ECLI:NL:GHAMS:2024:3387

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
200.341.234/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling voor minderjarigen na hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de zorgregeling voor de minderjarigen [minderjarige 1] (12 jaar) en [minderjarige 2] (9 jaar). De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2024, waarin een zorgregeling was vastgesteld. De rechtbank had bepaald dat de vader de kinderen elke zaterdag en zondag van 12.00 tot 19.00 uur bij zich had, met een dwangsom van € 50,- per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van € 1.500,-. De vader verzocht om een wijziging van deze regeling, waarbij hij de kinderen elke week van zaterdagmiddag 14.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur bij zich zou hebben, zonder dwangsom, en met vakanties in overleg.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 2 oktober 2024 bereikten de ouders overeenstemming over de zorgregeling. Het hof heeft de ouders in staat gesteld om hun wensen kenbaar te maken, en de kinderen hebben geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid. De ouders kwamen overeen dat de kinderen iedere week van zaterdagmiddag 14.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur bij de vader verblijven, en dat de vakanties in overleg worden verdeeld. Tevens is er een tijdelijke regeling afgesproken voor de momenten dat de vader niet in staat is om de zorgregeling na te komen, waarbij de vader de kinderen op woensdag en vrijdag uit school haalt.

Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze een dwangsom bevatte en heeft de zorgregeling gewijzigd in overeenstemming met de gemaakte afspraken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het overige verzoek van de vader afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.341.234/01
zaaknummer rechtbank: C/13/743160 / FA RK 23-8096
beschikking van de meervoudige kamer van 10 december 2024 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. M.H. Schmidt te Amsterdam,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. S. Toughza te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] ;
- de minderjarige [minderjarige 2] , hierna: [minderjarige 2] .
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de zorgregeling voor [minderjarige 1] (12 jaar) en [minderjarige 2] (9 jaar) (hierna: de kinderen).
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 14 februari 2024 (hierna: de bestreden beschikking) een zorgregeling vastgesteld. Daarbij is bepaald dat de vader – kort gezegd – [minderjarige 1] iedere zaterdag van 12.00 uur tot 19.00 uur en [minderjarige 2] elke zondag van 12.00 uur tot 19.00 uur bij zich heeft. Verder is bepaald dat de vakanties bij helfte worden verdeeld tussen de ouders. Wanneer de vader in gebreke blijft aan deze zorgregeling te voldoen, verbeurt hij telkens een dwangsom van € 50,-, een en ander met een maximum van € 1.500,-.
De vader is het daar niet mee eens en wil dat er een zorgregeling wordt bepaald zonder dwangsom, waarbij de kinderen iedere week van zaterdagmiddag 14.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur bij hem zijn en er geen vaste regeling is in de vakanties. De moeder wil dat het verzoek van de vader met betrekking tot de zorgregeling wordt toegewezen, met de voorwaarde dat de vader ruim van tevoren aan haar aangeeft wanneer hij de zorgregeling niet kan nakomen. Ter zitting in hoger beroep hebben partijen overeenstemming over de zorgregeling bereikt.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 13 mei 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 9 juli 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft de kinderen de gelegenheid gegeven om te laten weten wat zij van de zaak vinden. Zij hebben daar geen gebruik van gemaakt.
2.4
De zitting heeft op 2 oktober 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de raad, vertegenwoordigd door N. Jansen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2012, te [plaats A] ;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2014, te [plaats A] .
De ouders zijn tot 28 juni 2022 getrouwd geweest. De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank van 20 juli 2022 is bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben. Ook is een zorgregeling bepaald, waarbij de vader de kinderen elke zaterdag van 12.00 uur tot 19.00 uur bij zich heeft, waarbij de vader de kinderen ophaalt bij de moeder en weer bij haar terugbrengt.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft – voor zover hier van belang – in de bestreden beschikking, met wijziging van de beschikking van 20 juli 2022, een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders bepaald, waarbij met ingang van 14 februari 2024 de vader [minderjarige 1] bij zich heeft iedere zaterdag van 12.00 uur tot 19.00 uur en [minderjarige 2] iedere zondag van 12.00 uur tot 19.00 uur, waarbij de vader de kinderen bij de moeder ophaalt en naar haar terugbrengt,
ten aanzien van de vakanties heeft de rechtbank bepaald dat de vader de kinderen gedurende het eerste deel van de vakantie bij zich heeft en de moeder het tweede deel, waarbij de vader de kinderen bij de moeder ophaalt en naar haar terugbrengt.
