ECLI:NL:GHAMS:2024:3486

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
200.320.914/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing in hoger beroep in verzetprocedure over non-conformiteit bij consumentenkoop van een 30 jaar oude gebruikte motor

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep in een verzetprocedure over de non-conformiteit van een 30 jaar oude gebruikte motor van het merk Honda, die voor € 2.950 was gekocht. De opposant, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.F. Meijer, had in verzet gekomen tegen een eerder verstekarrest van het hof. De geopposeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.C. van der Veer, had de motor verkocht en was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de kantonrechter dat in het voordeel van de opposant had beslist. De kantonrechter had geoordeeld dat de motor non-conform was en had de geopposeerde veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs en schadevergoeding.

Het hof heeft de grieven van de geopposeerde in het hoger beroep beoordeeld. Het hof oordeelde dat de motor niet non-conform was, omdat de opposant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de motor, gezien zijn leeftijd en prijs, gebreken kon vertonen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter en wees de vorderingen van de opposant af. De geopposeerde werd veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag aan de opposant, rekening houdend met de waarde van de motor op het moment van teruggeven. Het hof concludeerde dat de opposant als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd verwezen.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen bij de koop van gebruikte goederen en de verwachtingen die zij mogen hebben over de staat van het product. Het hof heeft de eerdere beslissingen van de kantonrechter en het verstekhof vernietigd en de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het belang van redelijkheid en billijkheid in de beoordeling van non-conformiteit werd onderstreept.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.320.914/02
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 9796969 CV EXPL 22-4912
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 december 2024
inzake
[opposant],
wonend te [woonplaats 1] ,
opposant,
advocaat: mr. M.F. Meijer te Amsterdam,
tegen
[geopposeerde] ,h.o.d.n. [bedrijf] ,
wonend te [woonplaats 2] ,
geopposeerde,
advocaat: mr. L.C. van der Veer te Giethoorn.

1.De zaak in het kort

Beslissing in hoger beroep in verzetprocedure in zaak over non-conformiteit bij consumentenkoop van 30 jaar oude gebruikte motor merk Honda voor € 2.950.

2.Het geding in oppositie

De partijen worden hierna [opposant] en [geopposeerde] genoemd.
Bij exploot van 11 januari 2024 is [opposant] in verzet gekomen tegen het verstek-arrest van dit hof van 5 december 2023, in deze zaak door dit hof onder zaaknummer 200.320.914/01 gewezen op het door [geopposeerde] ingestelde hoger beroep tegen het onder bovenvermeld zaaknummer gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam tussen [opposant] als eiser en [geopposeerde] als gedaagde. Voor het verloop van het geding tot de datum van het verstekarrest wordt naar dat arrest verwezen.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • akte nadere producties, met producties van [opposant] ;
  • antwoordakte van [geopposeerde] met een productie.
Op 13 november 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgehad. Partijen hebben hun standpunten doen toelichten door hun advocaten elk aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd en hebben zelf ook het woord gevoerd.
Na afloop van de mondelinge behandeling is arrest bepaald.

