ECLI:NL:GHAMS:2024:371

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
200.309.878/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onrechtmatige beslaglegging door Taxeco Adviseurs B.V. tegen [geïntimeerde]

In deze zaak heeft Taxeco Adviseurs B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de vordering van Taxeco werd afgewezen. Taxeco had een bedrag van € 102.517,25 gevorderd van [geïntimeerde] op basis van een mondeling akkoord over meerwerk. De rechtbank oordeelde dat Taxeco onvoldoende bewijs had geleverd voor dit akkoord. Taxeco had eerder conservatoire beslagen gelegd op de eigendommen van [geïntimeerde], wat leidde tot een kort geding waarin [geïntimeerde] de opheffing van de beslagen vorderde. Dit werd toegewezen, en Taxeco werd veroordeeld in de kosten van het geding. In hoger beroep heeft het hof de vordering van Taxeco opnieuw afgewezen, met de conclusie dat de vordering ongegrond was en dat Taxeco onrechtmatig had gehandeld door de beslagen te leggen. Het hof heeft Taxeco aansprakelijk gesteld voor de schade die [geïntimeerde] heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige beslaglegging. Het hof heeft de vorderingen van [geïntimeerde] tot schadevergoeding toegewezen, inclusief kosten voor vervangend vervoer en de werkelijke kosten van het opheffingskortgeding. De slotsom was dat het principaal appel van Taxeco tevergeefs was en dat het incidenteel appel van [geïntimeerde] slaagde.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.309.878/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/703766 / HA ZA 21-587
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 februari 2024
inzake
TAXECO ADVISEURS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. D.B. Dubach te ’s-Hertogenbosch,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellant,
advocaat: mr. A.J.F. de Jager te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Taxeco en [geïntimeerde] genoemd.
Taxeco is bij dagvaarding van 21 april 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 april 2022, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Taxeco als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens houdende memorie van grieven in incidenteel appel tevens houdende wijziging van eis, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 23 juni 2023 doen bepleiten, Taxeco door mr. Dubach voornoemd en mr. J. Oerlemans, advocaat te ‘s-Hertogenbosch, en [geïntimeerde] door mr. J. Overdijk, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Taxeco heeft daarbij nog een akte tevens houdende bewijsaanbod met producties 42 t/m 44 in het geding gebracht en [geïntimeerde] een akte met producties 36 en 37.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Taxeco heeft geconcludeerd, samengevat, dat het hof het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - haar vordering (hierna onder 3.1 weergegeven) alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de eerste aanleg in conventie en het hoger beroep.
[geïntimeerde] heeft in principaal appel geconcludeerd, samengevat, dat het hof het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen zal bekrachtigen en in incidenteel appel voor zover in reconventie gewezen zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - zijn in hoger beroep vermeerderde eis (hierna onder 3.2 weergegeven) zal toewijzen, met veroordeling van Taxeco in de daadwerkelijke kosten van de eerste aanleg en van het principaal en incidenteel appel met nakosten en rente, en met veroordeling van Taxeco tot terugbetaling van hetgeen hij ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan, met rente.
Taxeco heeft in het incidenteel appel geconcludeerd tot verwerping en tot afwijzing van de in hoger beroep vermeerderde eis, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten, met nakosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

in principaal en in incidenteel appel
2.1.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1. tot en met 2.9. de feiten opgesomd die zij als vaststaand tot uitgangspunt heeft genomen. Taxeco klaagt dat de rechtbank daarbij, kort gezegd, onvolledig is geweest. De klacht faalt reeds omdat het de rechter vrij staat om te bepalen welke feiten wel en welke niet hij bij zijn beoordeling tot uitgangspunt neemt. Voor zover niet in geschil en voor het hoger beroep van belang gaat het daarbij om de volgende feiten.
2.2.
In maart 2020 is tussen partijen mondeling een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen voor het verlenen door Taxeco aan [geïntimeerde] van juridische bijstand in een geschil met zijn aannemer. Taxeco heeft op zijn beurt in opdracht en voor rekening van [geïntimeerde] achtereenvolgens mr. A.C. Mahabiersing en mr. H. Loonstein ingeschakeld als procesadvocaat in de gerechtelijke procedures tussen [geïntimeerde] en zijn aannemer.
2.3.
