ECLI:NL:GHAMS:2024:3500
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige omgangsregeling in familiezaken met betrekking tot minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader om een voorlopige omgangsregeling vast te stellen met zijn minderjarige kind, geboren in 2024. De vader, die de minderjarige nog nooit heeft gezien, was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die zijn verzoek om een omgangsregeling had afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat er te veel signalen waren van mogelijke onveiligheid, en dat een raadsonderzoek noodzakelijk was voordat een omgangsregeling kon worden vastgesteld.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 november 2024, waarbij zowel de vader als de moeder aanwezig waren, heeft de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd om het raadsonderzoek af te wachten. De raad wees op de tegenstrijdige verhalen van de ouders en de zorgen over de veiligheid van de minderjarige. De vader betwistte de beschuldigingen van de moeder, die onder andere doodsbedreigingen en stalking had gemeld.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd en geen voorlopige omgangsregeling vastgesteld. Het hof oordeelde dat het in het belang van de minderjarige is om het raadsonderzoek af te wachten, voordat er een beslissing kan worden genomen over de omgang. De vader en de moeder hebben beiden verklaard in te stemmen met het afwachten van het onderzoek. De uitspraak benadrukt het belang van de veiligheid van de minderjarige en de noodzaak van een gedegen onderzoek voordat omgangsregelingen worden vastgesteld.