3.De beoordeling

3.1
De feiten waarvan bij de beoordeling wordt uitgegaan, laten zich kort samenvatten als volgt.
i. i) [geopposeerde] houdt zich bezig met de in- en verkoop van motoren;
ii) [geopposeerde] heeft op Marktplaats geadverteerd met een motor Honda van 30 jaar oud;
iii) Partijen hebben op 8 juli 2021 overeenstemming bereikt over een prijs van € 2.950. Op de schriftelijke koopbevestiging van die dag staat: Z
oals gezien en bereden voor akkoord ondertekend, zonder garantie;
v) Op 13 oktober 2021 heeft [opposant] de motor bij [geopposeerde] opgehaald;
vi) [opposant] heeft herhaalde malen bij [geopposeerde] geklaagd over gebreken;
vii) Bij brief van 7 maart 2022 heeft de gemachtigde van [opposant] de koop ontbonden wegens non-conformiteit en aanspraak gemaakt op terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding;
viii) [geopposeerde] heeft niet met een ontbinding ingestemd.
3.2.
[opposant] heeft bij de inleidende dagvaarding gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat de motor non-conform was, dat de koop is ontbonden en dat [geopposeerde] wordt veroordeeld om de koopprijs terug te betalen en tot schadevergoeding met rente en kosten.
3.3.
De kantonrechter heeft in het voordeel van [opposant] beslist. In het bestreden vonnis is voor recht verklaard dat de motor niet aan de overeenkomst heeft beantwoord (non-conform was) en dat de koop bij brief van 7 maart 2022 is ontbonden. [geopposeerde] is, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs tegen afgifte door [opposant] van de motor, tot betaling van schadevergoeding en van een bedrag voor buitengerechtelijke kosten, waarbij [geopposeerde] in de proceskosten is veroordeeld.
3.4.
[geopposeerde] heeft aan de veroordelingen in het vonnis voldaan en heeft de motor op 24 november 2022 bij [opposant] opgehaald.
3.5.
[geopposeerde] is in hoger beroep met vier grieven tegen het vonnis van de kantonrechter opgekomen. De grieven 1 en 2 zijn gericht tegen het oordeel dat de motor non-conform was. Grief 3 klaagt met een beroep op de ‘in pari delicto-regel’ dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de gestelde non-conformiteit aan [geopposeerde] wordt toegerekend. Grief 4 strekt tot betoog dat de motor bij teruggave op 24 november 2022 total loss was, zodat [opposant] jegens [geopposeerde] schadeplichtig is wegens schending van de op hem rustende ongedaanmakingsverbintenis.
3.6.
In het in de verstekprocedure gewezen tussenarrest van 4 juli 2023 zijn de grieven 1 tot en met 3 verworpen. Op grief 4 is beslist dat [geopposeerde] zijn terugbetalingsverplichting van € 2.950 uit hoofde van ongedaanmaking na ontbinding van de koop mag verrekenen met een op € 2.950 begrote vordering van [geopposeerde] tot schadevergoeding wegens schending door [opposant] van diens verbintenis tot ongedaanmaking. Het vonnis van de kantonrechter is vernietigd voor wat betreft de veroordeling van [geopposeerde] tot betaling aan [opposant] van € 2.950 met rente en de proceskosten en zijn veroordeling in de kosten - die vorderingen zijn alsnog afgewezen met compensatie van kosten - en het vonnis is voor al het overige bekrachtigd met in hoger beroep eveneens compensatie van kosten.
3.7.
[geopposeerde] heeft de motor voor € 350 verkocht aan een derde.
3.8.
Op grond van art. 147 Rv jo. art. 353 lid 1 Rv is door het verzet van [opposant] het hoger beroep van [geopposeerde] heropend. Het verzetexploot heeft als de memorie van antwoord te gelden. Dat betekent dat de grieven van [geopposeerde] opnieuw moeten worden beoordeeld met inachtneming van hetgeen [opposant] daar in verzet tegen heeft ingebracht. Dat geldt voor alle grieven van [geopposeerde] en dus niet alleen voor de [opposant] onwelgevallige beslissing van het verstek-hof op grief 4. Het hof overweegt verder als volgt.
3.9.
Voor een geslaagd beroep op non-conformiteit is vereist dat de motor bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. De kantonrechter heeft in rov. 13 van het bestreden vonnis zijn bevestigend antwoord op die vraag als volgt gemotiveerd.
“(…)
De motor is volgens [geopposeerde] een oldtimer van 30 jaar en gekocht voor een lage prijs. De leeftijd en relatief lage prijs staan er echter niet aan in de weg dat [opposant] mocht verwachten dat de motor de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik nodig zijn. Uit de whatsapp correspondentie volgt ook dat partijen waren overeengekomen dat de motor “rijklaar” was en niet bijvoorbeeld een klus- of restauratieproject. Met andere woorden: [opposant] mocht er vanuit gaan dat de motor geschikt was voor normaal gebruik. Nu vast staat dat [opposant] vanaf de dag dat hij de motor heeft opgehaald meerdere keren langs de snelweg stil is komen te staan en dus niet geschikt is voor normaal gebruik, leidt dit tot de conclusie dat de motor niet aan de overeenkomst beantwoordt.
(…)”
3.10.
De bedoelde whatsapp correspondentie begint met een bericht van [opposant] aan [geopposeerde] van 29 september 2021 waarin hij aankondigt dat hij de motor op 13 oktober 2021 wil komen ophalen, met het verzoek om de motor rijklaar te maken onder opgaaf van een lijst met wat hij nog aan de motor gedaan wil hebben. [geopposeerde] heeft daarop terug geappt: “(…)
Je stuurt nu een lijst met zaken die ik nog moet gaan doen aan de motor??“ en later die dag:
“(…) aan de motor is niets veranderd” Het hof leest daarin niet dat [geopposeerde] de lijst zou afwerken en dat partijen zijn overeengekomen dat de motor “rijklaar” zou zijn. Het hof ziet geen aanwijzingen dat [opposant] op grond van de overeenkomst meer mocht verwachten dan een 30 jaar oude gebruikte motor van het merk Honda met mogelijk even oude onderdelen voor een (relatief lage) prijs van € 2.950. In combinatie met de tekst op de koopbevestiging: Z
