Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Op 13 februari[hof: bedoeld zal zijn 13 maart]
jongstleden besprak ik met[de halfbroer]
de gevolgen van het overlijden van uw moeder, met welk overlijden ik u mijn deelneming betuig.
, die reeds in 1986 vóór uw moeder is overleden. Deze laatste bezittingen behoren tot zijn erfenis en komen nu aan zijn erfgenaam ([de halfbroer]
) toe.
Als bijlage ontvangt u de rekening en verantwoording van de bewindvoerder van uw moeder. Deze rekening en verantwoording moet ingediend worden bij de rechtbank.[De notaris]
kan dit document -als vertegenwoordiger van de erfgenamen- ondertekenen. Graag verneem ik van u of u akkoord bent met deze rekening en verantwoording. Zodra wij van beide erfgenamen een akkoord hebben ontvangen (graag per e-mail) zal[de notaris]
de rekening en verantwoording ondertekenen en aan de bewindvoerder toesturen zodat zij de rekening en verantwoording kan indienen bij de Rechtbank.”
Naar aanleiding van mijn telefoongesprek van heden met[hof: een medewerkster van de notaris]
wil ik het volgende mededelen:
heeft volgens mij een hoop voorwerk gedaan.
Allereerst wil ik hierbij reageren op uw opmerking dat het een naar uw mening simpele erfenis betreft. Dit is het namelijk zeker niet. Uw moeder heeft in 1986 het vruchtgebruik van de erfenis van haar man, wijlen de heer [Persoon 4] , geërfd. Het gevolg hiervan was dat de bezittingen die tot de erfenis van haar echtgenoot behoorden, eigendom werden van zijn zoon (uw halfbroer) en dat uw moeder recht kreeg op de vruchten vanaf zijn overlijden in 1986 tot aan haar overlijden in 2020. Met andere woorden: alleen de vruchten waren voor haar. Voorbeelden van “vruchten” zijn: het recht om in het huis te blijven wonen, het recht op de rente over de saldi op de bankrekeningen en de huurinkomsten van de verhuurde garages. De eigendom van de woning, de garages en het saldo op de bankrekeningen komt toe aan de erfgenaam van wijlen de heer [Persoon 4] , namelijk uw halfbroer.
overwegende dat:
het beheer heeft gevoerd over het vermogen van erflaatster en (…) al dan niet gehouden is tot betaling aan de nalatenschap van erflaatster van een bepaald geldbedrag (…)
toebedeeld. Uit hoofde van overbedeling is[de halfbroer]
aan[klager]
het bedrag van € 32.000,- verschuldigd. Deze vordering (…) bedraagt minder dan het erfdeel [van € 35.758,63 – toevoeging hof], doch de tussen partijen ontstane geschillen over een gepretendeerde onderhoudsverplichting, de opbrengst van de verhuur van onroerende zaken, de vordering op[de halfbroer]
etc. zijn verdisconteerd in dit bedrag.”
4.De klacht
5.Beoordeling
.