Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Cliënte heeft haar onderneming op 9 november 2021 verkocht aan [bedrijf] B.V i.o, van wie de heer [naam 2] en de heer [naam 3] aandeelhouder zijn (hierna: 'Koper'). Zij zijn ook op grond van artikel 2:203 lid 2 BW hoofdelijk verbonden aan de koopovereenkomst. (…) De heren [naam 4] , als exploitanten, stellen zich in bijgaande toelichting aan u voor (…). Koper kijkt er naar uit om te starten met de exploitatie van [bedrijf] . Zij wil het hotel op den duur moderniseren, hetgeen ook in het belang is van u als verhuurder. Zij zal eerst de lopende exploitatie voortzetten.(…) De betalingsverplichtingen uit de huurovereenkomsten houden in: betaling van de maandelijkse huurtermijnen ad EUR 8.212,09 (exclusief BTW) alsmede het geven van een bankgarantie ter hoogte van drie maanden huur te vermeerderen met BTW, hetgeen neerkomt op EUR 29.809,89. Koper is bekend met de betalingsverplichtingen. Koper, althans de heren [naam 4] , bieden voldoende waarborgen voor een volledige nakoming van de huurovereenkomst en voor een behoorlijke bedrijfsvoering. (…) Namens cliënte verzoek ik u om in te stemmen met een indeplaatsstelling (…). Cliënte en koper zijn als leveringsdatum 1 maart 2022 overeengekomen. Zij willen de indeplaatsstelling graag dit jaar in orde maken (…).”
Alvorens uw verzoek te kunnen beoordelen ontvangen wij graag de volgende documenten:
- de koopovereenkomst inclusief bijlagen;
- de aan de koopprijs ten grondslag liggende waardering van de hotelonderneming in zijn huidige vorm;
- de gedachten van de heren [naam 4] met betrekking tot de modernisering en aanpassing van het concept van het hotel waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij uw brief.”
Hierbij verstrek ik alle informatie die afgelopen woensdag door u is opgevraagd.
Wij zien [bedrijf] als een mooie aanvulling op ons huidige portfolio en we zullen het hotel (inclusief personeel, handelsnaam, website, leasecontracten etc.) in de huidige vorm voortzetten. Zoals eerder aangegeven zullen we de enigszins gedateerde inventaris (…) op den duur mogelijk vervangen/moderniseren en willen we bijvoorbeeld het slotensysteem wijzigen. De doelgroep zal hetzelfde blijven. Voor de overname van de inventaris verwijzen we naar de bijlage bij de koopovereenkomst. We hebben met [geïntimeerde ] afgesproken dat we deze zaken overnemen. Ook de vloerbedekking en gordijnen van [bedrijf] worden vanzelfsprekend overgenomen. Dat geldt ook voor het personeel. (…) Als de verhuurder een bespreking met ons op prijs stelt, staan wij daar vanzelfsprekend voor open. We willen graag kennismaken en eventuele vragen van de verhuurder beantwoorden.”
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
i.o.als huurder in haar plaats te stellen. Door deze eiswijziging toe te staan en de vorderingen van [geïntimeerde ] toe te wijzen heeft de kantonrechter, volgens Pinnacle, de minimale normen van goede procesorde geschonden. Pinnacle is hierdoor onredelijk in haar belangen geschaad. Pinnacle werd immers geconfronteerd met een niet-bestaande contractspartij (een besloten vennootschap in oprichting) waarvan zij de vertegenwoordigers niet op een normale manier heeft kunnen identificeren en verifiëren, aldus Pinnacle.
Zij wil het hotel op den duur moderniseren, hetgeen ook in het belang is van u als verhuurder.” In de verklaring van de gebroeders [naam 4] die als bijlage is aangehecht bij deze brief verklaren zij zelf:
(…) Het hotel is gedateerd en dient naarmate van tijd gemoderniseerd te worden. Wij zijn van plan om het hotel te moderniseren. Dit zal niet direct na overname gebeuren, maar naar verloop van tijd. Wij zien veel mogelijkheden voor een mooi concept welke voldoet aan de hedendaagse eisen van de hotelgast. (…) Zodra de plannen en financieen op orde is zal het plan gefaseerd worden uitgevoerd.”