ECLI:NL:GHAMS:2024:3461

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
200.331.774/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverschuldigde betaling en devolutieve werking in hoger beroep met betrekking tot juridische kosten

In deze zaak gaat het om de vraag of de appellant, die namens Stichting Prato een factuur van Bynkershoek heeft voldaan, recht heeft op terugbetaling van het betaalde bedrag. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er een rechtsgrond was voor de betaling, omdat er een nadere afspraak was tussen Bynkershoek en Stichting Prato over de vergoeding van juridische kosten. De appellant is in hoger beroep gegaan tegen dit oordeel.

De appellant heeft in hoger beroep geconcludeerd dat het hof het eerdere vonnis moet vernietigen en Bynkershoek moet veroordelen tot terugbetaling van € 12.579,79, vermeerderd met kosten en rente. Bynkershoek heeft verzocht om bekrachtiging van het vonnis, terwijl Stichting Prato ook heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en toewijzing van haar vorderingen.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd om te bewijzen dat er geen rechtsgrond was voor de betaling. Het hof oordeelt dat de vrijwaring in de algemene voorwaarden van Bynkershoek ook de kosten van juridische bijstand dekt. De klacht van de curatoren tegen de advocaat van de appellant werd als een vordering beschouwd die verband houdt met de opdracht en werkzaamheden, waardoor de appellant niet onverschuldigd heeft betaald. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de appellant in de proceskosten van Bynkershoek in het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.331.774/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 10015723/ CV EXPL 22-9750
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 december 2024
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [plaats] ,
appellant,
advocaat: mr. R.P. de Bruin te Alphen aan den Rijn,
tegen
BYNKERSHOEK B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. N.K.S. Redner te Amsterdam,
en tegen
Stichting PRATO,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.P. de Bruin te Alphen aan den Rijn.
Partijen worden hierna respectievelijk [appellant] , Bynkershoek en Stichting Prato genoemd.

