ECLI:NL:GHAMS:2024:453

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
200.331.409/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van bewindvoerder en mentor in een familiezorgzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en mentor van de betrokkene, die onder bewind en mentorschap staat. De moeder van de betrokkene, die in hoger beroep is gekomen, verzocht om het ontslag van KOA Kantoor voor Ondersteuning B.V. als bewindvoerder en mentor, en om de benoeming van haar zoon, de broer van de betrokkene, als opvolgend bewindvoerder en mentor. De moeder stelde dat KOA niet goed functioneerde en dat de broer geschikter zou zijn.

Het hof heeft de procedure bij de rechtbank en de eerdere beschikking van de kantonrechter in Noord-Holland in aanmerking genomen. De moeder had eerder verzocht om het ontslag van KOA, maar de kantonrechter had dit verzoek afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 januari 2024 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de moeder, de betrokkene, KOA, de vader en de broer. Het hof heeft vastgesteld dat er geen gewichtige redenen zijn voor het ontslag van KOA, aangezien deze organisatie naar behoren functioneert en in overleg met de moeder en de betrokkene handelt.

Het hof heeft ook opgemerkt dat de broer, hoewel hij goede bedoelingen heeft, niet de juiste persoon lijkt om de rol van mentor en bewindvoerder op zich te nemen, gezien de complexe familieverhoudingen en de voorgeschiedenis van het mentorschap. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van de moeder afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.331.409/01
zaaknummers rechtbank: 10225734 BM VERZ 22-2893 jb en 10225770 MB VERZ 22-764
beschikking van de meervoudige kamer van 6 februari 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.F.M. Deijkers te Hoorn NH,
Als overige belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [betrokkene] , (hierna te noemen: de betrokkene of [betrokkene] ),
- KOA Kantoor voor Ondersteuning B.V., gevestigd te Hoorn (hierna te noemen: KOA),
- [de vader] (hierna te noemen: de vader), en
- [de broer] (hierna: de broer).

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) van 20 juni 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 23 augustus 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 17 oktober 2023 met bijlage, en
- een bericht van de griffier van de rechtbank van 4 januari 2024 met bijlagen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 8 januari 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder,
- de betrokkene,
- KOA, vertegenwoordigd door [X] en [Y] ,
- de vader, en
- de broer.
Omdat de betrokkene niet geconfronteerd wilde worden met de vader, heeft het hof eerst alleen met [betrokkene] gesproken. De moeder was daarbij ter ondersteuning aanwezig. Na een onderbreking is de mondelinge behandeling voortgezet in aanwezigheid van de moeder, KOA, de vader en de broer. De voorzitter heeft een samenvatting gegeven van hetgeen met [betrokkene] is besproken.

