en consultatieregeling te bepalen afgewezen. Daarnaast is bepaald dat de behandeling omtrent de zorgregeling pro forma wordt aangehouden tot 13 juni 2022, in afwachting van een bericht van partijen dat zij zich hebben aangemeld voor een hulpverleningstraject, om welk traject het gaat en hoe lang het traject zal gaan duren. Tevens is iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling en de proceskosten aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, de volgende zorgregeling vastgesteld:
de vader haalt de kinderen op maandag en donderdag uit school en brengt hen na hun naschoolse activiteit (zoals sport) terug;
- de vader ziet de kinderen om de week op zaterdag en zondag;
- de vader haalt de kinderen elke laatste vrijdag van de maand van school/hun naschoolse activiteit op en brengt hen zondagavond 19.00 uur terug.
Daarnaast is een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in de vakantie en feestdagen bepaald, waarbij voor zover thans van belang ten aanzien van de Islamitische feestdagen is bepaald dat de kinderen in de oneven jaren:
  • het gehele Suikerfeest vanaf de avond daarvoor 19.00 uur bij de moeder zijn;
  • het gehele Offerfeest vanaf de avond daarvoor 19.00 uur bij de vader zijn.
In de even jaren zal de verdeling van de zorgregeling op deze dagen omgekeerd zijn.
4.2.
De moeder verzocht aanvankelijk, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat:
- de kinderen bij de vader zijn gedurende het Suikerfeest van 07.00 uur tot 14.00 uur, waarbij de vader de kinderen ophaalt bij de moeder en terugbrengt naar de moeder;
- de kinderen bij de vader zijn gedurende het Offerfeest van 07.00 uur tot 14.00 uur, waarbij de vader de kinderen ophaalt bij de moeder en terugbrengt naar de moeder;
- de vader de kinderen om de week op zaterdag en zondag ziet;
- de vader de kinderen het tweede weekend van de maand op vrijdag ophaalt van school/hun naschoolse activiteit en hen zondagavond 18.00 uur terugbrengt naar de moeder.
Zij heeft haar verzoek op 4 december 2023 aangevuld cq gewijzigd in die zin dat zij thans verzoekt (dat de kinderen bij de vader zijn):
- gedurende het Suikerfeest van 07.00 uur tot 14.00 uur, waarbij de vader de kinderen ophaalt bij de moeder en terugbrengt naar de moeder;
- gedurende het Offerfeest van 07.00 uur tot 14.00 uur, waarbij de vader de kinderen ophaalt bij de moeder en terugbrengt naar de moeder;
-
om het weekend, waarbij de vader het
eerste weekendomgang heeft op de zaterdag en zondag, en hij
het tweede weekendde kinderen op vrijdag ophaalt van school/ van hun naschoolse activiteiten tot zondagavond 18:00 uur, waarna hij de kinderen terugbrengt naar de vrouw;
- althans een zodanige beslissing als het hof juist acht.
4.3.
De vader verzoekt de verzoeken van de moeder af te wijzen en te bevelen dat de moeder de bestreden beschikking naleeft, althans tot uitvoering komt van de zorgregeling en de consultatie- en informatieregeling. Hij maakt zich nog steeds zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder en acht een beschermingsonderzoek door de raad van belang.
Daarnaast verzoekt de vader in incidenteel hoger beroep om te bepalen dat:
- hij eenmaal in de veertien dagen van vrijdag 15.30 uur tot zondag 19.00 uur onafgebroken omgang met de kinderen heeft;
- indien de moeder niet meewerkt aan de uitvoering van de zorgregeling c.q. informatie- en consultatieregeling daaraan een dwangsom wordt verbonden van € 100,- voor iedere keer dat de moeder weigert aan deze regeling mee te werken, met een maximum van € 2.500.-.
En voorts te bevelen dat de moeder in de kosten van juridische bijstand, zijnde € 6.250,- aan kosten bijstand en griffiekosten, wordt veroordeeld, althans wordt veroordeeld tot betaling van een door het hof redelijk te achten vergoeding/bijdrage,
4.4.
De moeder verzoekt de verzoeken in incidenteel hoger beroep af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

In principaal en incidenteel hoger beroep
5.1.
Tussen de ouders is de zorgregeling in geschil. Het hof zal eerst de verdeling van de zorg tijdens de Islamitische feestdagen bespreken en vervolgens de reguliere (weekend)zorgregeling. Voor zover mogelijk zal het hof de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep gezamenlijk behandelen.
Suikerfeest en Offerfeest
5.2.