Ook heeft de rechtbank bepaald dat de vader bij het niet nakomen van de zorgregeling een dwangsom verbeurt van € 50,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de vader in gebreke blijft aan deze verdeling te voldoen, met een maximum van € 1.500,-.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, een zorgregeling zonder dwangsom te bepalen, waarbij de vader de kinderen bij zich heeft iedere week van zaterdag 14.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur, en de vakanties in overleg te verdelen, met dien verstande dat wanneer de vader niet in staat is tot nakoming dat hij van die verplichting wordt ontslagen.
Ter zitting in hoger beroep heeft de vader het eerder door hem gedane verzoek ten aanzien van de bepaling van een informatieregeling ingetrokken.
4.3
De moeder verzoekt de verzoeken van de vader in hoger beroep ten aanzien van de zorgregeling toe te wijzen, onder de voorwaarde dat de vader de moeder ruim van tevoren (telefonisch of via Whatsapp) aangeeft wanneer hij de zorgregeling niet kan nakomen als zijn mentale toestand dat niet toelaat
Daarnaast verzoekt zij de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn overige verzoeken dan wel deze af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De vader heeft ter zitting in hoger beroep zijn verzoek om een informatieregeling te bepalen ingetrokken. Hierop hoeft het hof dus niet meer te beslissen.
Het wettelijk kader
5.2
Uit artikel 1:253a, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover kan wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan – voor zover in deze zaak van belang – een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, omvatten.
De beoordeling door het hof
5.3
De ouders hebben ter zitting in hoger beroep overeenstemming bereikt over de vast te stellen zorgregeling. Dit houdt in dat zij als reguliere regeling zijn overeengekomen dat de kinderen iedere week van zaterdag 14.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur bij de vader zijn en dat de vakanties in overleg worden verdeeld. Hieraan wordt geen dwangsom verbonden.
Omdat de vader mentale problemen heeft waardoor hij niet (altijd) in staat is om de vastgelegde zorgregeling na te komen, zijn de ouders een tijdelijke zorgregeling overeengekomen, voor zolang de vader niet in staat is om de hiervoor beschreven zorgregeling na te komen. Deze tijdelijke zorgregeling houdt in dat de vader [minderjarige 1] iedere woensdag om 14.00 uur uit school ophaalt en om 18.00 uur terugbrengt bij de moeder. Iedere vrijdag haalt de vader [minderjarige 2] om 12.00 uur uit school, waarna hij haar om 15.00 uur terugbrengt naar de moeder, zodat [minderjarige 2] daarna naar Arabische les kan. De vader zorgt ervoor dat de kinderen bij hem eten. Verder zijn de ouders overeengekomen dat de vader het een dag van tevoren per WhatsApp aan de moeder laat weten als het hem niet lukt om deze zorgregeling na te komen.
Het hof acht hetgeen partijen zijn overeengekomen in het belang van de kinderen wenselijk en zal dienovereenkomstig beslissen.
5.4
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2024, voor zover daarin een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met een daaraan verbonden dwangsom is bepaald, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders, zoals bepaald bij beschikking van 20 juli 2022, aldus dat met ingang van heden
- de kinderen iedere week van zaterdagmiddag 14.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur bij de vader verblijven, en
- de vakanties in overleg tussen de ouders verdeeld worden;
bepaalt daarnaast dat zolang de vader aan voornoemde regeling geen uitvoering kan geven:
- de vader [minderjarige 1] iedere woensdagmiddag om 14.00 uur uit school ophaalt en hem om 17.00 uur bij de moeder terugbrengt,
- de vader [minderjarige 2] iedere vrijdagmiddag om 12.00 uur uit school ophaalt en haar om 15.00 uur bij de moeder terugbrengt,
- de vader zorgt dat de kinderen bij hem eten,
- als de vader niet in staat is de zorgregeling na te komen hij dit uiterlijk een dag van tevoren via Whatsapp aan de moeder laat weten;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. M.T. Hoogland en
mr. A.R. van Wieren, in tegenwoordigheid van R. Hoff als griffier en is op
10 december 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.