ECLI:NL:GHAMS:2024:3352

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
23-000699-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bedreiging, belediging, vernieling en mishandeling met betrekking tot opsporingsambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989, was aangeklaagd voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging en belediging van opsporingsambtenaren, vernieling van politie-eigendommen, en mishandeling. De tenlastelegging omvatte incidenten die plaatsvonden op 14 mei 2023 en 16 januari 2024, waarbij de verdachte onder andere een dect telefoon van de Nationale Politie vernielde en politiemedewerkers bedreigde met de dood. Tijdens de zitting op 12 november 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen en heeft de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien dagen, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Het hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij, Bureau Uithoorn, tot schadevergoeding van € 65,30 toegewezen. De verdachte is onderworpen aan strikte voorwaarden voor zijn proeftijd, waaronder deelname aan gedragsinterventies en behandeling voor zijn problematiek. Het hof heeft benadrukt dat de ernst van de feiten niet alleen de betrokken opsporingsambtenaren raakt, maar ook het gezag van de politie ondermijnt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000699-24
datum uitspraak: 26 november 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 maart 2024 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-122895-23 en 13-018742-24, alsmede 13-151503-21 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-122895-23 (hierna: zaak A):
1.
hij op of omstreeks 14 mei 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met kracht) in het gezicht, dan wel tegen het hoofd, te slaan/stompen;
2.
hij op of omstreeks 14 mei 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een dect telefoon (van het cellencomplex), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Zaak met parketnummer 13-018742-24 (gevoegd; hierna: zaak B):
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] (allen politiemedewerkers) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen:
-"Ik maak jullie allemaal dood! Jullie hele familie!",
-"Ik maak jou dood!",
-"Ik kom er wel achter waar jullie wonen. Ik hoef alleen een naam te hebben en dan schiet ik een kogel door jullie kankerhoofd.", en/of
-"Ik schiet jullie allemaal door jullie kanker kop.",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een bromfiets/brommobiel (voorzien van kenteken: [kenteken]) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
3.
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een dagverblijf, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Politie Eenheid Amsterdam (basiseenheid Aalsmeer-Uithoorn), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar,te weten [slachtoffer 2] (hoofdagent van de Politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen:
-"Je kankermoeder! Je kankerkinderen!",
-"Kanker honden", -"Stelletje kanker naties", en/of-"NSB'ers",
althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en bewijsconstructie komt dan de rechtbank, en voorts tot een andere beslissing ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging komt.