oals gezien en bereden voor akkoord ondertekend, zonder garantiemoest [opposant] redelijkerwijs begrijpen dat de koop het risico in zich droeg dat de motor gebreken had die op het oog niet zichtbaar waren. Dat wordt niet anders als waar is dat [geopposeerde] bij de koop heeft gezegd - het hof citeert uit de inleidende dagvaarding van [opposant] -
”dat de motor perfect iszoals hij eruit ziet”(onderstreping hof). Integendeel, dat komt neer op hetzelfde als op de koopbevestiging staat, oftewel: je koopt wat je ziet met het risico op gebreken die van een 30 jaar oude gebruikte Honda-motor met mogelijk even oude onderdelen mag worden verwacht. Dat zou wellicht anders zijn als [geopposeerde] onjuiste inlichtingen heeft verschaft over de motor of met specifieke gebreken bekend was en ter zake een op hem rustende mededelingsplicht heeft geschonden. Daar zijn echter geen aanwijzingen voor, ook al omdat [geopposeerde] niet zelf onderhoud aan de motor heeft verricht: hij was immers louter ‘handelaar’. Het hof concludeert dat de motor wel aan de overeenkomst heeft beantwoord en dus niet non-conform was.
3.11.
Het voorgaande betekent dat de ontbindingsverklaring in de brief van 7 maart 2022 ongegrond was en dus rechtsgevolg mist. Het bestreden vonnis kan reeds daarom geen stand houden en moet in zijn geheel worden vernietigd. Hetgeen ter uitvoering van dat vonnis is verricht is dus onverschuldigd verricht en moet weer ongedaan worden gemaakt: de koopsom moet weer terug naar [geopposeerde] evenals de door [geopposeerde] betaalde bedragen van € 645,83 voor schadevergoeding en van € 501,00 voor buitengerechtelijke kosten, al deze bedragen te verhogen met - als verder niet betwist - rente vanaf 29 maart 2022. Daartegenover zou [geopposeerde] de motor weer aan [opposant] moeten teruggeven. [geopposeerde] is daar echter niet toe in staat; hij heeft de motor immers verkocht aan een derde. Hij zal [opposant] daarvoor schadeloos moeten stellen voor het bedrag dat de motor waard was toen hij die terugkreeg op 24 november 2022.
3.12.
[geopposeerde] heeft in het kader van grief 4 betoogd dat de motor op 24 november 2022 zwaar beschadigd was na een ongeval alsmede door onoordeelkundig gebruik en verwaarlozing, onder overlegging van een offerte met orderdatum 13 december 2022 en met een bedrag van € 3.292,28 aan kosten voor herstel. In het licht van de gemotiveerde betwisting van [opposant] kan echter niet worden vastgesteld dat de gestelde schade dateert van voor het ophalen door [geopposeerde] van de motor op 24 november 2022. Op de daartoe overgelegde foto’s valt niet veel te zien. Verder helpt niet dat nergens uit blijkt dat [geopposeerde] zich terstond bij [opposant] over de schade heeft beklaagd, terwijl dat wel voor de hand had gelegen omdat de nadien door [geopposeerde] getoonde foto’s direct zichtbare schade laten zien. Hij heeft dat pas op 11 december 2022 per whatsapp gedaan. Niet kan daarom worden uitgesloten dat de motor tussen 24 november 2022 en 13 december 2022 beschadigd is geraakt. Het bewijsaanbod van [geopposeerde] op dit punt is te algemeen om hem tot bewijslevering toe te laten. Het wordt al met al ervoor gehouden dat de motor op 24 november 2022 het bedrag van de koopsom waard was, na aftrek van wat daarop voor de tijd dat de motor in bezit en gebruik van [opposant] was, redelijkerwijs moet worden afgeschreven. Het hof zal voor die afschrijving schattenderwijs en naar billijkheid uitgaan van een bedrag van € 350. Daarmee komt de door [geopposeerde] aan [opposant] verschuldigde schadeloosstelling omdat hij de motor niet kan teruggeven uit op een bedrag van (€ 2.950 – € 350 =) € 2.600. Dat bedrag zal in mindering worden gebracht op het bedrag dat [opposant] aan [geopposeerde] verschuldigd is uit hoofde van onverschuldigde betaling na vernietiging van het bestreden vonnis.
3.13.
Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hoger beroep slaagt. Dit betekent dat de verstekarresten van 4 juli 2023 en 5 december 2023 geen stand houden. Het bestreden vonnis zal alsnog worden vernietigd en de vordering van [opposant] wordt opnieuw rechtdoende alsnog afgewezen. Op de vordering van [geopposeerde] tot ongedaanmaking van hetgeen ter uitvoering van het vonnis is voldaan, wordt beslist zoals hierna in het dictum bepaald. De grieven en stellingen van partijen kunnen verder bij gebrek aan belang onbesproken blijven en de bewijsaanbiedingen worden als te vaag of niet van belang voor de uitkomst van de zaak gepasseerd. [opposant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van de eerste aanleg en het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
verklaart de onder zaaknummer 200.320.914/01 tussen partijen gewezen verstekarresten van 4 juli 2023 en 5 december 2023 vervallen, en
opnieuw rechtdoende:
vernietigt het onder bovenvermeld zaaknummer tussen partijen gewezen vonnis van 18 november 2022;
wijst de vorderingen van [opposant] alsnog af;
veroordeelt tot [opposant] tot terugbetaling aan [geopposeerde] van (€ 2.950 + € 645,83 + € 501 – € 2.600 =) € 1.496,83, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 maart 2022 tot de dag van betaling;
veroordeelt [opposant] in de kosten van beide instanties, aan de zijde van [geopposeerde] gevallen en tot op heden in eerste aanleg begroot op € 420 voor salaris advocaat en in hoger beroep op € 343 griffiegeld, € 129,74 explootkosten en € 1.716 voor salaris advocaat;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Dit arrest is gewezen door mrs. H.T. van der Meer, A.S. Arnold en S. Tamboer en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024 door de rolraadsheer.