Op 14 juli 2020 heeft Taxeco € 7.500 aan [geïntimeerde] gedeclareerd. [geïntimeerde] heeft de declaratie voldaan.
2.4.
Bij e-mail van 10 augustus 2020 heeft Taxeco aan [geïntimeerde] geschreven:
“(…)
Onder verwijzing naar mijn eerdere werkzaamheden in bovengenoemd dossier; vanaf begin maart 2020 tot en met 8 juli 2020 zijn wij een vaste prijs van € 7.500 (exclusief BTW) overeengekomen. De factuur van € 7.500 (exclusief BTW) is reeds door jou betaald. Vanaf 8 juli ben ik bereid de volgende vaste prijsafspraak met je te maken.
Ik zal als juridisch adviseur optreden met betrekking tot alle werkzaamheden die van belang zijn c.q. noodzakelijk zijn om jouw belangen in bovengenoemd dossier te behartigen; dit betreft in ieder geval de volgende werkzaamheden:
(1) jou als juridisch adviseur bij te staan voor wat betreft de twee lopende bodemprocedures, de ene bodemprocedure hebben wij opgestart om jouw eigendommen terug te krijgen en de andere bodemprocedure heeft de wederpartij opgestart.
(2) voorts al datgene te doen dat Taxeco in verband met het voorgaande nodig acht.
Bij de uitvoering van deze werkzaamheden kan ik hulp van mijn collega partner mr. Ad Aerts inschakelen. Bij deze overeenkomst gelden in beginsel de volgende uurtarieven: EUR 500 (exclusief BTW) voor ondergetekende en EUR 750 (exclusief BTW) voor Ad Aerts. Echter, ik ben in dit verband bereid een vaste prijs af te spreken van EUR 9.500 (exclusief BTW), welk bedrag door jou zal worden vooruitbetaald.
Indien je met deze vaste prijsafspraak akkoord gaat, dan verzoek ik je vriendelijk deze overeenkomst voor akkoord te tekenen en aan mij te retourneren. (…)”
2.5.
De e-mail is door Taxeco ondertekend en [geïntimeerde] heeft de e-mail ondertekend aan Taxeco geretourneerd.
2.6.
Op 6 oktober 2020 heeft Taxeco € 9.500 aan [geïntimeerde] gefactureerd. [geïntimeerde] heeft de factuur voldaan.
2.7.
Bij e-mail van 12 mei 2021 heeft [geïntimeerde] geklaagd over de dienstverlening van Taxeco.
2.8.
Bij e-mail van 17 mei 2021, met in de bijlage een urenoverzicht over de periode maart 2020 tot en met 12 mei 2021, heeft Taxeco aan [geïntimeerde] het volgende geschreven:
“(…)
Vanwege je sterke principes heb je besloten om de kwestie met […; de aannemer] niet te schikken en wij hebben op jouw verzoek besloten om je daarbij juridisch te ondersteunen. Jij wilde in dit verband graag een vaste prijsafspraak, omdat je onze uurtarieven te duur vond (EUR 500 ex BTW voor ondergetekende en EUR 750 ex BTW voor mijn collega mr. Ad Aerts). Bij een dergelijke afspraak waren wij afhankelijk van de door jou ter beschikking gestelde informatie en achteraf is komen vast te staan dat je ons vooraf niet alle informatie hebt verstrekt, waardoor de vaste prijsafspraak niet fair tot stand is gekomen.
(…)
In plaats van het advies van […] te volgen, namelijk om de kwestie met […; de aannemer] te schikken, laat je nu een spoor van ellende en financiële schade achter je; immers (…) en (3) laat je TaXeCo achter met een kostenpost van EUR 85.425 ex BTW (na aftrek van het reeds door jou betaalde bedrag van EUR 17.000 ex BTW). (…) Volledigheidshalve tref je in bijlage 3 ons urenoverzicht aan met de daarbij behorende kosten over de periode maart 2020 tot en met 12 mei 2021.
(…)”
2.9.
Eind mei 2021 heeft Taxeco onder overlegging van een factuur van 7 april 2021 verlof gevraagd en gekregen tot het leggen van conservatoire beslagen ten laste van [geïntimeerde] op onder meer twee auto’s. Op 29 mei 2021 zijn de auto’s in beslag en gerechtelijke bewaring genomen.