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank dat de kinderen op deze feestdagen de hele dag bij één ouder zijn en niet halverwege de dag naar de andere ouder gaan. Volgens haar is deze regeling niet in het belang van de kinderen. Zij voert kort samengevat aan dat het Suikerfeest en het Offerfeest de enige twee feestdagen zijn die het Islamitisch geloof kent en dat veel waarde wordt gehecht aan deze (totaal verschillende) feestdagen. Volgens de moeder is het van groot belang dat beide dagen zowel bij de vader als bij de moeder worden gevierd, de afgelopen jaren is dat ook zo gegaan en de kinderen hebben duidelijk aangegeven dat dit hun wens is. De moeder stelt dat de overdracht tijdens het Offerfeest niet goed is verlopen en dat de vader zich eerder ook niet gehouden aan de zorgregeling op een Islamitische feestdag. De afspraak van partijen voorafgaand aan de beschikking, dat de kinderen op de Islamitische feestdagen om 7.00 uur door de vader worden opgehaald bij de moeder en dat de vader de kinderen vervolgens om 14.00 uur naar de moeder terugbrengt, is volgens de moeder wel altijd goed verlopen en de kinderen vonden dit fijn.
5.3.
De vader heeft de stellingen van de moeder gemotiveerd betwist. Hij wijst erop dat het Islamitisch geloof meer feestdagen kent waaraan ook veel waarde wordt gehecht. Hij was niet blij met de situatie dat de kinderen op het Suikerfeest en het Offerfeest maar een halve dag bij hem waren. Deze feestdagen zijn voor hem één van de weinige mogelijkheden om met zijn kinderen zijn familie in Enschede te bezoeken. Het doet hem verdriet als hij de kinderen op zulke dagen moet missen, zeker wanneer de kinderen zich net gesetteld hebben of opgegaan zijn in de feeststemming en vervolgens het feest moeten verlaten omdat zij naar de moeder moeten. Volgens de vader werden de problemen bij de overdracht rond de feestdagen veroorzaakt door de houding van de moeder.
5.4.
De raad heeft zich ter zitting in hoger beroep onthouden van advies over de verdeling van de zorg op deze feestdagen. De raad heeft opgemerkt dat het vooral belangrijk is dat de ouders een gezamenlijk standpunt uitdragen naar de kinderen.
5.5.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat zij bij zowel de vader als bij de moeder gehele Islamitische feestdagen vieren en niet halverwege de dag naar de andere ouder moeten gaan. Het hof laat daarbij meewegen dat de kinderen dan de mogelijkheid hebben om die hele dag met de familie van hun vader of moeder door te brengen. Het is begrijpelijk dat de kinderen graag beide ouders willen zien op deze feestdagen, maar een wisseling midden op de dag geeft meer onrust, wat wordt versterkt door de moeizame verstandhouding tussen de ouders. Dit is niet in het belang van de kinderen. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt dan ook bekrachtigen.
Reguliere (weekend)zorgregeling
5.5.
Tussen partijen is de weekendregeling in geschil. De moeder is van mening dat de door de rechtbank bepaalde regeling voor veel verwarring zal zorgen. Als het laatste weekend van de maand het weekend van de moeder zou zijn betekent dat dat de kinderen drie weekenden achter elkaar bij de vader zijn. De moeder stelt daarom voor dat de kinderen om de week in het weekend bij de vader zijn en dat de kinderen in het tweede weekend vanaf vrijdag bij de vader zijn. Zij stelt verder dat het niet in het belang van de kinderen is dat de vader hen op zondag pas om 19.00 uur thuisbrengt. Dit late tijdstip gaat ten koste van het avondritueel en de structuur die de moeder heeft gecreëerd voor de kinderen de afgelopen jaren. Daarnaast heeft [minderjarige 3] dyslexie en moet zij iedere dag 20 minuten intensief lezen en het Skribbels programma doen. Bij de vader doet zij dit niet en de moeder probeert zondagavond de opgelopen achterstand in te halen.
De moeder betwist dat zij zich negatief over de vader uitlaat. Volgens de moeder doet juist de vader er alles aan om haar leven ondragelijk te maken en verliest hij de belangen van de kinderen uit het oog. De zorgen van de vader omtrent de thuissituatie van de kinderen bij de moeder zijn volledig ongegrond en niet onderbouwd. Het verzoek van de vader om een raadsonderzoek is geenszins in het belang van de kinderen en er is geen aanleiding voor.
5.6.
De vader is het ook niet eens met de door de rechtbank vastgestelde weekendregeling. Hij heeft nu een kort en een lang weekend met de kinderen. In het korte weekend heeft hij te weinig tijd met de kinderen, omdat ze ook voetbal en andere activiteiten hebben. De vader verzoekt daarom te bepalen dat de kinderen (om de week) van vrijdag tot zondagavond 19.00 uur bij hem zijn, zodat ze meer tijd hebben en zondag nog samen kunnen eten.
De vader stelt daarnaast dat de moeder niet meewerkt aan de zorgregeling, noch aan de informatie- en consultatieregeling. Zij houdt het contact tussen de vader en de kinderen af. De vader is van mening dat sprake is van ouderverstoting en hij maakt zich ernstige zorgen over de thuissituatie waarin de kinderen opgroeien. Hij verzoekt het hof een raadsonderzoek naar de huidige opvoedingssituatie bij de moeder te gelasten ten behoeve van een kinderbeschermingsmaatregel.
5.7.