1.De zaak in het kort

Deze zaak draait om de vraag of [appellant] namens Stichting Prato onverschuldigd een factuur van Bynkershoek heeft voldaan, zodat hij aanspraak kan maken op terugbetaling van het door hem betaalde bedrag. De rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van een nadere afspraak tussen Bynkershoek en (de bestuurder van) Stichting Prato over vergoeding van juridische kosten, zodat voor betaling van de factuur een rechtsgrond aanwezig was. Tegen dat oordeel komt [appellant] op in hoger beroep.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 25 juli 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 12 mei 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser, Bynkershoek als gedaagde en Stichting Prato als in het geding opgeroepen derde partij.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord van Bynkershoek;
- memorie van antwoord van Stichting Prato.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog Bynkershoek zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 12.579,79 in hoofdsom, met veroordeling van Bynkershoek in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente en tot terugbetaling van de in het kader van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis door hem betaald € 1.320, met rente.
Bynkershoek heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Stichting Prato heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot toewijzing van haar vorderingen, met veroordeling van Bynkershoek in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen.
[appellant] en Stichting Prato hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in onderdeel 2 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Bynkershoek was in de hier relevante periode de praktijkvennootschap van advocaat mr. [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
3.2.
Stichting Prato is een van de rechtspersonen waarvan [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en zijn echtgenote [naam 3] (hierna: van [naam 3] ) bestuurder zijn. [naam 2] is op 16 april 2013 failliet verklaard, met benoeming van mrs. [naam 4] en [naam 5] tot curatoren in dat faillissement (hierna: de curatoren). Daarna zijn (circa) 150 vastgoed-gerelateerde vennootschappen failliet verklaard. Stichting Prato behoort tot een aantal aan [naam 2] gelieerde rechtspersonen dat niet failliet is verklaard.
3.3.
Er zijn vervolgens veel procedures gevoerd met betrekking tot de afwikkeling van de faillissementen. Daarin werd [naam 2] bijgestaan door onder andere [naam 1] , die toen nog werkzaam was bij een ander kantoor dan Bynkershoek. De curatoren hebben in die periode klachten tegen de advocaten van [naam 2] ingediend, naar aanleiding waarvan dekenale gesprekken zijn gevoerd tussen de curatoren en de advocaten. Op enig moment is mr.
[naam 1] gestopt met het verlenen van rechtsbijstand aan [naam 2] .
3.4.
In september 2017 hebben [naam 2] en zijn echtgenote aan [naam 1] , toen inmiddels als advocaat verbonden aan Bynkershoek, verzocht de belangen te behartigen van onder meer Stichting Prato, de stichting De Vijf Musketiers, de stichting Castle lnvest, Haeresteijn Holding B.V. en van henzelf (hierna ook: Stichting Prato c.s.). [naam 1] heeft op 14 september 2017 aan genoemde partijen een opdrachtbevestiging toegezonden. In de opdrachtbevestiging staat vermeld dat Bynkershoek aan Stichting Prato zal factureren. Bij ‘eerste punten van aandacht’ is in de opdrachtbevestiging onder meer vermeld:
"4. het ontkrachten van de door (..) curatoren (..) gepretendeerde vorderingen op Haeresteijn, (..) en dan m.n.:
4.1 .
de reeks transacties rond (..) Hotel [naam 6] B.V. en Brasserie [naam 6] B.V.,
(..)"
3.5.
Op de overeenkomst waarop de opdrachtbevestiging betrekking heeft, zijn de algemene voorwaarden van Bynkershoek van toepassing. Artikel 7 van die algemene voorwaarden luidt als volgt:
"De cliënt vrijwaart Bynkershoek van enige vordering van een derde, die volgt uit of verband houdt met de opdracht of de werkzaamheden, behalve wanneer een dergelijke vordering het gevolg is van de opzet of bewuste roekeloosheid van Bynkershoek. Deze vrijwaring omvat ook eventuele kosten van juridische bijstand of verdediging."
3.6.
[naam 1] is als getuige gehoord door de rechter-commissaris in een strafprocedure tegen [naam 2] . Bij dat verhoor werd [naam 1] bijgestaan door mr. [naam 7] . Bij factuur van 4 december 2018 heeft Bynkershoek de kosten van bijstand door mr. [naam 7] in rekening gebracht bij Stichting Prato, onder vermelding van het volgende:
"Zoals besproken zijn de kosten voor de inschakeling van (..) [naam 7] hierin begrepen."
3.7.
Op 29 mei 2019 hebben de curatoren een klacht ingediend tegen [naam 1] bij de Deken van de Orde van Advocaten van het Arrondissement Amsterdam (hierna: de klacht).
3.8.
Samengevat kwam de klacht erop neer dat [naam 1] werd verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan schending van de artikelen l0 en 46 van de Advocatenwet en de artikelen 20 en 21 van de Gedragsregels voor Advocaten. In de klacht is aan
de orde gesteld de handelwijze van [naam 1] bij het indienen van drie verzoekschriften in
het faillissement van [naam 2] . Die verzoekschriften betroffen de vraag of [naam 2]
recht had op inzage dan wel afgifte van zijn privé-administratie. De klacht zag verder
op het gestelde meewerken van [naam 1] aan massaliteit van procedures. De curatoren hebben de beroepschriften in het faillissement van [naam 2] en de procedures in de “ [naam 6] ”-kwestie genoemd als voorbeelden.
3.9.
[naam 1] heeft zich in de tuchtzaak naar aanleiding van de klacht (hierna: de tuchtzaak) laten bijstaan door mr. [naam 7] .
3.10.
Bij brief van 11 juni 2020 heeft [naam 1] zijn opdracht van Stichting Prato c.s. beëindigd.
3.11.
Op 25 mei 2021 heeft [naam 1] namens Bynkershoek een e-mail aan [naam 2] en [naam 3] toegezonden, met een factuur gericht aan Stichting Prato voor een bedrag van
€ 12.579,75 (hierna: de Factuur). [naam 1] schrijft dat de Factuur het doorbelasten betreft van de door hem gemaakte kosten van juridische bijstand die verband houdt met het verweer dat mr. [naam 7] namens hem heeft gevoerd in de tuchtzaak. Ook schrijft [naam 1] dat hij in herinnering brengt dat bij factuur van 4 december 2018 reeds een bedrag van € 2.815,- is doorbelast. De kosten van juridische bijstand bestaan uit verschillende declaraties van mr. [naam 7] aan Bynkershoek die dateren uit de periode van 6 mei 2019 tot en met 6 mei 2021 en die zien op werkzaamheden in de periode april 2019 tot en met april 202l.
3.12.
Stichting Prato heeft zich verzet tegen de Factuur en aan [naam 1] kenbaar gemaakt dat zij niet bereid is deze te voldoen.
3.13.
Op 14 december 2021 hebben de curatoren bij de rechtbank Amsterdam het faillissement aangevraagd van Stichting Prato.
3.14.
[appellant] heeft het bedrag van € 12.579,75 daags voor de faillissementszitting op 17 januari 2022 aan Bynkershoek voldaan, onder de vermelding van het nummer van de Factuur en “onder protest en onverschuldigd”.
3.15.
De rechtbank heeft bij beschikking van l8 januari 2022 de aanvraag van de curatoren tot het uitspreken van het faillissement van Stichting Prato afgewezen.