2.10.
[geïntimeerde] heeft in kort geding opheffing van de beslagen gevorderd. Die vordering is bij vonnis van 14 juli 2021 met onmiddellijke ingang toegewezen wegens summierlijk gebleken ondeugdelijkheid van de vordering waarvoor het beslag was gelegd, met veroordeling van Taxeco in de forfaitair begrote kosten van het geding. Taxeco heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 5 juli 2022 is in het principaal appel het kortgedingvonnis van 14 juli 2021 bekrachtigd en is in het incidenteel appel de daarbij vermeerderde vordering van [geïntimeerde] tot veroordeling van Taxeco in de werkelijke kosten van het geding afgewezen, met veroordeling van Taxeco en [geïntimeerde] elk in de forfaitair begrote kosten van het principaal respectievelijk het incidenteel appel.

3.Beoordeling

in het principaal en incidenteel appel
3.1
Taxeco vordert onder verwijzing naar de factuur van 7 april 2021 en het urenoverzicht over de periode maart 2020 tot en met 12 mei 2021 veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 102.517,25 en van de kosten van het geding met inbegrip van de beslagkosten, met nakosten en rente.
3.2.
[geïntimeerde] heeft de vordering betwist en op zijn beurt gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat de beslagen onrechtmatig zijn gelegd en dat Taxeco wordt veroordeeld tot betaling van zijn beslagschade en de werkelijke kosten van de eerste aanleg en dit hoger beroep.
3.3.
De rechtbank heeft in conventie de vordering van Taxeco afgewezen, met haar veroordeling in de forfaitair begrote kosten en heeft in reconventie de vordering van [geïntimeerde] afgewezen met zijn veroordeling in de forfaitair begrote kosten. Partijen komen met hun grieven op tegen de afwijzing van hun vordering.
in het principaal appel voorts
3.4.
Taxeco heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] in april 2020 mondeling akkoord is gegaan met meerwerk tegen haar uurtarieven. Volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv heeft Taxeco de onderbouwde stelplicht en - bij gemotiveerde betwisting - bewijslast van het door haar gestelde mondelinge akkoord. Zij verbindt daaraan immers het rechtsgevolg dat [geïntimeerde] een bedrag van € 102.517,25 aan haar verschuldigd is.
3.5.
De vordering strandt al op een onvoldoende onderbouwing van het daaraan ten grondslag gelegde akkoord. Taxeco is alleen gekomen met het argument dat [geïntimeerde] bedoeld akkoord blijkens het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg niet heeft betwist. Het argument gaat niet op reeds omdat - als al waar - [geïntimeerde] alsdan gebruikmakend van de herstelfunctie van het hoger beroep het akkoord alsnog heeft betwist. Dat haar directeuren bij de notaris onder ede hebben verklaard dat de
fixed feesenkel zagen op de schikkingswerkzaamheden met de aannemer kan Taxeco evenmin baten, omdat - als al waar - dat op zichzelf niet redengevend is voor de stelling dat [geïntimeerde] in april 2020 mondeling akkoord is gegaan met meerwerk tegen uurtarieven.
3.6.
De onderbouwing schiet te meer nog tekort in het licht van de gemotiveerde betwisting van het akkoord door [geïntimeerde]. Die betwisting berust op dezelfde feitelijke grondslag als die van de tegenvordering van [geïntimeerde]. Hetgeen daaromtrent in het incidenteel principaal appel wordt overwogen, kan hier als herhaald en ingelast worden beschouwd, met voor hier de conclusie dat de vordering van Taxeco niet alleen onvoldoende is onderbouwd, maar evident ongegrond en kansloos is.
3.7.
Het bewijsaanbod van Taxeco wordt gepasseerd omdat zij niet aan haar onderbouwde stelplicht heeft voldaan, daargelaten dat het niet voldoende specifiek en ter zake dienend is, mede in aanmerking genomen dat niet is gespecificeerd in hoeverre haar als getuigen opgegeven directeuren meer of anders kunnen verklaren dan zij al in hun schriftelijke verklaringen hebben gedaan.
3.8.
Het voorgaande brengt mee dat de gegrondheid van de vordering van Taxeco niet kan worden vastgesteld en die vordering dus niet toewijsbaar is. Het principaal appel kan dus niet tot vernietiging van het in conventie gewezen vonnis leiden en heeft geen succes.
in het incidenteel appel voorts
beslagschade
3.9.