3.De feiten

3.1
[betrokkene] is geboren [in] 1991 te [plaats B] .
3.2
Op 12 april 2011 is een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van betrokkene wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand en is tevens een mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene. De moeder is daarbij benoemd tot bewindvoerder en mentor.
3.3
Bij beschikking van 31 juli 2018 is de moeder als bewindvoerder ontslagen en is KOA benoemd tot opvolgend bewindvoerder. Vervolgens is de moeder als mentor ontslagen bij beschikking van 7 december 2018 en is een professionele mentor, [mentor] , benoemd tot opvolgend mentor. Laatstgenoemde is op eigen verzoek bij beschikking van 13 maart 2020 ontslagen en is in haar plaats Kronenbrug B.V., eveneens een professionele mentor, benoemd. Tot slot is Kronenbrug B.V. op eigen verzoek ontslagen als mentor bij beschikking van 11 april 2022 en is KOA ook benoemd tot mentor.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de moeder afgewezen. De moeder had verzocht om het ontslag van KOA als bewindvoerder en mentor en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder en mentor.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking en na wijziging van haar verzoek op de mondelinge behandeling, KOA te ontslaan als bewindvoerder en mentor en de broer te benoemen als opvolgend mentor en bewindvoerder.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de rechter ontslag worden verleend met ingang van een door deze te bepalen dag, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve. Artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW bevat een overeenkomstige bepaling over het mentorschap.
Standpunten
5.2
De moeder vindt dat KOA moet worden ontslagen als mentor en bewindvoerder, omdat KOA niet goed functioneert. De broer is daarom geschikter als mentor en bewindvoerder. De moeder is het daarnaast oneens met de overweging in de bestreden beschikking dat de moeder meer oog moet hebben voor de belangen van [betrokkene] : de moeder heeft altijd voor [betrokkene] gezorgd en handelt in [betrokkene] belang.
5.3
[betrokkene] wil dat de broer zijn mentor en bewindvoerder wordt. Volgens [betrokkene] doet KOA weinig als mentor en bewindvoerder en luistert KOA niet altijd goed naar hem.
5.4
KOA wil graag mentor en bewindvoerder voor [betrokkene] blijven. KOA neemt beslissingen zoveel mogelijk in overleg met de moeder en met [betrokkene] en probeert in overeenstemming met hun wensen te handelen, maar komen soms lastig in contact met de moeder en [betrokkene] . Voor de familie zou het niet ideaal zijn als de broer de mentor en bewindvoerder van [betrokkene] wordt.
5.5
De vader vindt dat KOA het bewind en mentorschap goed uitvoert.
5.6
De broer zou graag mentor en bewindvoerder van [betrokkene] worden. De broer heeft regelmatig contact met [betrokkene] en is al zijn hele leven deels verantwoordelijk voor [betrokkene] geweest. De schoonfamilie van de broer heeft ervaring met bewind en mentorschap over een familielid en zou hem hierin kunnen steunen.
Beoordeling door het hof
5.7
Het hof stelt voorop dat het in deze zaak moet toetsen of is gebleken dat de bewindvoerder en mentor niet goed functioneren en er dus gewichtige redenen zijn voor ontslag. Het hof beoordeelt dus niet de inzet van de moeder bij de zorg voor [betrokkene] of hoeveel oog zij heeft voor zijn belangen.
5.8
Volgens de moeder wilde KOA [betrokkene] plaatsen op een plek van De [Z] groep die niet geschikt was voor [betrokkene] : op een gesloten afdeling, in een woning waarin de muren bedekt waren met kussens. KOA heeft daarover verteld dat de afdeling niet gesloten, maar halfgesloten was, zodat bewoners zelf wel de instelling kunnen verlaten, maar personen van buitenaf niet zomaar de instelling binnen kunnen komen. Daarvoor was gekozen omdat het voor de moeder en [betrokkene] belangrijk was dat [betrokkene] niet zomaar met de vader geconfronteerd kon worden. De geluiddempende kussens in het appartement zaten er tijdens de rondleiding nog vanwege de vorige bewoner. Die kussens konden daar blijven als dat vanwege [betrokkene] muzikale hobby nodig was en als dat niet zo was, konden deze verwijderd worden. Daarnaast was de moeder bezorgd over het eten dat bewoners kregen, dat niet paste in het dieet waarmee [betrokkene] gezondheid erg was verbeterd in de afgelopen periode. KOA heeft verteld dat in gesprekken met De [Z] groep de mogelijkheid was besproken dat ouders zelf maaltijden voor bewoners aanleveren. Het zou voor [betrokkene] dus mogelijk zijn geweest om zijn dieet te volgen.
