ECLI:NL:GHAMS:2024:3674

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
23-001496-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met wijziging van bewezenverklaring van ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 2 mei 2023. De verdachte, geboren in 1970, was aangeklaagd voor ontuchtige handelingen met minderjarigen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, behalve ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van het seksueel binnendringen van [slachtoffer 1]. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging, maar dat er wel voldoende bewijs was voor het subsidiair tenlastegelegde, namelijk het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1]. Het hof baseerde zijn oordeel op de verklaringen van de slachtoffers en het steunbewijs, waaronder verklaringen van getuigen en de verdachte zelf. Het hof oordeelde dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op zichzelf betrouwbaar waren, ondanks enkele inconsistenties. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest, voor de bewezenverklaarde feiten. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid waarmee het hof omging met de verklaringen van de slachtoffers en de noodzaak van voldoende bewijs voor elke beschuldiging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001496-23
datum uitspraak: 10 december 2024
VERSTEK (niet-gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 2 mei 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-212507-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1970,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2 -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof de bewijsoverwegingen en gebezigde bewijsmiddelen, de kwalificatie, als ook de toepasselijke wettelijke voorschriften te dien aanzien wijzigt.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.

Bewijsoverweging

Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde seksueel binnendringen bij [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] )
Het hof neemt uitsluitend die overwegingen van de rechtbank over ten aanzien van het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] door de verdachte waar deze betrekking hebben op met de vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] brengen, doch niet de overwegingen die betrekking hebben op het onderdeel:
- ‘ zijn verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] te duwen en/of te brengen, en/of
- zich te laten aftrekken door die [slachtoffer 1] , en/of - de vagina van die [slachtoffer 1] te likken;
Het hof acht deze onderdelen niet bewezen.
Het hof constateert, net als de rechtbank, dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op deze onderdelen weinig concreet en specifiek zijn; zo kan [slachtoffer 1] moeilijk een specifieke keer beschrijven noch gedetailleerd aangeven waar en wanneer de verdachte zijn penis in haar vagina zou hebben gebracht, haar vagina zou hebben gelikt of zij hem zou hebben afgetrokken. Op verschillende punten komen de verklaringen onderling niet overeen. Dit klemt te meer omdat de herinneringen van [slachtoffer 1] in de loop van de tijd steeds uitgebreider en gedetailleerder zijn geworden zonder dat hier een verklaring voor is. Of en zo ja welke invloed de contacten met de hulpverleenster [naam] hierbij hebben gehad is niet duidelijk geworden. Dit maakt dat het hof behoedzaam met haar verklaringen om zal gaan, maar leidt er niet toe dat de verklaringen in hun geheel onjuist of onbetrouwbaar zouden zijn. Het hof constateert namelijk ook met de rechtbank dat [slachtoffer 1] in hoofdlijnen consequent heeft verklaard over de ontuchtige handelingen door de verdacht.. Gelet op het voorgaande acht het hof de verklaringen van [slachtoffer 1] op zichzelf betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs dat de verdachte meermalen de vagina van [slachtoffer 1] heeft betast en in haar vagina heeft gezeten, en haar billen en borsten heeft betast. Het door de rechtbank te dien aanzien gebezigde steunbewijs bestaande uit de verklaring van de verdachte zelf, de mail van de moeder, de verklaring van zus [slachtoffer 2] dat de verdachte haar vagina heeft betast terwijl zij onder de douche stond, de mail van de verdachte van 9 juni 2018, en de verklaring van [getuige ] waar het betreft dat de verdachte – [verdachte] - onder de douche ‘van onderen’ aan haar had gezeten omdat het daar schoon moest worden, levert ook naar het oordeel van het hof in onderlinge samenhang voldoende steunbewijs op dat de verdachte meermalen de vagina, billen en borsten van [slachtoffer 1] heeft betast en met de vingers in haar vagina heeft gezeten.
Nu onder 2 primair evenwel niet is tenlastegelegd – anders dan onder 1 primair, dat het seksueel binnendringen bestond uit het duwen of brengen door de verdachte van zijn vingers in de vagina van [slachtoffer 1] kan het onder 2 primair tenlastegelegde ‘seksueel binnendringen’ niet wettig en overtuigend bewezen worden. Het hof spreekt de verdachte vrij van het onder 2 primair tenlastegelegde.
Het hof acht echter wel voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het onder 2 subsidiair tenlastegelegde, te weten het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] op de wijze als hiervoor vermeld
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] )
Anders dan de advocaat-generaal en met de rechtbank is het hof van oordeel dat de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden vanaf 6 juli 2015 tot en met 30 april 2018. Het hof gaat daarbij uit van de verklaringen van [slachtoffer 2] waaruit blijkt dat de verdachte haar voor het eerst heeft betast op 6 juli 2015, de verjaardag van haar moeder in [plaats] , gemeente [gemeente] .

Bewezenverklaring

Het hof acht met de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof acht ten aanzien van feit 2 het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen aldus dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 20 juli 2016 tot en met 30 april 2018 in de gemeente Hoorn ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2004, door (telkens)
- de borsten en de vagina en de billen van die [slachtoffer 1] te betasten.
Hetgeen onder 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in 1 primair, 2 subsidiair, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 244, 249, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2, en de kwalificatie en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder, 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 subsidiair strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.F. Groos, mr. P. Greve en mr. E.C.M. Bouman, in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 december 2024.
Mr. P. Greve en mr. E.C.M. Bouman zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.