ECLI:NL:GHAMS:2024:3704

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
23-002984-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkeersdelicten met betrekking tot snelheidsovertredingen en rijbewijsinvordering

Op 8 november 2024 vond de terechtzitting plaats in hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam, waar de verdachte, geboren in 2001, niet aanwezig was. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs en voor snelheidsovertredingen. De advocaat-generaal vorderde een taakstraf van veertig uren en een gevangenisstraf van veertien dagen, waarvan dertien dagen voorwaardelijk, naast een geldboete van € 1050,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een mildere straf, verwijzend naar de positieve veranderingen in het leven van de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte de juridische gevolgen van zijn eerdere overtredingen negeerde en dat een forse sanctie gepast was. Uiteindelijk werd de taakstraf verhoogd naar zestig uren en werd de ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden voorwaardelijk opgelegd. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde nieuwe straffen op, waarbij het belang van verkeersveiligheid en de ernst van de overtredingen zwaar wogen in de beslissing.

Uitspraak

proces-verbaal terechtzitting

GERECHTSHOF AMSTERDAM

datum arrest 8 november 2024
parketnummers 23-002984-22 en 22-000831-21 (tul)
datum vonnis waarvan beroep 4 november 2022
parketnummer 96-029597-22
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op 8 november 2024.
Tegenwoordig:
mr. T. de Bont, raadsheer,
en mr. D. de Jong, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. C. de Jong, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, opgeroepen als:

[verdachte] ,

geboren [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats]
adres [adres]
is niet verschenen.
Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. H. Oldenhof, advocaat te Den Haag, die desgevraagd verklaart door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om hem als advocaat te verdedigen. Zij deelt mee dat de verdachte niet verschijnt omdat hij vandaag niet vrij kon nemen van zijn werk.
Het onderzoek ter terechtzitting wordt opnieuw aangevangen wegens de gewijzigde samenstelling van het hof.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De raadsvrouw van de verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling de bezwaren tegen het vonnis op te geven. Zij zegt dat de verdachte de opgelegde straf te zwaar vindt.
De raadsheer deelt mee dat bij het hof zijn ingekomen:
- een e-mail van de raadvrouw van 4 juni 2024 met als bijlage een grievenformulier;
- een e-mail van de advocaat-generaal van 6 november 2024 met de volgende bijlagen:
◦ een proces-verbaal met nummer PL1700-2021398633-1, van 23 december 2021 betreffende de constatering van een verkeersovertreding op 23 december 2021, gevolgd door invordering van het rijbewijs van de verdachte en de directe overgifte daarvan door de verdachte;
◦ een beslissing van de officier van justitie, inhoudende dat het rijbewijs van de verdachte met ingang van 23 december 2021 voor de duur van twee maanden wordt ingehouden;
◦ een kennisgeving inhouding rijbewijs van 24 december 2021;
◦ een kennisgeving beslissing teruggave rijbewijs van 18 februari 2022;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte, van 24 oktober 2024.
Deze stukken worden in het dossier gevoegd.
De advocaat-generaal en de raadsvrouw delen mee geen behoefte te hebben aan het voorhouden van stukken. Zij stemmen ermee in dat het dossier wordt geacht te zijn voorgehouden.