De vordering van [geïntimeerde] strekt op dit onderdeel tot vergoeding van i) de kosten van vervangend vervoer voor de duur van het beslag op de twee auto’s; en ii) de werkelijke kosten van het opheffingskortgeding in twee instanties. [geïntimeerde] heeft - kort samengevat - aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat het beslag ten onrechte is gelegd, want voor een op voorhand evident kansloze vordering.
3.10.
Bij de beoordeling dient tot uitgangspunt dat degene die conservatoir beslag legt voor eigen risico handelt, met dien verstande dat de door het beslag geleden schade - bijzondere omstandigheden daargelaten - door hem moet worden vergoed, indien het beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd.
3.11.
Het beslag is gelegd voor de in het principaal appel besproken vordering. Die vordering is ongegrond bevonden, zodat het beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd. Daarmee is de aansprakelijkheid van Taxeco voor de als gevolg van het beslag geleden schade van [geïntimeerde] gegeven. Dat brengt het hof op de vraag wat de omvang is van de aansprakelijkheid van Taxeco, oftewel welke schade van [geïntimeerde] op de voet van artikel 6:98 BW als gevolg van het beslag aan haar kan worden toegerekend. Daarvoor is het volgende van belang.
3.12.
Het gestelde mondeling akkoord van [geïntimeerde] met meerwerk voor uurtarieven is onverenigbaar met de onder rov. 2.4. aangehaalde e-mail van 10 augustus 2020. Die e-mail is niet anders te begrijpen dan als een volledige weergave van de tussen partijen geldende prijsafspraken, immers voor (het hof citeert:)
alle werkzaamheden die van belang zijn c.q. noodzakelijk zijn om jouw belangen in bovengenoemd dossier te behartigen; en wel vanaf (het hof citeert:)
begin maart 2020 tot en met 8 juli 2020en
vanaf 8 juli 2020. Die bewoordingen laten geen ruimte voor aanvullende afspraken over meerwerk voor uurtarieven. Dat die aanvullende afspraken niet bestonden, vindt bovendien steun in het feit dat Taxeco een jaar lang niet heeft gerept over meerwerk voor uurtarieven, of ter zake facturen en/of urenspecificaties aan [geïntimeerde] heeft gestuurd. Zelfs haar e-mail van 17 mei 2021 houdt niets in over een akkoord van [geïntimeerde] met meerwerk voor uurtarieven. Het bedrag op de meegezonden urenspecificatie van € 85.425 exclusief btw wordt in die e-mail opgevoerd als kostenpost, niet wegens een niet nagekomen betalingsverplichting van [geïntimeerde] uit een akkoord met meerwerk voor uurtarieven, maar wegens een verkeerde voorstelling van zaken van Taxeco bij het aangaan van de vaste prijsafspraken doordat [geïntimeerde] niet alle informatie zou hebben verstrekt. Dit alles wijst erop dat bedoeld akkoord achteraf is verzonnen voor een niet bestaande en bij betwisting dus kansloze vordering. Taxeco heeft met haar beslagen voor die vordering niet alleen voor eigen risico gehandeld, maar zich bovendien willens en wetens schuldig gemaakt aan misbruik van beslagrecht. Afgezet tegen het belang van [geïntimeerde] om niet voor een kansloze vordering op kosten te worden gejaagd, had Taxeco in redelijkheid niet tot uitoefening van het beslagrecht kunnen komen. Het hof ziet in de aard van de aansprakelijkheid van Taxeco (schuld) aanleiding om zowel de kosten voor vervangend vervoer als de kosten van het opheffingskortgeding in beide instanties op de voet van artikel 6:98 BW als gevolg van het beslag aan haar toe te rekenen.
3.13.
De omvang van de kosten van vervangend vervoer is genoegzaam onderbouwd met de huurafschrijvingen en de verklaring van het verhuurbedrijf over het tijdvak dat de huur heeft voortgeduurd. Taxeco heeft daar niet meer steekhoudend op gereageerd, zodat het ter zake gevorderde bedrag van € 3.200 toewijsbaar is, te vermeerderen met - als verder niet betwist - de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid, zijnde - nu het aansprakelijkheid wegens onrechtmatig handelen betreft - de datum waarop de schade is geleden, oftewel de afschrijvingen hebben plaatsgevonden.
