ECLI:NL:GHAMS:2024:3351

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
23-004481-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met vernietiging van strafoplegging in hoger beroep tegen verdachte voor het achterlaten van afval op de openbare weg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976, was eerder veroordeeld tot een dag hechtenis voor het achterlaten van afval op de openbare weg. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot hechtenis voor de duur van één dag. Het hof heeft echter vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de strafzaak is overschreden, aangezien het hoger beroep op 5 december 2019 was ingesteld en het hof pas op 13 december 2022 arrest wees. Gezien het tijdsverloop, de bestraffing in andere strafzaken tegen de verdachte en de geringe ernst van het feit, heeft het hof besloten geen straf of maatregel op te leggen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die is vernietigd. Het hof heeft de procedure als geheel in overeenstemming met artikel 6 EVRM bevonden, wat het recht op een eerlijk proces waarborgt. De verdediging had voldoende gelegenheid om de verklaringen van de opsporingsambtenaar te betwisten, en het hof oordeelde dat het horen van deze getuige niet noodzakelijk was voor de zaak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004418-19
datum uitspraak: 13 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 december 2019 in de strafzaak onder parketnummer 96-116549-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1976,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 november 2022 en 29 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof verweren bespreekt en het bewijsmiddel aanvult.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de verdachte excessief overheidsoptreden heeft ervaren, met name omdat de politie jegens hem een heksenjacht voert, hetgeen misbruik van bevoegdheden oplevert.
De raadsman heeft voorts bepleit de verklaring van opsporingsambtenaar [verbalisant] niet tot het bewijs te bezigen, nu de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld om het ondervragingsrecht – neergelegd in artikel 6 lid 3 sub d van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) – uit te oefenen. Voor het geval het hof overweegt de verklaringen van voornoemde getuige in een bewijsconstructie te gebruiken heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan om [verbalisant] als getuige te horen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit een overzicht van mutaties van 21 november 2022 blijkt dat de verdachte in de afgelopen jaren veelvuldig met de politie in aanraking is gekomen. Het hof neemt aan, onder meer aan de hand van de door de verdachte overgelegde YouTube filmpjes dat de verdachte die contacten veelal als vervelend heeft ervaren. Evenwel is niet aannemelijk geworden dat de politie in die contacten haar bevoegdheden heeft overschreden of die heeft aangewend voor een ander doel dan waarvoor die zijn gegeven. Ook overigens is niet gebleken dat de politie jegens de verdachte een ‘heksenjacht’ voert of sprake is van (ander) excessief overheidsoptreden. In zoverre mist het verweer feitelijke grondslag en wordt het daarom verworpen.
Het hof acht de verklaring van [verbalisant] bruikbaar voor het bewijs en wijst het voorwaardelijk gedane verzoek af, nu het niet noodzakelijk is [verbalisant] als getuige te horen. Voor de verdediging heeft een behoorlijke en effectieve mogelijkheid bestaan om [verbalisant] te (doen) ondervragen, zodat het gebruik van de door hem afgelegde verklaring niet in strijd is met artikel 6 EVRM. [verbalisant] is weliswaar niet in aanwezigheid van de verdediging gehoord, maar de (toenmalige) raadsvrouw van de verdachte is in de gelegenheid gesteld hem schriftelijk te bevragen, waartoe zij op 29 juni 2022 vragen heeft opgesteld. Deze vragen zijn aan [verbalisant] voorgelegd, en zijn antwoorden zijn vermeld in het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2020, dat zeer uitgebreid is en is voorzien van foto’s van de situatie ter plaatse. Naar het oordeel van het hof is de verdediging hiermee in voldoende mate gecompenseerd voor het niet in aanwezigheid van de verdediging kunnen bevragen van [verbalisant]. Hierbij is van belang dat de verdediging niet heeft gesteld dat voornoemd proces-verbaal nog vragen onbeantwoord laat, zodat het ervoor moet worden gehouden dat het horen van [verbalisant] als getuige geen toegevoegde waarde heeft.
Alles overziend overweegt het hof dat de procedure in haar geheel voldoet aan het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.

Bewijsmiddelen

Het door de economische politierechter onder 1 gebruikte bewijsmiddel wordt aangevuld met:
Datum : 07-02-2019
Plaats : Amsterdam
Locatie : [adres]
De verdachte verstrekte mij de volgende personalia:
[verdachte], geboren [geboortedag]1976 te [geboorteplaats], [geboorteland].

Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel

De economische politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een dag hechtenis en de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot hechtenis voor de duur van één dag.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het achterlaten van afval, te weten een papieren zakdoek, op de openbare weg. Dit is een hinderlijk feit dat ergernis opwekt en verontreiniging veroorzaakt.
Het hof constateert dat in hoger beroep de redelijke termijn voor de behandeling van een strafzaak als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. Immers, het hoger beroep is ingesteld op 5 december 2019, terwijl het hof arrest wijst op 13 december 2022.
Het hof wijst op de dag van uitspraak in een zeer groot aantal andere strafzaken tegen de verdachte arrest, waarbij het aan de verdachte vrijheidsbenemende straffen oplegt.
Het hof acht het raadzaam, gelet op het tijdsverloop, de bestraffing in de andere strafzaken en de geringe ernst van het feit, te bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. C.N. Dalebout en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr A. Ivanov en mr. M. Boelens, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 december 2022.