De raadsvrouw deelt mee:
De verdachte had op 29 december 2021 niet door dat hij zo hard reed.
De verdachte is werkzaam in de bouw. Hij verdiend ca. € 1700,- netto per maand, maar zijn inkomen varieert omdat hij ZZP-er is. Ik heb de verdachte de laatste jaren zien veranderen. Het ging niet goed met hem. Hij is een paar keer uit huis gezet. Sinds het uit is met zijn (ex-)vriendin, ongeveer twee jaar geleden, gaat het echter steeds beter met hem. Hij is van opgefokt jongetje in een rustige jongeman veranderd. Hij gebruikt nu geen verdovende middelen meer en doet zijn best op zijn werk. Zijn inkomen is gewijzigd. Hij moet wel schulden aflossen, ook helpt hij zijn moeder financieel.
Het grootste probleem van de verdachte is dat hij is geregistreerd als dakloze. Het is erg moeilijk om een woning te vinden maar hij probeert het hoofd boven water te houden. Momenteel verblijft hij bij zijn moeder. Hij realiseert zich dat hij straf verdient. Hij is in staat een taakstraf uit te voeren.
Het klopt dat de verdachte recent een strafbeschikking WWM heeft gehad. De verdachte is nog jong. Hij gaat met stapjes vooruit. Hij is nu rustiger en beter toegankelijk. Ik kan aan u geen stukken overleggen waarmee ik dit kan onderbouwen.
De verdachte beschikt weer over zijn rijbewijs. Hij heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk.
De advocaat-generaal voert het woord, leest de vordering voor en legt die aan het hof over. De advocaat-generaal deelt voorts mee:
Het beeld dat de raadsvrouw van de verdachte schetst, past niet bij de indruk die ik van de verdachte kreeg bij het lezen van het dossier. Het is jammer dat hij niet is verschenen. Het tenlastegelegde kan worden bewezen.
De verdachte is volgens zijn strafblad in 2021 al veroordeeld voor rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs, kort nadat zijn rijbewijs was ingevorderd als gevolg van een snelheidsovertreding. Vlak na het tenlastegelegde is de verdachte in februari 2022 opnieuw opgepakt voor te snel rijden en is zijn rijbewijs wederom ingevorderd. Vervolgens is hij in maart en april 2022 geverbaliseerd voor rijden tijdens een ontzegging. Zowel in februari als in maart 2023 wordt hij gepakt voor snelheidsovertre-dingen. Ik krijg hierdoor niet de indruk dat de verdachte tot het besef is gekomen dat hij zijn gedrag moet veranderen. Ik vind de door de politierechter opgelegde straffen daarom erg mild en was van plan zwaardere straffen te vorderen. Het betoog van de raadsvrouw dat het nu beter lijkt te gaan met de verdachte, maakt dat ik het hof verzoek om dezelfde straf als in eerste aanleg op te leggen. Ik vorder voor feit 1 oplegging van een taakstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van veertien dagen, waarvan dertien dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en voor feit 2 een geldboete van € 1050,- en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. In de tul-zaak vorder ik verlenging van de proeftijd met twee jaren.
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging:
Ik kan mij vinden in de eis van de advocaat-generaal. De verdachte was in december 2021 net
begonnen met zijn eigen bedrijf. Hij heeft ondoordachte beslissingen genomen en dom gehandeld. De verdachte zat toen in een ‘giftige relatie’. Nu heeft hij meer rust. De in 2023 opgelegde gevangenisstraf heeft veel indruk op de verdachte gemaakt. Ik verzoek u om daar rekening mee houden.
Aan de raadsvrouw wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.
De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
= = = = = = = = = =

AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 29 december 2021 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs, een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs of een internationaal rijbewijs was gevorderd en/of van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de A4, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen;
2. hij op of omstreeks 29 december 2021 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de A4, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 166 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd omdat het hof komt tot een andere bewijsvoering en andere beslissingen ten aanzien van de strafoplegging en de vordering tot tenuitvoerlegging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1. hij op 29 december 2021 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en van wie zodanig rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de A4, een motorrijtuig (personenauto) van de categorie waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd;
2. hij op 29 december 2021 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de A4, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een verbod inhoudt, immers heeft hij in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - gereden met een snelheid van ongeveer 166 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer per uur overschreden.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal ‘snelheid’ met nummer 291220210213374951, van 29 december 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren (pagina 3 – 6 digitaal dossier). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant(en):
Op 29 december 2021 zagen wij, verbalisanten, een personenauto, type Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] rijden op de A4, te Badhoevedorp (Haarlemmermeer) richting Amsterdam. Wij zagen dat het voertuig een (gecorrigeerde) snelheid reed van 166 km/u, waar 100 km/u is toegestaan. Verbalisant [verbalisant] heeft het voertuig met behulp van een geijkte boordsnelheidmeter gemeten. Wij hebben het voertuig stil gezet en de bestuurder [het hof begrijpt: de verdachte] staande gehouden. De bestuurder kon ons desgevraagd geen geldig of op zijn naam gesteld rijbewijs overhandigen. Middels onze bevragingsapplicatie hebben wij geconstateerd dat de bestuurder zijn rijbewijs is ingevorderd op grond van art. 164 WVW. Wij, verbalisanten, hebben de bestuurder aangehouden ter zake artikel 9 WVW.
2. Een proces-verbaal met nummer PL1700-2021398633-1, van 23 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren (in het digitale dossier opgeslagen onder correspondentie/e-mail van de advocaat-generaal aan het hof van 6 november 202/bijlage “dossier inz 96-342560-21.pdf”). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant(en):
Op 23 december 2021 heb ik op grond van artikel 164 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, van de verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedag] 2001 overgifte van zijn rijbewijs gevorderd. De verdachte gaf een op zijn naam staand geldig rijbewijs over. Het rijbewijs is met een proces-verbaal van invordering op 23 december 2021, gezonden naar het Parket van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie te Utrecht. Aan de verdachte is een 'Kennisgeving van ontvangst’ van het ingevorderde rijbewijs toegezonden.
3. Een brief van Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie,
Beslissing bij invordering rijbewijs(in het digitale dossier opgeslagen onder correspondentie/e-mail van de advocaat-generaal aan het hof van 6 november 202/bijlage “kennisgeving teruggave rijbewijs”).
Deze brief houdt in de beslissing van de officier van justitie dat het rijbewijs van [verdachte] is ingevorderd op 23 december 2021 en zal worden ingehouden voor de duur van twee maanden, uiterlijk tot 21 februari 2022.
4. Een brief van Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie aan de verdachte van 18 februari 2022,
Kennisgeving beslissing teruggave rijbewijs(in het digitale dossier opgeslagen onder correspondentie/e-mail van de advocaat-generaal aan het hof van 6 november 202/bijlage “beslissing rijbewijs”). Deze brief houdt in, voor zover van belang
en zakelijk weergegeven:
Uw rijbewijs was op 23 december 2021 ingevorderd en wordt per heden [het hof begrijpt: 18 februari 2022] aan u teruggegeven.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
- overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
- overtreding van het bepaalde bij artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte, voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien dagen, waarvan dertien dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, een geldboete van € 1050, subsidiair twintig dagen hechtenis, en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en gelet de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft op 23 december 2021 zo veel te hard gereden dat zijn rijbewijs is ingevorderd en door hem direct moest worden afgegeven. Zes dagen daarna is hij aangehouden voor de nu bewezenverklaarde feiten. Door zonder rijbewijs toch te gaan rijden, heeft de verdachte de juridische gevolgen van zijn eerdere overtreding volstrekt genegeerd. Daarbij komt dat hij is aangehouden omdat hij meer dan zestig kilometer per uur harder reed dan ter plaatse was toegestaan. Een dergelijke snelheidsoverschrijding kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden. Zowel vanuit het oogpunt van vergelding als vanuit het oogpunt van (speciale) preventie is een forse sanctie dan ook gepast.
Uit het strafblad van de verdachte volgt dat hij eerder ter zake van overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 is veroordeeld (waaronder onherroepelijke veroordelingen). Volgens de raadsvrouw is de verdachte inmiddels volwassener en rustiger geworden, maar het strafblad van de verdachte biedt weinig handvatten om te concluderen dat hij een bestendige lijn heeft ingezet die erop neerkomt dat hij zich – kort gezegd – aan de (verkeers)regels houdt. Het hof zal het aangevoerde dan ook niet in straf verminderende zin meewegen.
Het hof ziet wel aanleiding om iets andere straffen op te leggen dan de advocaat-generaal heeft gevorderd. Het hof ziet, mede gelet op het strafblad van de verdachte, geen meerwaarde in een deels voorwaardelijke straf. Anderzijds acht het hof het niet wenselijk om de verdachte voor het thans bewezenverklaarde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen (wel zal het de vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen). Het hof acht, alles afwegende, voor feit 1 oplegging een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, en voor feit 2 oplegging van een geldboete van € 1050,-, subsidiair twintig dagen hechtenis, en voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 62 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de artikelen 22c, 22d, 23, 24, 24c, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij arrest van hof Den Haag van 12 oktober 2021, parketnummer 22-000831-21, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De politierechter heeft in plaats van een gevangenisstraf van twee weken tenuitvoerlegging gelast van een taakstraf voor de duur van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Als uitgangspunt geldt dat het voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende voorwaarden, essentieel is dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan consequenties worden verbonden. Het hof heeft onvoldoende redenen gehoord om van dit uitgangspunt af te wijken, en zal daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder
1bewezenverklaarde tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder
2bewezenverklaarde tot
- een
geldboetevan
€ 1.050,00(duizend vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
en
- ontzegtde verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren
aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt de
tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijke straf die is opgelegd bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 12 oktober 2021, parketnummer 22-000831-21, te weten:
- gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
De raadsheer geeft aan raadsvrouw kennis dat de verdachte binnen veertien dagen beroep in cassatie kan instellen tegen dit arrest.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.