Het hof is gebleken dat ook in deze procedure de wensen van de moeder en [betrokkene] voor zijn woonplek soms veranderen en niet altijd met KOA worden gedeeld. [betrokkene] woont nu bij de moeder. Bij de kantonrechter heeft de moeder gesteld dat het wel de bedoeling was dat [betrokkene] zou verhuizen, maar dat hij eerst zijn trauma’s moest verwerken. In het beroepschrift heeft de moeder naar voren gebracht dat uit recent onderzoek naar [betrokkene] was gebleken dat de woonsituatie van [betrokkene] juist onveranderd en dus op de boot bij zijn moeder moet blijven. Op de zitting in hoger beroep heeft de moeder verteld dat zij graag zou willen dat [betrokkene] wel verhuist, maar naar een particulier appartementencomplex met andere zorgbehoevende bewoners. Laatstgenoemde wens had de moeder echter niet met KOA besproken. KOA heeft verteld dat na de zitting bij de kantonrechter was afgesproken dat KOA met de moeder en haar toenmalige advocaat in gesprek zou gaan over wat het beste zou zijn voor [betrokkene] . De moeder is daarna van advocaat gewisseld en het is vervolgens niet meer gelukt een gesprek met haar te plannen.
Het hof leidt hieruit af dat KOA rondom de huisvesting van [betrokkene] in zijn belang heeft gehandeld en daarbij zoveel als mogelijk heeft afgestemd op de wensen van [betrokkene] en de moeder.
5.9
De moeder heeft daarnaast naar voren gebracht dat KOA niet zorgt voor een nieuwe CIZ-indicatie en ook niet voor een persoonsgebonden budget (PGB). KOA heeft daarover toegelicht dat het eerder niet mogelijk was om met [betrokkene] CIZ-indicatie een PGB te verkrijgen, maar dat dit recent is veranderd. De indicatie van [betrokkene] is echter nog steeds niet eenvoudig om te zetten in een PGB, omdat zijn zorgbehoefte zo groot is. Met een CIZ-indicatie kan bij een instantie zoals De [Z] bovendien meer zorg in natura worden verkregen dan wanneer de zorg met een PGB wordt ingekocht. Voor [betrokkene] is nieuw diagnostisch onderzoek aangevraagd, dat relevant is voor de CIZ-indicatie. Hij is inmiddels diverse keren uitgenodigd voor dat onderzoek, maar die afspraken worden afgezegd of [betrokkene] komt niet op de afspraak.
5.1
De moeder heeft gesteld dat de kosten die zij maakt voor [betrokkene] pas laat of zelfs helemaal niet worden vergoed, waardoor de moeder in financiële problemen komt. De moeder heeft niet met stukken onderbouwd dat bepaalde kosten voor [betrokkene] niet of te laat zijn betaald. KOA heeft op verschillende punten toegelicht dat bepaalde wensen niet gerealiseerd konden worden omdat die niet bleken te voldoen aan voorwaarden voor vergoeding door de gemeente of omdat de factuur ontbrak. Het geschil over reiskosten speelde volgens KOA tussen de moeder en de vorige mentor en De [Z] groep.
5.11
De moeder heeft tenslotte opgemerkt dat de ambulante begeleiding door De [Z] groep is gestopt, terwijl dat voor [betrokkene] belangrijk was. KOA heeft uitgelegd dat dit geen beslissing van KOA, maar van De [Z] groep was. De afspraken werden vaak afgezegd, [betrokkene] stelde zich soms agressief op naar de begeleiders en De [Z] groep achtte een woonplek passender dan ambulante begeleiding.
5.12
In het licht van de uitleg van KOA bij de bezwaren van de moeder is niet gebleken dat KOA niet goed functioneert en dat dus sprake zou zijn van gewichtige redenen voor ontslag van KOA als mentor en evenmin voor ontslag als bewindvoerder. Het hof is het met de kantonrechter eens dat het verzoek van de moeder tot ontslag van KOA daarom moet worden afgewezen.
5.13
Ten overvloede merkt het hof op dat het in deze zaak niet wenselijk lijkt dat de broer de mentor en bewindvoerder wordt, diens goede bedoelingen ten spijt. Vanwege de complexe familieverhoudingen en de onder 3.3. beschreven voorgeschiedenis van het mentorschap en bewind, waarbij de moeder is vervangen, verdient een professionele bewindvoerder en mentor de voorkeur.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 6 februari 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.