3.14.
De omvang van de werkelijke kosten van het opheffingskortgeding zijn eveneens genoegzaam onderbouwd, en wel met de daartoe overgelegde overzichten die [geïntimeerde] als productie 34 en 35 heeft overgelegd. Taxeco heeft daar niet voldoende onderbouwd verweer tegen gevoerd, anders dan dat hetgeen zij reeds ter uitvoering van de kostenveroordelingen in kort geding heeft betaald op die bedragen in mindering moet worden gebracht. De gevorderde bedragen van € 21.832,22 en € 18.237,79 - het hof begrijpt beide bedragen inclusief btw - zijn dus eveneens toewijsbaar, te vermeerderen met - als verder niet betwist - de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid, zijnde - nu het aansprakelijkheid wegens onrechtmatig handelen betreft - de datum waarop de schade is geleden, oftewel de datum van betaling van die bedragen door [geïntimeerde], en te verminderen met de bedragen die Taxeco reeds ter uitvoering van de kostenveroordelingen in het opheffingskortgeding heeft voldaan.
de werkelijke kosten van dit geding
3.15.
Gelet op het voorgaande is ook aan de maatstaf voor een volledige vergoeding van de werkelijke proceskosten in deze bodemzaak voldaan. Taxeco heeft [geïntimeerde] gedagvaard voor een vordering waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat die bij betwisting kansloos was. Het recht van Taxeco op toegang tot de rechter als bedoeld in artikel 6 EVRM stuit daarop af. Afgezet tegen het belang van [geïntimeerde] om niet ter afwering van een op voorhand kansloze vordering op hoge kosten te worden gejaagd, had Taxeco in redelijkheid niet tot dagvaarding kunnen komen.
3.16.
De omvang van de werkelijke kosten van dit geding is begroot op - tot en met 14 september 2022 - een bedrag van € 31.651, vermeerderd met € 5.365 tot aan de mondelinge behandeling in hoger beroep, naar het hof begrijpt, beide bedragen inclusief btw. Bij gebreke van een steekhoudend verweer is ook dit onderdeel van de vordering van [geïntimeerde] als gevorderd toewijsbaar, hier ook met dien verstande dat hetgeen ter uitvoering van de kostenveroordeling in eerste aanleg door Taxeco is voldaan daarop in mindering moet worden gebracht.
3.17.
Bij deze uitkomst is ook de vordering van [geïntimeerde] tot terugbetaling van hetgeen hij ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente, zij het niet - zoals gevorderd - vanaf de dag van betaling, maar vanaf de datum van dit arrest, omdat eerst daarmee de rechtsgrond aan de desbetreffende betaling is ontvallen en de rechtsvordering tot terugbetaling is ontstaan.
in het principaal en incidenteel appel voorts
3.18.
De slotsom is dat het principaal appel tevergeefs is ingesteld en dat het incidenteel appel slaagt. Aan bewijslevering is niet toegekomen omdat geen voldoende onderbouwde stellingen en weren zijn betrokken die - indien bewezen - van belang zijn voor de uitkomst van de zaak. Taxeco wordt als na te melden veroordeeld in de kosten.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in reconventie gewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat Taxeco door het leggen en handhaven van de conservatoire beslagen en inbewaarneming onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde] en aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade;
veroordeelt Taxeco tot betaling aan [geïntimeerde] van € 3.200, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt Taxeco tot betaling aan [geïntimeerde] van € 21.832,22 en € 18.237,79, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling, en te verminderen met hetgeen Taxeco ter uitvoering van de kostenveroordelingen in het opheffingskortgeding heeft voldaan;
veroordeelt Taxeco tot betaling aan [geïntimeerde] van de volledige kosten van de onderhavige procedure, te weten € 31.651,80 en € 5.365 en € 6.471 (3 punten tarief IV á € 2.157 voor de mondelinge behandeling in het principaal en in incidenteel appel), alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling, en te verminderen met hetgeen Taxeco ter uitvoering van de kostenveroordeling in het vonnis waarvan beroep in reconventie heeft voldaan;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, M.L.D. Akkaya en A. van Zanten-Baris en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024.