ECLI:NL:GHAMS:2024:3466
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Belemmeringenwet Privaatrecht en gedoogplicht voor windturbine op agrarisch perceel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een gedoogbeschikking van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. De Minister had aan een agrariër de verplichting opgelegd om de overdraai van een windturbine, die op een naastgelegen perceel staat, en het gebruik van een parkweg ten behoeve van die windturbine te gedogen. De agrariër, aangeduid als verzoeker, betwistte deze gedoogplicht en stelde dat deze meer belemmering in het gebruik van zijn perceel met zich meebracht dan redelijkerwijs nodig was voor de aanleg en instandhouding van de windmolen.
Het hof oordeelde dat de verzoeker onvoldoende onderbouwde dat de gedoogplicht onredelijk was. De verzoeker had aangevoerd dat er alternatieven waren voor de plaatsing van de windmolen, maar het hof concludeerde dat deze argumenten niet voldoende waren om de gedoogplicht te vernietigen. De beperkte toetsingsruimte in deze procedure maakte het voor het hof onmogelijk om de alternatieven van de verzoeker in overweging te nemen. Het hof benadrukte dat de gedoogplicht niet meer belemmering mag opleveren dan noodzakelijk is voor de instandhouding van de windmolen.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de agrariër afgewezen, waarbij het belang van de exploitatie van de windmolen en de algemene belangen van de betrokken partijen in overweging zijn genomen. De beslissing van het hof houdt in dat de agrariër de gedoogplicht moet respecteren, ondanks zijn bezwaren.