ECLI:NL:GHAMS:2024:3587
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake onderbewindstelling van goederen van betrokkene
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van de goederen van betrokkene, geboren in 2001 te [plaats A]. De kantonrechter had op 26 maart 2024 besloten dat betrokkene niet in staat was haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen vanwege verkwisting en problematische schulden, en had bewind ingesteld. Betrokkene was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de procedure in hoger beroep heeft het hof diverse stukken ontvangen en een zitting gehouden op 30 oktober 2024, waarbij betrokkene, haar advocaat, en vertegenwoordigers van Stichting CAV aanwezig waren. De ouders van betrokkene hebben verklaard bereid te zijn om een deel van de openstaande schulden te betalen, maar het hof oordeelde dat de situatie van betrokkene nog steeds problematisch was. Het hof heeft geconcludeerd dat het bewind op goede gronden was ingesteld en dat er onvoldoende vooruitgang was geboekt om het bewind op te heffen. De beslissing van de kantonrechter is bekrachtigd, en het verzoek van betrokkene in hoger beroep is afgewezen.