Bespreking van het in zaak B door de verdachte gevoerde verweer

De verdachte heeft aangevoerd dat niet hij maar zijn vriend [naam] de bestuurder was van de Canta. De verdachte vindt het daarom onterecht dat de politie – kort gezegd – met een blaastest en bloedonderzoek wilde onderzoeken of hij onder invloed was van alcohol of drugs. In het verlengde daarvan is de verdachte van mening dat hij ten onrechte is aangehouden. De verdachte stelt zich op het standpunt dat hij gelet hierop niet behoort te worden veroordeeld voor de in zaak B ten laste gelegde feiten.
Het hof overweegt als volgt: onder ‘bestuurder’ als bedoeld in het eerste en tweede lid van art. 163 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) moet worden verstaan degene die ervan wordt
verdachtals bestuurder van een voertuig te hebben gehandeld in strijd met art. 8 WVW 1994, kortweg dat er een gerechtvaardigde verdenking bestaat dat hij onder invloed van drugs en/of alcohol een voertuig bestuurt of heeft bestuurd. De politie kan dan bevelen dat die persoon moet meewerken aan een blaastest. Als aan die blaastest niet wordt meegewerkt kan vervolgens een bevel tot bloedonderzoek worden gegeven. Op het moment dat er een blaastest of bloedonderzoek wordt bevolen, hoeft nog niet vast te staan dat iemand daadwerkelijk de bestuurder was van een voertuig maar is het voldoende dat er een verdenking bestaat dat iemand onder invloed een voertuig heeft bestuurd (vgl. HR 3 juni 1997, ECLI NL:HR:1997:ZD0732).
Het hof is van oordeel dat er een voldoende gerechtvaardigde verdenking was dat de verdachte de bestuurder was van de Canta op het moment van vorderen om mee te werken aan het bloedonderzoek. Het hof overweegt daartoe dat de verdachte en getuige [naam] met modderige voeten zijn aangetroffen nabij een Canta die in de sloot lag. Getuige [naam] verklaarde ter plaatse tegen de politieambtenaren dat de verdachte had gereden en dat de verdachte onder invloed was van alcohol en/of drugs. Ook de politieambtenaren zagen dat de verdachte vermoedelijk onder invloed van alcohol en/of drugs was. Op dat moment was er dan ook een verdenking dat de verdachte als bestuurder van de Canta onder invloed had gereden. Dat [naam] als getuige ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij destijds heeft gelogen en dat
hijde bestuurder was, en niet de verdachte, maakt dit niet anders. Immers, op het moment dat de ademanalyse en bloedtest werden bevolen, was die informatie niet bekend zodat de verdenking op dat moment (nog steeds) bestond. Dit betekent dat een bevel kon en mocht worden gegeven om mee te werken aan een blaastest, en toen de verdachte weigerde om daaraan mee te werken, vervolgens een bevel tot bloedonderzoek is gegeven. Toen de verdachte geen gevolg wilde geven aan dat bevel is hij aangehouden. Die aanhouding was dan ook rechtmatig. Gelet hierop wordt het verweer van de verdachte verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
1.
hij op 14 mei 2023 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met kracht in het gezicht te slaan;
2.
hij op 14 mei 2023 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een dect telefoon die aan de Nationale Politie toebehoorde heeft vernield;
Zaak B (gevoegd):
1.
hij op 16 januari 2024 in Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] (allen politiemedewerkers) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen:
-"Ik maak jullie allemaal dood! Jullie hele familie!",
-"Ik maak jou dood!",
-"Ik kom er wel achter waar jullie wonen. Ik hoef alleen een naam te hebben en dan schiet ik een kogel door jullie kankerhoofd.", en/of
-"Ik schiet jullie allemaal door jullie kanker kop.",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 16 januari 2024 te Uithoorn als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een brommobiel te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
3.
hij op 16 januari 2024 te Uithoorn opzettelijk en wederrechtelijk een dagverblijf dat aan de Politie Eenheid Amsterdam (basiseenheid Aalsmeer-Uithoorn), toebehoorde heeft onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op 16 januari 2024 te Uithoorn opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] (hoofdagent van de Politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen:
-"Je kankermoeder! Je kankerkinderen!",
-"Kanker honden",
-"Stelletje kanker nazi’s", en/of
-"NSB'ers".
Hetgeen in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
meermalen gepleegd.
Het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in zaak B onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Het in zaak B onder 4 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 en zaak B onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien dagen met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien dagen met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen en beledigen van opsporingsambtenaren en het vernielen van politie-eigendommen. Dat zijn ernstige feiten die niet alleen leiden tot gevoelens van angst, onveiligheid en krenking bij de betrokken opsporingsambtenaren, maar ook het gezag van de politie ondermijnen en de uitoefening van de publieke taak van de politie belemmeren.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van een hem onbekende voetganger op de openbare weg en in de nachtelijke uren. Daarmee heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Hoewel de verdachte het slachtoffer – in het kader van herstelbemiddeling – financieel heeft gecompenseerd voor dagen die hij naar aanleiding van deze mishandeling niet heeft kunnen werken (hetgeen het hof in strafmatigende zin meeweegt), dient verduidelijkt te worden dat dergelijk geweld niet kan worden geaccepteerd.
Tot slot heeft de verdachte geweigerd (verplichte) medewerking te verlenen aan bloedonderzoek. Daarmee heeft de verdachte de handhaving van de verkeerswetgeving belemmerd.
De verdachte heeft zich aldus aan een flink aantal strafbare feiten schuldig gemaakt. Het aanzienlijke strafblad van de verdachte – waar een aantal strafbare feiten tegen (politie)ambtenaren op staat – wordt daarmee nog wat langer. Als deze ontwikkeling zich doorzet is de kans reëel dat in een toekomstige zaak de oplegging van een ISD-maatregel zal worden gevorderd, zoals de advocaat-generaal ter terechtzitting naar voren heeft gebracht.
Aan de andere kant heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep duidelijk gemaakt dat ook bij hem de wens leeft om niet meer met politie en justitie in aanraking te komen, en dat hij daartoe het nodige onderneemt. De verdachte heeft zijn woning – die hij met hulp van een kennis heeft gekregen – ondanks een recente detentie weten te behouden en heeft een betalingsregeling getroffen voor de huurachterstand. Verder weet hij – met moeite – in zijn levensonderhoud te voorzien. Uit de verschillende rapportages die over de verdachte zijn opgemaakt komt naar voren dat hij een zeer roerig leven achter de rug heeft en hij in zijn jeugd meerdere traumatische ervaringen heeft gehad.
De verdachte onderhoudt (in het kader van een andere strafzaak) contact met de reclassering en wacht op een EMDR-behandeling voor zijn PTSS. Het hof ziet ook de mediation die de verdachte met het slachtoffer van de mishandeling heeft gehad als uiting van zijn goede wil. Het hof heeft al met al de indruk gekregen dat de verdachte een sterke wens heeft om zijn leven op een positieve manier vorm te geven, maar dat hij daar desondanks niet altijd in slaagt. Met name in de omgang met autoriteiten zoals de politie lijkt de vlam snel in de pan te kunnen slaan bij de verdachte.
Gelet op het voorgaande vindt het hof het zowel voor de verdachte, als voor de samenleving van groot belang dat hij de kans krijgt
en pakt,om de positieve draad op te pakken en niet meer met politie en justitie in aanraking te komen. Het hof zal daarom ondanks de ernst van de feiten volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die de verdachte al heeft vastgezeten, zodat hij niet opnieuw (voor deze zaken) in de gevangenis terechtkomt. Tegelijkertijd zal het hof de proeftijd verlengen van de zaak waarvan tenuitvoerlegging wordt gevraagd (zie hieronder) en daarbij voorwaarden stellen. Met die voorwaarden beoogt het hof eraan bij te dragen dat de verdachte een delictloos bestaan en een positief leven weet op te bouwen.

