In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de zorgregeling voor de minderjarigen [minderjarige 1] (12 jaar) en [minderjarige 2] (9 jaar). De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2024, waarin een zorgregeling was vastgesteld. De rechtbank had bepaald dat de vader de kinderen elke zaterdag en zondag van 12.00 tot 19.00 uur bij zich had, met een dwangsom van € 50,- per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van € 1.500,-. De vader verzocht om een wijziging van deze regeling, waarbij hij de kinderen elke week van zaterdagmiddag 14.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur bij zich zou hebben, zonder dwangsom, en met vakanties in overleg.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 2 oktober 2024 bereikten de ouders overeenstemming over de zorgregeling. Het hof heeft de ouders in staat gesteld om hun wensen kenbaar te maken, en de kinderen hebben geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid. De ouders kwamen overeen dat de kinderen iedere week van zaterdagmiddag 14.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur bij de vader verblijven, en dat de vakanties in overleg worden verdeeld. Tevens is er een tijdelijke regeling afgesproken voor de momenten dat de vader niet in staat is om de zorgregeling na te komen, waarbij de vader de kinderen op woensdag en vrijdag uit school haalt.
Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze een dwangsom bevatte en heeft de zorgregeling gewijzigd in overeenstemming met de gemaakte afspraken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het overige verzoek van de vader afgewezen.