ECLI:NL:GHAMS:2024:3702

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
9 februari 2025
Zaaknummer
000505-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beschikking rechtbank Noord-Holland inzake vergoeding rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin een verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand werd behandeld. De appellant, geboren in 1964, heeft op 16 juli 2024 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 1 juli 2024. De advocaat-generaal heeft op 14 augustus 2024 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 5 november 2024 is de advocaat-generaal en de waarnemend advocaat van de appellant, mr. M. Luijten, gehoord. De appellant is niet verschenen in raadkamer.

Het verzoek van de appellant betreft een vergoeding van kosten die zijn gemaakt in verband met rechtsbijstand in de strafzaak en de verzoekschriftprocedure. De totale kosten bedragen € 8.489,07 voor de strafzaak en € 680,00 voor de verzoekschriftprocedure. De rechtbank had eerder het verzoek toegewezen, maar het bedrag met 75% gematigd. De advocaat-generaal adviseerde een matiging van 25%.

Het hof overweegt dat de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechter kan afwijken van de declaraties van rechtsbijstandverleners indien deze bovenmatig zijn. In dit geval oordeelt het hof dat de declaratie niet in het oog springend bovenmatig is en dat er gronden van billijkheid zijn voor toekenning van de volledige kosten van rechtsbijstand. Het hof vernietigt de eerdere beschikking en kent een vergoeding toe van in totaal € 9.169,07 aan de appellant, die onverwijld moet worden betekend.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000505-24 (530 Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 81-249869-21
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 1 juli 2024 op het verzoekschrift op de voet van de artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1964,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. Y. Zoetbrood,
Oostmaaslaan 71, 3063 AN Rotterdam.

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 16 juli 2024 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Op 14 augustus 2024 is het standpunt van de advocaat-generaal kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 5 november 2024 de advocaat-generaal en de waarnemend advocaat van appellant, mr. M. Luijten, advocaat te Rotterdam, ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek - zoals aangevuld onder c in raadkamer in hoger beroep - strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 8.489,07;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 340,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in hoger beroep ten bedrage van € 340,00.

3.Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
De rechtbank heeft het verzoek toegewezen met dien verstande dat de rechtbank het bedrag heeft gematigd met 75%.
De raadsvrouw van appellant heeft toewijzing bepleit.
De advocaat-generaal heeft toewijzing met een matiging van het bedrag met 25% geadviseerd.
Het hof overweegt als volgt.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Bij een verzoek tot vergoeding van kosten rechtsbijstand in de strafzaak worden de declaraties- voorzien van urenspecificaties die voldoende inzicht geven in de rechtsbijstand die is verleend [- ziet] als uitgangspunt genomen. De rechter is hier evenwel niet aan gebonden en kan hiervan – in matigende zin – afwijken, indien en voor zover daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn. Gelet op het recht op vrije advocatenkeuze, dient de rechter terughoudend te zijn bij de toetsing van tussen de verzoeker en de advocaat gemaakte afspraken. Een en ander heeft tot een min of meer bestendige lijn in de jurisprudentie van de gerechtshoven geleid, die erop neer komt dat van de declaraties van de betrokken rechtsbijstandverleners kan worden afgeweken indien deze, bijvoorbeeld wat betreft het aantal ingeschakelde rechtsbijstandverleners, de hoeveelheid in rekening gebrachte uren of de gehanteerde uurtarieven, alle omstandigheden en belangen in aanmerking genomen, ‘in het oog springend bovenmatig’ zijn. De rechter dient zijn matigende oordeel voldoende specifiek te motiveren.
In het onderhavige geval is door de advocaat-generaal het standpunt ingenomen dat het verzochte bedrag - gelet op de aard en de omvang van de zaak, in het bijzonder de tijd die is besteed aan het opstellen van de pleitnota - niet billijken dus bovenmatig is en dat het verzochte bedrag daarom kan worden toegewezen, maar met een matiging van 25%.
Het hof stelt vast dat appellant werd verdacht van het in strijd met een EU-verordening binnen de Gemeenschap brengen van Amerikaanse Ginseng, een niet alledaags strafbaar feit. Blijkens de urenspecificatie is 18:15 uur besteed aan het opstellen van de pleitnotitie inclusief het bestuderen van jurisprudentie. Van deze uren is 8:15 uur niet gedeclareerd en zijn de overige uren tegen een uurtarief van € 190,00 in rekening gebracht.
Gezien het voorgaande, alle omstandigheden en belangen in aanmerking genomen, is het hof van oordeel dat de declaratie niet in het oog springend bovenmatig is.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de strafzaak ten bedrage van € 8.489,07.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Wijst het verzochte toe.
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan appellant een vergoeding toe van € 9.169,07 (negenduizend honderdnegenzestig euro en zeven cent).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.W.T. Klappe, N.R.A. Meerbeek en P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 19 november 2024.
De oudste raadsheer beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 9.169,07 (negenduizend honderdnegenzestig euro en zeven cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Sjöcrona Van Stigt Advocaten advocaten o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 19 november 2024,
N.R.A. Meerbeek, oudste raadsheer.