Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
fixed feesenkel zagen op de schikkingswerkzaamheden met de aannemer kan Taxeco evenmin baten, omdat - als al waar - dat op zichzelf niet redengevend is voor de stelling dat [geïntimeerde] in april 2020 mondeling akkoord is gegaan met meerwerk tegen uurtarieven.
alle werkzaamheden die van belang zijn c.q. noodzakelijk zijn om jouw belangen in bovengenoemd dossier te behartigen; en wel vanaf (het hof citeert:)
begin maart 2020 tot en met 8 juli 2020en
vanaf 8 juli 2020. Die bewoordingen laten geen ruimte voor aanvullende afspraken over meerwerk voor uurtarieven. Dat die aanvullende afspraken niet bestonden, vindt bovendien steun in het feit dat Taxeco een jaar lang niet heeft gerept over meerwerk voor uurtarieven, of ter zake facturen en/of urenspecificaties aan [geïntimeerde] heeft gestuurd. Zelfs haar e-mail van 17 mei 2021 houdt niets in over een akkoord van [geïntimeerde] met meerwerk voor uurtarieven. Het bedrag op de meegezonden urenspecificatie van € 85.425 exclusief btw wordt in die e-mail opgevoerd als kostenpost, niet wegens een niet nagekomen betalingsverplichting van [geïntimeerde] uit een akkoord met meerwerk voor uurtarieven, maar wegens een verkeerde voorstelling van zaken van Taxeco bij het aangaan van de vaste prijsafspraken doordat [geïntimeerde] niet alle informatie zou hebben verstrekt. Dit alles wijst erop dat bedoeld akkoord achteraf is verzonnen voor een niet bestaande en bij betwisting dus kansloze vordering. Taxeco heeft met haar beslagen voor die vordering niet alleen voor eigen risico gehandeld, maar zich bovendien willens en wetens schuldig gemaakt aan misbruik van beslagrecht. Afgezet tegen het belang van [geïntimeerde] om niet voor een kansloze vordering op kosten te worden gejaagd, had Taxeco in redelijkheid niet tot uitoefening van het beslagrecht kunnen komen. Het hof ziet in de aard van de aansprakelijkheid van Taxeco (schuld) aanleiding om zowel de kosten voor vervangend vervoer als de kosten van het opheffingskortgeding in beide instanties op de voet van artikel 6:98 BW als gevolg van het beslag aan haar toe te rekenen.