ECLI:NL:GHAMS:2024:3507

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
200.340.771/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage bankrekening kinderen in het kader van gezag en omgangsregeling na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de inzage in bankrekeningen van de kinderen van de ouders, die in een echtscheiding verwikkeld zijn. De vader, verzoeker in principaal hoger beroep, en de moeder, verzoekster in incidenteel hoger beroep, zijn de ouders van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ouders zijn in 2017 gescheiden en hebben sindsdien een co-ouderschapsregeling getroffen. De vader heeft in hoger beroep verzocht om het gezamenlijk gezag te herstellen, maar heeft dit verzoek ter zitting ingetrokken, respecterend de wens van de kinderen voor een eenhoofdig gezag bij de moeder.

De moeder heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om inzage in de bankrekeningen van de kinderen, waarop compensatie van de toeslagenaffaire is gestort. De vader heeft betoogd dat de moeder niet-ontvankelijk moet worden verklaard in dit verzoek, maar het hof heeft geoordeeld dat er voldoende samenhang is tussen het verzoek tot inzage en de overige onderwerpen in hoger beroep. Het hof heeft bepaald dat de vader de moeder inzage moet geven in de spaarrekeningen van de kinderen, maar heeft geen dwangsom opgelegd, omdat de vader heeft toegezegd deze inzage te geven.

De uitspraak benadrukt het belang van transparantie in financiële zaken die de kinderen aangaan en bevestigt dat de moeder, als eenhoofdig gezaghebbende, recht heeft op inzicht in het vermogen van de kinderen. De ouders zijn verder aangemoedigd om in onderling overleg afspraken te maken over de feitelijke invulling van de zorg- en omgangsregeling, waarbij ook rekening gehouden moet worden met de wensen van de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.340.771/01
zaaknummer rechtbank: C/15/342928 / FA RK 23-3876
beschikking van de meervoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. S. Kuijs te Heiloo,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. L.A. Mulders te Purmerend.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ) en
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna: de raad.

1.De procedure in hoger beroep

1.1
De vader is op 3 mei 2024 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) (hierna: de rechtbank) van 6 februari 2024.
1.2
De moeder heeft op 13 juni 2024 een verweerschrift met daarin ook een incidenteel hoger beroep ingediend.
1.3
De vader heeft op 25 juli 2024 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
1.4
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de vader van 16 september 2024 met bijlagen (13-15),
- berichten van de zijde van de moeder van 16 september 2024 met bijlagen (20-26)
.
1.5
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met [minderjarige 1] gesproken, in het bijzijn van de griffier. [minderjarige 2] heeft in een brief laten weten wat zij van de zaak vindt. Van dat gesprek en die brief heeft de voorzitter ter zitting een samenvatting gegeven.
1.6
De zitting heeft op 26 september 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de raad, vertegenwoordigd door M. Eijpe.

2.De feiten

2.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [minderjarige 1] , geboren [in] 2008 en [minderjarige 2] , geboren [in] 2012.
2.2
De ouders zijn getrouwd geweest (vanaf 2015) en zijn op 17 januari 2017 gescheiden.
In de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 4 januari 2017 is de inhoud van het tussen partijen overeengekomen ouderschapsplan van l december 2016 opgenomen. Hierin zijn partijen overeengekomen dat [minderjarige 1] zal worden ingeschreven op het adres van de vader en [minderjarige 2] op het adres van de moeder. Verder zijn partijen een zorgregeling overeengekomen, inhoudende een co-ouderschapsregeling, waarbij de kinderen van maandag tot woensdagochtend bij de vader en van woensdag tot en met vrijdag bij de moeder zijn en waarbij de kinderen in de weekenden het ene weekend bij de vader en het andere bij de moeder zijn.
2.3
Partijen hebben met behulp van kindbehartiger drs. [X] een afsprakendocument opgesteld dat zij op 6 en 9 april 2021 hebben ondertekend (hierna: het afsprakendocument). Daarin hebben zij de bij de echtscheidingsbeschikking vastgelegde zorgregeling gepreciseerd en een regeling getroffen voor de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen. De kindbehartiger is in september 2022 gestopt met haar begeleiding.

