Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 1 juli 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in een boot opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk terwijl er een brand was in deze boot, terwijl [slachtoffer] zich (slapend) in deze boot bevond, het luik van voornoemde boot (meermalen) heeft gesloten en/of geopend en terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest/kon vermoeden dat voornoemde [slachtoffer] voornoemde bootje niet zelfstandig (meer) kon verlaten), het luik heeft gesloten waarna hij de boot heeft verlaten en/of geen hulp heeft verleend en/of ingeroepen en/of verschaft en/of (na het sluiten van het luik) is weggelopen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] door koolmonoxidevergiftiging, althans een hoog koolmonoxidegehalte in het bloed, en/of het inademen van hete lucht en/of rook is overleden;
hij op of omstreeks 1 juli 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, grovelijk en/of roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam terwijl er een brand was in een boot, terwijl [slachtoffer] zich (slapend) in deze boot bevond, het luik van voornoemde boot (meermalen) heeft gesloten en/of geopend en terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest/kon vermoeden dat voornoemde [slachtoffer] voornoemde bootje niet zelfstandig (meer) kon verlaten), het luik heeft gesloten waarna hij de boot heeft verlaten en/of geen hulp heeft verleend en/of ingeroepen en/of verschaft en/of (na het sluiten van het luik) is weggelopen en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] aan zijn lot heeft overgelaten, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest dat voornoemde [slachtoffer] door koolmonoxidevergiftiging, althans een hoog koolmonoxidegehalte in het bloed, en/of het inademen van hete lucht en/of rook is overleden;
hij op of omstreeks 1 juli 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als getuige van het ogenblikkelijke levensgevaar waarin [slachtoffer] verkeerde, heeft nagelaten hulp te verlenen of te verschaffen aan voornoemde [slachtoffer] , immers heeft verdachte terwijl er een brand was in een boot, terwijl [slachtoffer] zich (slapend) in deze boot bevond, het luik van de boot gesloten en de boot verlaten, (terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest/kon vermoeden dat voornoemde [slachtoffer] voornoemde boot niet (meer) zelfstandig kon verlaten) en/of voornoemde [slachtoffer] aan zijn lot heeft overgelaten, terwijl bij het inschakelen van hulpverlening voor hem, verdachte, redelijkerwijs geen gevaar voor zichzelf of voor anderen te duchten was, terwijl de dood van voornoemde [slachtoffer] op of omstreeks 1 juli 2020 is gevolgd door koolmonoxidevergiftiging, althans een hoog koolmonoxidegehalte in het bloed, en/of het inademen van hete lucht en/of rook door voornoemde [slachtoffer] ;
Vonnis waarvan beroep
Vordering van het openbaar ministerie
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Standpunten
Oordeel van het hof
nahet tenlastegelegde handelen of nalaten. Omdat, zoals hiervoor al overwogen, geen nadere feitelijke vaststellingen kunnen worden gedaan over hetgeen zich in de kajuit heeft afgespeeld vanaf het moment van uitbreken van de brand tot het startmoment van de camerabeelden om 03:52:24 uur en over hoelang de verdachte zich op dat moment al buiten de kajuit op de boot bevond, neemt het hof het moment waarop de verdachte
de bootverliet, te weten 03:53:31 uur, als aanvangsmoment van eventueel strafrechtelijk verwijtbaar handelen dan wel nalaten door de verdachte. Daarbij betrekt het hof dat de verdachte voorafgaand aan dat moment heeft geprobeerd het slachtoffer wakker te maken door hem (van buiten de kajuit door het geopende luik) te roepen en heeft aangegeven te hebben gewacht tot [slachtoffer] uit de boot zou komen, en dat het openen en sluiten van het luik naar het oordeel van het hof geen handelingen zijn waarvan de verdachte kan worden verweten dat hij daarmee zou hebben bijgedragen aan het intreden van de dood van het slachtoffer. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is immers genoegzaam gebleken dat door het geopend laten van het luik de boot waarschijnlijk (volledig) zou zijn uitgebrand en dat door het gesloten laten van het luik de brand zou zijn overgegaan in een smorende brand, waardoor de concentratie koolmonoxide in de kajuit zou zijn toegenomen. Zowel het geopend laten als het gesloten laten van het luik zou daarmee tot een groot risico op een dodelijke afloop hebben geleid, dit als gevolg van omstandigheden waarop de verdachte geen verdere invloed had.
de bootverliet nog in leven was.
de kajuitverliet. Deze verbalisanten achten het niet aannemelijk dat de verdachte nog in relatief goede gezondheid verkeerde en de kajuit heeft kunnen verlaten terwijl het slachtoffer al zou zijn overleden aan een koolmonoxidevergiftiging. De verdachte en het slachtoffer hebben (tot dat moment) namelijk even lang in dezelfde kleine ruimte gelegen waar de brand woedde, zodat de verbalisanten het niet aannemelijk achten dat de koolmonoxide zich alleen rondom het slachtoffer zou hebben bevonden en niet rondom de verdachte. Daarom is het volgens deze verbalisanten aannemelijk dat het slachtoffer nog leefde toen verdachte de kajuit verliet. In dit proces-verbaal wordt verder overwogen dat niet valt uit te sluiten dat sprake is geweest van bewusteloosheid van het slachtoffer voorafgaand aan of ten tijde van de brand. Hierbij baseren de verbalisanten zich op het toxicologisch onderzoeksrapport van 18 september 2020, waarin wordt aangegeven dat het slachtoffer benzodiazepinen (clonazepam), ethanol en cocaïne heeft gebruikt. De waarde van clonazepam (en het omzettingsproduct 7-aminoclonazepam) in het bloed van het slachtoffer is relatief hoog. Dit wijst op een hoge concentratie clonazepam in het bloed ten tijde van het overlijden, waarbij sedatie, sufheid, spierzwakte en verminderde spiercoördinatie kunnen optreden. In het proces-verbaal wordt verder overwogen dat het aannemelijk wordt geacht dat de positie van het slachtoffer is veranderd nadat de verdachte uit de kajuit was geklommen. Dit leiden de verbalisanten onder meer af uit het gegeven dat bij het slachtoffer brandwonden op zijn gelaat, hals en rechterschouder zijn aangetroffen die zijn veroorzaakt door een bij leven opgetreden hitte-inwerking, maar dat deze niet ontstaan kunnen zijn in de positie waarin het slachtoffer is aangetroffen.
de bootverliet. Daarmee gaat het hof dus voorbij aan voornoemde conclusie in het NFI-rapport. Redengevend daarvoor is dat in de overwegingen die door de deskundigen aan deze conclusie ten grondslag zijn gelegd op geen enkele wijze naar voren komt dat rekening is gehouden met de omstandigheid dat sprake is geweest van een periode van onbekende duur vanaf het moment van het verlaten van
de kajuitdoor de verdachte tot het startmoment van de camerabeelden om 03:52:24 uur. Aldus kan niet worden vastgesteld hoeveel tijd is verstreken tussen het moment waarop de verdachte
de kajuitheeft verlaten en het moment waarop hij
de bootheeft verlaten. Bovendien kunnen – zoals reeds overwogen – geen nauwkeurige uitspraken worden gedaan over (de ontwikkeling van) de concentratie koolmonoxide in de kajuit gedurende die periode. Dit maakt dat niet voorbij kan worden gegaan aan het scenario dat het slachtoffer in deze periode (van onbekende duur) is overleden aan koolmonoxidevergiftiging. Ook de overige zich in het dossier bevindende en hiervoor besproken onderzoeksresultaten geven op dit punt geen dan wel onvoldoende uitsluitsel.
BESLISSING
26 november 2024.