In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een minderjarige, was beschuldigd van mishandeling van een NS conductrice op 15 juni 2024 in de trein tussen Heiloo en Castricum. De conductrice had de treinkaartjes van de verdachte en haar vriendin willen controleren, maar de verdachte reageerde agressief door de conductrice te slaan en te schoppen. De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf en een leerstraf, maar het hof oordeelde dat de verdachte genoeg was gestraft en legde geen straf of maatregel op. Het hof weigerde het beroep op noodweer, omdat de verdachte niet aannemelijk kon maken dat zij in een noodweersituatie verkeerde. De benadeelde partij, de conductrice, had een schadevergoeding van €500,00 geëist, maar het hof kende slechts €250,00 toe, omdat de vader van de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade. Het hof vernietigde het vonnis van de kinderrechter en sprak de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten.