ECLI:NL:GHAMS:2024:3420

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
23-001541-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor het tonen van een vals reisdocument na onderzoek door de Koninklijke Marechaussee

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het tonen van een vals reisdocument, specifiek een paspoort van Syrië, op 25 januari 2023 te Schiphol. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar.

Het hof heeft vastgesteld dat het paspoort als vervalst moet worden beschouwd, maar er was geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de valsheid. De verdachte had het paspoort aangevraagd in Saoedi-Arabië via een tussenpersoon in Syrië en had na ontvangst van het paspoort geconstateerd dat het uitreisstempel niet overeenkwam met de datum van zijn uitreis. De verdachte verklaarde dat hij van de tussenpersoon had vernomen dat het stempel was aangebracht omdat hij zich in het buitenland bevond tijdens de aanvraag.

Het hof concludeert dat de verdachte niet redelijkerwijs kon vermoeden dat het paspoort vervalst was, aangezien de personalia in het paspoort overeenkwamen met die van de verdachte en hij het paspoort had overhandigd aan de Koninklijke Marechaussee, in de veronderstelling dat deze het document zorgvuldig zou controleren. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001541-23
Datum uitspraak: 7 november 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 mei 2023 in de strafzaak onder parketnummer
15-039730-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een paspoort van Syrië (voorzien van nummer [nummer], op naam van [verdachte]), waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

Het hof stelt vast dat uit onderzoek van de Koninklijke Marechaussee (hierna ‘de KMAR’) is gebleken dat het in de tenlastelegging bedoelde paspoort als vervalst dient te worden beschouwd.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de verdachte dit wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden. Het hof stelt voorop dat er geen bewijsmiddel is waaruit blijkt of kan worden afgeleid dat de verdachte wetenschap had van de valsheid van het paspoort.
Dan blijft over de vraag of de verdachte moest
vermoedendat het zou gaan om een vervalst paspoort. De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de verdachte dit moest vermoeden, nu er sprake was van een onjuist uitreisstempel in het paspoort. De verdachte heeft verklaard dat hij het paspoort heeft aangevraagd en ontvangen in Saoedi-Arabië, via een tussenpersoon in Syrië. Weliswaar heeft de verdachte na het verkrijgen van dit paspoort gezien dat het uitreisstempel niet correspondeerde met de datum van zijn uitreis uit Syrië; echter bij navraag heeft de verdachte van de tussenpersoon vernomen dat dit stempel was aangebracht omdat de verdachte zich in het buitenland bevond op het moment van de aanvraag van dit paspoort. De raadsman heeft in dit kader het Algemeen Ambtsbericht Syrië van mei 2022 overgelegd. Het hof leidt daaruit af dat in Syrië inderdaad een ander dan de aanvrager een paspoort kon aanvragen. Uit het ambtsbericht blijkt daarnaast dat het in Syrië kon voorkomen dat de afnemer van een paspoort niet weet of het officieel verstrekte document na afgifte vervalst is.
Het hof is dan ook van oordeel dat evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het paspoort vervalst was, nu gelet op het vorenstaande alleen het uitreisstempel in het paspoort daarvoor niet voldoende is. Het hof heeft daarbij ook betrokken de omstandigheid dat de personalia die in het vervalste paspoort zijn opgenomen, behoudens een ontbrekende spatie in de naam, overeenkomen met de (daadwerkelijke) personalia van de verdachte en dat hij het vervalste paspoort in combinatie met zijn in Nederland verkregen vluchtelingendocument voor zijn vliegreis aan de KMAR heeft overhandigd, waarbij hij ervan uit kon gaan dat de KMAR het overgelegde paspoort zorgvuldig zou controleren.
Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. R.A.J. Hübel en mr. I.A. Groenendijk, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 november 2024.
Mr. Groenendijk en mr. Scheffens zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.