ECLI:NL:GHAMS:2024:3679

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
23-001478-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de strafrechtelijke veroordeling van een jeugdige verdachte voor meerdere inbraken en diefstallen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 juni 2024. De verdachte, geboren in 2008, was beschuldigd van een reeks inbraken en diefstallen bij verschillende bedrijven, waarbij hij samen met anderen handelde. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld en een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) van 12 maanden opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie van 6 maanden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar heeft enkele kwalificaties van de bewezenverklaarde feiten aangepast. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en de GBM opgelegd, met specifieke voorwaarden voor de uitvoering van de maatregel. De beslissing is genomen na onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 21 november 2024, waarbij het hof de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw heeft overwogen. Het hof heeft de maatregel als passend en geboden beoordeeld, met inachtneming van de omstandigheden van de zaak en de jeugdige leeftijd van de verdachte. De maatregel is dadelijk uitvoerbaar verklaard, en de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de vervangende jeugddetentie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001478-24
datum uitspraak: 5 december 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 juni 2024 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-243600-23 (hierna: zaak A),13-077108-24 (hierna: zaak B) en 13-298459-23 (hierna: zaak C) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2008,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit bevestigen, behalve ten aanzien van:
  • de kwalificaties van het in zaak A en in zaak C onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
  • de beslissing tot oplegging van de gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM), voor zover het ziet op de invulling van het daarbij behorende programma;
in zoverre zal het vonnis worden vernietigd en het hof zal gelet daarop de toepasselijke wettelijke voorschriften opnieuw benoemen en aanvullen;
en met dien verstande dat het hof overweegt dat hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij in zaak A het hof niet brengt tot een ander oordeel.

Kwalificatie van het in zaak A en in zaak C onder 1 en 2 bewezenverklaarde

Het in zaak A bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het in zaak C onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking
en
medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Oplegging van maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A, zaak B en in zaak C onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld en aan de verdachte een GBM voor de duur van 12 maanden, subsidiair zes maanden vervangende jeugddetentie opgelegd, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft voorts bevolen dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A, zaak B en in zaak C onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld en dat een GBM voor de duur van 12 maanden, subsidiair zes maanden vervangende jeugddetentie zal worden opgelegd, bestaande uit het door Jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming ter terechtzitting in hoger beroep geadviseerde programma. Zij heeft daarbij tevens de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd.
Het hof verenigt zich met hetgeen de rechtbank met betrekking tot de motivering van de maatregel heeft overwogen in paragraaf 8 van het vonnis (“Motivering van de straf”) en neemt deze overwegingen en beslissingen over. Het hof acht met de rechtbank de oplegging van de GBM van na te melden duur, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Het hof zal daarbij tevens de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen. Het hof zal echter gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep een viertal voorwaarden (het tweede, zevende, achtste en negende gedachtestreepje) behorende bij het door de rechtbank opgelegde programma van de GBM schrappen en één voorwaarde (het vijfde gedachtestreepje) wijzigen, zoals hierna in het dictum is opgenomen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 47, 55, 63,77w, 77gg, 77wa, 77wb, 77aa, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificaties van het in zaak A en in zaak C onder 1 en 2 bewezenverklaarde - en kwalificeert deze zoals hiervoor vermeld - en de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Legt aan de verdachte op de
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de maatregel zal bestaan uit:
- wonen in een kleinschalige voorziening, waar trauma-sensitief gewerkt wordt en waarbij ook forensische kennis aanwezig is;
- volgen van dagbesteding (scholing, werk of anderszins);
- vinden en vasthouden van structurele vrijetijdsbesteding en/of een bijbaan;
- begeleiding door een EPJO coach;
- individuele behandeling bij een forensische instelling binnen de GGZ zoals Levvel of de Waag, waarbij modules (zoals omschreven onder ‘Implicaties voor behandeling’) gefaseerd ingezet kunnen worden.
Jeugdbescherming Regio Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, heeft tot taak de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat vervangende
jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat, dadelijk uitvoerbaar is.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.W.T. Klappe, mr. N.R.A. Meerbeek en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 december 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.