Vordering van de benadeelde partij Bureau Uithoorn

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 65,30, ter vergoeding van kosten gemoeid met het schoonmaken van het door de verdachte onbruikbaar gemaakte dagverblijf. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B onder 3 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, terwijl de vordering door de verdediging niet is betwist. De vordering ligt dan ook voor toewijzing gereed.
In het dossier bevindt zich geen factuur van de door de benadeelde partij gemaakte kosten. Wel maakt de
brief ‘Tarief calamiteiten diensten 2021’ deel uit van het dossier. Deze brief vermeldt als vast tarief voor de diensten verricht door de calamiteitendienst een bedrag van € 65,30 (inclusief btw). Het hof zal de gemaakte kosten met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid – gelijk aan het in deze brief genoemde vaste tarief – begroten op € 65,30.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 266, 267, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 163 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 januari 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest en met een proeftijd van drie jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft verzocht de vordering gedeeltelijk toe te wijzen, in die zin dat de tenuitvoerlegging wordt bevolen van een gedeelte van bovengenoemde straf groot drie maanden. Daarnaast heeft hij verzocht de proeftijd met een jaar te verlengen wat betreft de resterende drie maanden.
De raadsman heeft primair afwijzing van de vordering en subsidiair verlenging van de proeftijd verzocht. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hernieuwde detentie in de weg zal staan aan behandeling van de problematiek van de verdachte op korte termijn.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Op grond van hetgeen ter terechtzitting is gebleken en, zoals hiervoor al aan de orde kwam, acht het hof het evenwel van groot belang dat de verdachte de kans krijgt en neemt om een delictvrij bestaan op te bouwen en de voorzichtig positieve ontwikkelingen in zijn leven door te zetten. Een (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging zou die ontwikkelingen doorkruisen. Het hof zal daarom geen (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging gelasten maar de proeftijd met één jaar verlengen en daarbij strikte voorwaarden stellen. Die voorwaarden dienen er toe om de verdachte een kans te bieden en tegelijkertijd duidelijke kaders te scheppen: als hij zich niet aan de voorwaarden houdt zal dat er in beginsel toe leiden dat hij de gevangenisstraf alsnog uit moet zitten. Het hof ziet in behandeling van de problematiek van de verdachte de belangrijkste waarborg en grootste winst voor beperking van het recidiverisico. Een dergelijke behandeling is daarmee niet alleen in het belang van de verdachte, maar ook in het belang van de samenleving.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-122895-23 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-018742-24 onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-122895-23 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-018742-24 onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij Bureau Uithoorn
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Bureau Uithoorn ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-018742-24 onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 65,30 (vijfenzestig euro en dertig cent) ter zake van materiële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Bureau Uithoorn, ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-018742-24 onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 65,30 (vijfenzestig euro en dertig cent) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van
4 januari 2023, parketnummer 13-151503-21, met een termijn van 1 (één) jaar.
Wijzigt de in genoemd vonnis gestelde bijzondere voorwaarden in dier voege, dat deze als volgt komen te luiden:
- Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden in het verboden gebied (zie aangehechte afbeelding bijlage III van het extract vonnis van 4 januari 2023), zo lang als de reclassering dat nodig vindt;
- Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich meldt na het ingaan van de proeftijd bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres [adres 2]. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling laat stellen door het Ambulant Centrum van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is gericht op het verwerken van trauma's en duurt zolang de behandelaar en reclassering dat nodig achten. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd actief zal deelnemen aan de gedragsinterventie agressiebeheersing of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd actief zal deelnemen aan de gedragsinterventie leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
- Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
- Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. T. de Bont, mr. W.F. Groos en mr. H. Sytema, in tegenwoordigheid van mr. M.C. de Rade, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 november 2024.
mr. H. Sytema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]