3.De omvang van het hoger beroep

3.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, overeenkomstig het verzoek van de moeder bepaald dat het gezamenlijk gezag van partijen over de kinderen wordt beëindigd en dat de moeder alleen het gezag over hen toekomt. Met wijziging van het afsprakendocument heeft de rechtbank als verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld dat de kinderen om de week het weekend van vrijdag na school tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijven.
3.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot wijziging van het gezamenlijk gezag waaraan de ouders invulling geven in de vorm van Parallel Solo Ouderschap, althans dit verzoek af te wijzen.
Daarnaast verzoekt hij in aanvulling op de tweewekelijkse weekendregeling te bepalen dat de vakanties en feestdagen worden verdeeld conform artikel 4.1, 4.2, 4.4, 4.6, 4.7, 4.8 en artikel 5 van het afsprakendocument zoals ondertekend op 6 respectievelijk 9 april 2021, waarbij ter vervanging van 4.3 en (naar het hof begrijpt) 4.5 geldt:
  • zomervakantie bij helfte, dus bij iedere ouder drie weken, aaneengesloten of verdeeld in 1-2-2-1 of 2-1-1-2,
  • kerstvakantie bij helfte, dus bij iedere ouder één week en daarnaast verdeling feestdagen conform eerdere afspraken: even jaren kerstavond en eerste kerstdag bij de vader en tweede kerstdag alsmede oud en nieuw bij de moeder, in oneven jaren vice versa,
  • in het even jaar heeft de moeder eerste keus voor 'haar' drie weken binnen de zomervakantie, in het oneven jaar is de eerste keus aan de vader.
3.3
De moeder verzoekt het verzoek van de vader ten aanzien van het gezag af te wijzen, zo nodig met verbetering of aanvulling van gronden, met veroordeling van de vader in de proceskosten in hoger beroep.
In incidenteel hoger beroep verzoekt zij de vader te veroordelen om jaarlijks uiterlijk twee weken na ontvangst van de jaaroverzichten, deze jaaroverzichten van de rekeningen die ten behoeve van de kinderen worden aangehouden (waarop voor beiden de uitkering van de toeslagenaffaire is gestort ) aan de moeder te verschaffen en binnen twee weken na de te wijzen beschikking van het hof het laatste jaaroverzicht van beide rekeningen te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat dit jaaroverzicht niet/te laat is verzonden, dan wel subsidiair de vader te veroordelen om aan [minderjarige 2] en [minderjarige 1] ieder het bedrag van € 4.000,- uit te keren, zodat zij dit op een rekening op hun eigen naam zelf kunnen beheren.
3.4
De vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans dit af te wijzen.