4.Eerste aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren dat hij een bedrag van € 12.579,75 onverschuldigd aan Bynkershoek heeft voldaan en Bynkershoek te veroordelen tot terugbetaling van dat bedrag, vermeerderd met een vergoeding van € 900,80 aan buitengerechtelijke incassokosten en een veroordeling van Bynkershoek in de proceskosten.
4.2.
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter is betaling van de Factuur niet verschuldigd op grond van de opdrachtbevestiging tussen Stichting Prato en Bynkershoek en valt deze ook niet onder artikel 7 van de algemene voorwaarden van Bynkershoek. Er is echter wel sprake van een nadere overeenkomst tussen Bynkershoek en Stichting Prato die inhoudt dat laatstgenoemde ook de kosten van rechtsbijstand van [naam 1] in de tuchtzaak voor haar rekening zou nemen, althans Bynkershoek mocht de mededeling van [naam 2] , dat die hem “natuurlijk niet zou laten zitten”, onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze als een toezegging voor vergoeding van die kosten opvatten.

5.Beoordeling

5.1.
[appellant] heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen. [appellant] komt met grief I op tegen het oordeel van de rechtbank dat – kort gezegd – sprake is geweest van een nadere overeenkomst tussen Stichting Prato en Bynkershoek. Grief II richt zich tegen de proceskostenveroordeling.
5.2.
Op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep moet het hof als de grieven slagen de verweren die Bynkershoek in eerste aanleg heeft gevoerd en die de kantonrechter niet heeft behandeld of heeft verworpen, alsnog beoordelen. [appellant] heeft gesteld dat er geen rechtsgrond was voor het betalen van de Factuur, omdat Stichting Prato niet verplicht was de kosten van mr. [naam 7] te betalen. In eerste aanleg heeft Bynkershoek het ontbreken van een rechtsgrond voor de betaling door [appellant] betwist, onder andere met een beroep op artikel 7 van de algemene voorwaarden. De kantonrechter heeft dit verweer verworpen. Het hof ziet aanleiding eerst dit verweer van Bynkershoek te bespreken.
5.3.
Het hof stelt daarbij het volgende voorop. [appellant] heeft in eerste aanleg aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij het bedrag van € 12.579,75 onverschuldigd aan Bynkershoek heeft betaald. Volgens [appellant] ontbrak een rechtsgrond voor deze betaling, omdat Stichting Prato niet verplicht was de kosten te vergoeden voor de rechtsbijstand van mr. [naam 7] in het kader van de tuchtzaak tegen [naam 1] . Anders dan [appellant] meent, rust op hem de plicht voldoende feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, waaruit volgt dat de rechtsgrond voor de betaling ontbrak. Het is immers [appellant] die een beroep doet op het rechtsgevolg van het ontbreken van een rechtsgrond.
5.4.
Vervolgens moet het hof beoordelen of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7 van de algemene voorwaarden. Bij de uitleg van deze bepaling komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.5.
Volgens [appellant] is de klacht van de curatoren niet een ‘vordering’ zoals bedoeld in artikel 7 van de algemene voorwaarden, omdat het niet gaat om een (geldelijke) vordering van de curatoren, maar om een klacht over de wijze waarop [naam 1] zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd. Bynkershoek betwist dit door onder meer te wijzen op het feit dat de curatoren wel degelijk een geldvordering pretendeerden en dat het begrip ‘vordering’ meer omvat dan alleen een geldvordering.
5.6.
Voor de uitleg van artikel 7 van de algemene voorwaarden acht het hof het volgende van belang. De overeenkomst waarvan de algemene voorwaarden deel uitmaken, is aangegaan tussen zakelijke partijen. Daarbij was het, of moest het voor Stichting Prato – en de andere, met [naam 2] verbonden partijen – duidelijk zijn dat het [naam 1] was die de rechtsbijstand zou verlenen en dat diens praktijkvennootschap Bynkershoek alleen formeel de contractspartij was. Waar het [naam 1] was die feitelijk de werkzaamheden zou uitvoeren, en de vrijwaring van artikel 7 van de algemene voorwaarden betrekking heeft op ‘enige vordering (…) die volgt uit of verband houdt met de opdracht of de werkzaamheden’, heeft Stichting Prato redelijkerwijs moeten begrijpen dat ook vorderingen jegens [naam 1] persoonlijk onder deze vrijwaring vielen, voor zover die vorderingen volgden uit of verband hielden met de opdracht of diens werkzaamheden.
5.7.
Uit de stellingen van partijen volgt dat [naam 2] en/of de met hem verbonden rechtspersonen betrokken waren in een groot aantal procedures tegen de curatoren in de faillissementen van [naam 2] en – andere – met [naam 2] verbonden rechtspersonen. De rechtsbijstand die [naam 1] verleende in opdracht van onder meer Stichting Prato betrof (onder meer) deze procedures. Gesteld noch gebleken is dat de wijze waarop [naam 1] rechtsbijstand verleende en waarop hij procedures namens (onder meer) Stichting Prato voerde, niet de instemming en goedkeuring had van (onder meer) Stichting Prato.
5.8.
De klacht had betrekking op de wijze waarop [naam 1] de rechtsbijstand verleende en waarop hij de procedures voerde, en met name ook het aantal procedures dat werd gevoerd, waaronder de in de opdrachtbevestiging van Bynkershoek genoemde “ [naam 6] ” kwestie. De klacht hield dus nauw verband met de opdracht die (onder meer) Stichting Prato aan Bynkershoek had verstrekt en de werkzaamheden die [naam 1] op grond van die opdracht uitvoerde.
5.9.
Onder deze omstandigheden heeft Stichting Prato redelijkerwijs moeten begrijpen dat de klacht was aan te merken als ‘enige vordering van een derde die volgt uit of verband houdt met de opdracht of de werkzaamheden’, als bedoeld in artikel 7 van de algemene voorwaarden. Hetgeen [appellant] en Stichting Prato in deze procedure hebben aangevoerd, rechtvaardigt geen ander oordeel.
5.10.
De vrijwaring betreft ook de kosten van juridische bijstand of verdediging. Wat betreft de kosten van mr. [naam 7] gaat het om dergelijke kosten. Er is geen aanleiding om te oordelen dat het onredelijk, ongebruikelijk of nodeloos was om zich in de tuchtzaak te laten bijstaan door een andere advocaat in plaats van het zelf voeren van verweer.
5.11.
Verder hebben [appellant] noch Stichting Prato (voldoende) feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat [naam 1] zich zodanig in strijd met wettelijke of gedragsregels heeft gedragen, dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 7 van de algemene voorwaarden.
5.12.
Het hof komt op grond van het hiervoor overwogene tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat een rechtsgrond voor de betaling van de Factuur ontbrak. Er is dus niet onverschuldigd betaald. Hieruit volgt dat de vordering van [appellant] terecht is afgewezen.
5.13.
Bij deze stand van zaken komt het hof niet toe aan de bespreking van de grieven van [appellant] , omdat daarbij geen belang meer bestaat. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten van Bynkershoek in het geding in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 2.135,-
- salaris advocaat € 1.214,- (tarief II, 1 punt)
Totaal € 3.349,-

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2.
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Bynkershoek vastgesteld op € 3.349,-.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, L. Alwin en J. van Overeem en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024.