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de weekendregeling van vrijdag tot zondagavond te bepalen. De Raad heeft daarbij opgemerkt dat de kinderen ouder worden en een eigen leven krijgen. Dit vraagt flexibiliteit als opvoeder en overleg van de ouders met hun kinderen. Zij kunnen leren van hun ouders om te onderscheiden wat voor hen belangrijke waarden zijn en leren onderhandelen over wat echt van belang is. De ouders hebben ieder een verantwoordelijkheid daarin.
5.8.
Het hof overweegt als volgt. Het is in het belang van de kinderen dat zij de ruimte krijgen om met hun beide ouders in een opvoedingsrelatie te staan. Dit vraagt dat hun vader voldoende zorgtijd heeft om zijn taak als opvoeder invulling te geven. Verder zijn zowel de ouders als de kinderen gebaat bij een duidelijke regeling, waarover zo min mogelijk discussie gevoerd kan worden.
Het hof acht een verdeling van de zorgtaken waarbij de kinderen eens in de twee weken van vrijdagmiddag tot zondagavond 19.00 uur bij de vader zijn het meest in hun belang. Deze regeling biedt de vader en de kinderen meer mogelijkheid om tijd met elkaar door te brengen in het weekend, naast de sport- en sociale activiteiten van de kinderen. Het hof gaat er hierbij van uit, zoals ook door de vader is aangegeven, dat de kinderen wel voldoende ruimte houden voor hun eigen sport- en sociale activiteiten. Het hof zal bepalen dat de vader de kinderen om 19.00 uur op zondag zal terugbrengen naar de moeder zodat de vader en de kinderen nog samen kunnen eten. Dat dit tijdstip niet in het belang van de kinderen is, zoals door de moeder is aangevoerd, is naar het oordeel van het hof niet, althans onvoldoende gebleken. De vader heeft aangegeven dat hij zich bewust is van de noodzaak om ook in het weekend met [minderjarige 3] te oefenen vanwege haar dyslexie.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek van de vader in incidenteel hoger beroep wordt toegewezen en de bestreden beschikking op dit punt wordt vernietigd.
Het hof acht zich voldoende voorgelicht om een beslissing te nemen en ziet evenmin aanleiding om een raadsonderzoek te gelasten vanwege ernstige zorgen over de opvoedingssituatie bij de moeder.
Verzoeken dwangsom en proceskostenveroordeling
5.9.
De vader stelt dat de moeder weigert de verplichting om de informatie- en consultatieregeling na te komen. Hij heeft twijfels of de moeder de zorgregeling zal nakomen. Hij is van mening dat een dwangsom noodzakelijk is. Daarnaast verzoekt hij de moeder te veroordelen in de proceskosten. Volgens hem heeft zij prematuur hoger beroep ingesteld, heeft zij de vastgestelde regeling geen kans gegeven en heeft zij niet meegewerkt aan de uitvoering daarvan. De vader heeft niet de gelegenheid gehad om samen met de moeder tot een oplossing of tot een andere aanpak te komen.
5.10.
De moeder heeft de stellingen van de vader gemotiveerd betwist.
5.11.
Het hof zal de verzoeken van de vader afwijzen en overweegt hiertoe als volgt. De vader heeft zijn stelling dat de moeder niet meewerkt aan de zorgregeling en dat zij zou weigeren de vader te informeren en consulteren niet onderbouwd. Er is geen concrete informatie- en consultatieregeling vastgesteld aan de niet-nakoming waarvan een dwangsom kan worden verbonden. Het hof wijst naar de beschikking van de rechtbank genoemd onder 3.3. waarin het verzoek van de vader om een informatie- en consultatieregeling vast te stellen gemotiveerd is afgewezen. De vader is hiervan niet in beroep gegaan.
Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat partijen uitvoering geven aan de zorgregeling. Het hof ziet dan ook geen aanleiding een dwangsom op te leggen.
Het hof ziet evenmin aanleiding om de moeder te veroordelen in de proceskosten. De moeder heeft hoger beroep ingesteld omdat zij het op een aantal punten niet eens was met de bestreden beschikking. Dat zij dit nodeloos of prematuur heeft gedaan is niet gebleken. De vader heeft bovendien zelf ook hoger beroep ingesteld van de beschikking omdat hij het niet eens was met een onderdeel van de zorgregeling. Het hof zal het verzoek om een proceskosten veroordeling dan ook afwijzen en zoals gebruikelijk in familierechtelijke zaken, bepalen dat de kosten gecompenseerd worden in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.12.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
In principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij in het kader van de zorgregeling is bepaald dat de vader de kinderen om de week op zaterdag en zondag ziet en de vader de kinderen elke laatste vrijdag van de maand van school/hun naschoolse activiteit ophaalt en zondagavond 19.00 uur terugbrengt en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de vader de kinderen om de week op vrijdag van school/hun naschoolse activiteit ophaalt en zondagavond om 19.00 uur terugbrengt bij de moeder;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. A.E. Oderkerk, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 6 februari 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.