4.De motivering van de beslissing

In principaal hoger beroep
Gezag
4.1
Ter zitting in hoger beroep heeft de voorzitter een samenvatting gegeven van hetgeen [minderjarige 1] heeft verteld in haar gesprek met hem en van hetgeen [minderjarige 2] in haar brief aan het hof heeft geschreven. Beide kinderen hebben de wens geuit dat het eenhoofdig gezag van de moeder in stand blijft, kort gezegd omdat het hun rust geeft. Hoewel de vader een volwaardig ouder voor de kinderen wil zijn en blijven, respecteert hij hun wens en gunt hij hun de rust die het eenhoofdig gezag hun kennelijk geeft, zo heeft hij ter zitting verklaard. Hij heeft zijn verzoek om het gezamenlijk gezag te herstellen dan ook ingetrokken. Dat betekent dat het hof niet meer toekomt aan de beoordeling van de desbetreffende grieven.
Het hof heeft er overigens goede nota van genomen dat de moeder heeft toegezegd de vader als ouder bij de kinderen te (blijven) betrekken en te informeren.
Omgangsregeling vakanties en feestdagen
4.2
Niet in geschil is de wijziging door de rechtbank van de omgangsregeling naar een weekend per twee weken, maar de vader wenst wijziging dan wel aanvulling van de vakantieregeling. Hij voert aan dat de afspraken die partijen hebben gemaakt over de omgang tijdens vakanties en feestdagen (zoals neergelegd in het afsprakendocument) niet meer aansluiten op de gewijzigde reguliere omgangsregeling. De vader heeft een voorstel gedaan voor de verdeling van deze dagen. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder verklaard in te kunnen stemmen met het voorstel van de vader mits er ruimte is voor de wensen van de kinderen; zij komen op een leeftijd dat zij eigen plannen (willen) maken. Daarnaast vinden de kinderen volgens de moeder drie aaneengesloten weken in de zomervakantie te lang. De vader heeft daarvoor begrip getoond, maar zou wel graag zien dat afwijking van de regeling in onderling overleg gebeurt.
Het hof constateert dat partijen het in feite eens zijn over de aanvulling van de reguliere omgangsregeling tussen de vader en de kinderen met een regeling voor de vakanties en feestdagen zoals vermeld in het afsprakendocument en het voorstel van de vader. Het hof zal dan ook in overeenstemming daarmee beslissen. Het is aan de ouders om in onderling overleg over de feitelijke invulling afspraken te maken, waarbij zij ook ruimte kunnen geven aan de eigen inbreng van de kinderen mits dat tijdig en in overleg gebeurt.
In incidenteel hoger beroep
Inzage bankrekening
4.3
De vader is erkend gedupeerde van de toeslagenaffaire en heeft een schadevergoeding ontvangen. Ook de kinderen hebben compensatie ontvangen. Ter zitting van de rechtbank hebben partijen ten aanzien van het door de vader op naam van [minderjarige 2] ontvangen bedrag afgesproken dat de vader inzage zou geven in de bankrekening waarop dit bedrag staat. De moeder stelt dat zij die inzage niet heeft gekregen en in incidenteel hoger beroep heeft zij daarom verzocht een verplichting op te nemen voor de vader om die inzage te geven voor beide kinderen.
4.4
De vader stelt primair dat de moeder niet-ontvankelijk moet worden verklaard in dit verzoek, omdat het verzoek geen verband houdt met het dictum van de bestreden beschikking; er is alleen een afspraak opgenomen in de overwegingen.
Subsidiair stelt hij dat de moeder niet een nieuw verzoek in hoger beroep mag doen.
Meer subsidiair stelt hij dat hij heeft voldaan aan het verzoek tot inzage: hij heeft screenshots aan de moeder gestuurd van de spaarrekeningen van de kinderen.
4.5
Het hof overweegt als volgt. Anders dan de vader aanvoert, is de moeder ontvankelijk in haar verzoek. De moeder heeft in eerste aanleg verzoeken gedaan die zij in hoger beroep mag veranderen of vermeerderen. Naar het oordeel van het hof is sprake van voldoende samenhang tussen het verzoek tot inzage in de bankrekening en de overige onderwerpen die in hoger beroep aan de orde zijn. De moeder is dan ook ontvankelijk in dit verzoek. Dat partijen hierdoor een (feitelijke) instantie missen, maakt dat niet anders.
4.6
Ter zitting in hoger beroep heeft de vader verklaard dat hij de compensatie die hij namens de kinderen heeft ontvangen, op een spaarrekening op hun naam heeft gezet. Hij wil de bedragen daarop laten staan tot de kinderen 21 jaar worden. Aanvankelijk stond het geld op een spaarrekening van de Rabobank, maar de vader heeft het overgemaakt naar een spaarrekening van de ING Bank om te voorkomen dat de moeder bij het geld kan. De door de vader overgelegde screenshots zijn van de spaarrekening bij de Rabobank, waarop het geld niet meer staat. De vader heeft ter zitting toegezegd de moeder ook van de ING-spaarrekeningen inzage te zullen geven aan de hand van jaaroverzichten.
4.7
Partijen zijn het erover eens dat de ontvangen compensaties tot het vermogen van de kinderen behoren. Het hof overweegt dat het eenhoofdig gezag van de moeder ook meebrengt dat uitsluitend zij het bewind voert over het vermogen van de kinderen (art. 1:253i lid 3 BW). De vader moet de moeder dan ook inzicht geven in de spaarrekeningen die hij voor de kinderen heeft geopend waarop de compensatie staat die zij van de overheid hebben ontvangen. In zoverre zal het hof het verzoek van de moeder toewijzen.
Omdat de vader heeft toegezegd de moeder die inzage te zullen geven, ziet het hof geen noodzaak voor een dwangmiddel in de vorm van een dwangsom.
4.8
Vanwege de aard en de uitkomst van de procedure is er geen aanleiding om de vader te veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep, zoals de moeder heeft verzocht. Dit verzoek zal worden afgewezen.
4.9
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

Het hof:
In principaal en incidenteel hoger beroep
bepaalt, in aanvulling op de bestreden beschikking en met wijziging in zoverre van het door partijen op 6 respectievelijk 9 april 2021 ondertekende afsprakendocument, dat de vakanties en feestdagen worden verdeeld conform artikel 4.1, 4.2, 4.4, 4.6, 4.7, 4.8 en artikel 5 van het afsprakendocument en waarbij artikel 4.3 en 4.5 daarvan worden gewijzigd als volgt:
  • de zomervakantie bij helfte, dus bij iedere ouder drie weken, aaneengesloten of verdeeld in 1-2-2-1 of 2-1-1-2;
  • de kerstvakantie bij helfte, dus bij iedere ouder één week en daarnaast verdeling van de feestdagen conform eerdere afspraken: even jaren kerstavond en eerste kerstdag bij de vader en tweede kerstdag alsmede oud en nieuw bij de moeder, in oneven jaren vice versa;
  • in het even jaar heeft de moeder eerste keus voor 'haar' drie weken binnen de zomervakantie, in het oneven jaar is de eerste keus aan de vader;
bepaalt dat de vader aan de moeder jaarlijks de jaaroverzichten van de rekeningen die hij ten behoeve van de kinderen aanhoudt - waarop voor beiden de uitkering van de toeslagenaffaire is gestort - aan de moeder zal verschaffen binnen twee weken na ontvangst van de jaaroverzichten;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. M.C. Schenkeveld en mr. E.S. Jansen, in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier en is op 17 december 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.