ECLI:NL:GHAMS:2024:3350

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
23-000825-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs voor wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De zaak kwam aan het licht na een aanhouding op 18 maart 2021, waarbij de verdachte in een Citroën zat die door de politie werd gevolgd. De politie had geconstateerd dat de verdachte en een medeverdachte zich verdacht gedroegen in de nabijheid van een Volkswagen Polo, waarvan de eigenaar een vuurwapen-antecedent had. Tijdens de aanhouding werd een pistool en munitie aangetroffen in de Citroën, maar het hof oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte wetenschap had van het wapen en de munitie. De verdediging voerde aan dat de aanhouding onrechtmatig was en dat er onvoldoende bewijs was voor de beschikkingsmacht over het wapen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het wapen en de munitie voorhanden had, en sprak hem vrij. De in beslag genomen goederen werden onttrokken aan het verkeer, met uitzondering van de iPhone die aan de verdachte werd teruggegeven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000825-22
datum uitspraak: 15 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-076853-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 maart 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (vuur)wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, type 26 Gen 4, kaliber 9mm x 19 (synoniem 9mm Luger)zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 18 maart 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten negen, in elk geval een of meer, patro(o)n(en), van het merk Geco, modelnaam Hexagon, kaliber 9mm x 19 (synoniem 9mm Luger) voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Nadere overweging omtrent het gestelde vormverzuim

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Op basis van de bevindingen in proces-verbaal PL1300-2021056769-16 bestond geen, althans onvoldoende, redelijk vermoeden van schuld om de verdachte aan te houden; er was niets vreemds aan het handelen van de verdachten. Het vuurwapen-antecedent van de eigenaar van de Volkswagen Polo en de observatie van een zogenaamde hoek in de bodywarmer die in de auto werd gelegd, zijn onvoldoende voor een gerechtvaardigd vermoeden voor de aanwezigheid van een vuurwapen in de Citroën waarin de verdachte zich bevond. De aanhouding van de verdachte was dan ook onrechtmatig.
Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op en gelet op de aard en de ernst van het vormverzuim dienen het vuurwapen en de munitie die na de aanhouding van de verdachte in de Citroën zijn aangetroffen te worden uitgesloten van het bewijs, aldus de raadsvrouw.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake was van een rechtmatige aanhouding en vervolgens doorzoeking van het voertuig. Op basis van artikel 49 van de Wet Wapens en Munitie (hierna: WWM) kunnen opsporingsambtenaren te allen tijde op plaatsen waar zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat wapens of munitie aanwezig zijn, ter inbeslagneming een doorzoeking doen. De Volkswagen Polo en het gedrag van de passagiers viel op bij de verbalisanten. De eigenaar van de Volkswagen Polo bleek een antecedent met betrekking tot een vuurwapen op zijn naam te hebben staan. Vervolgens was er contact tussen de inzittenden van deze Volkswagen Polo en de Citroën. Een belangrijk moment was toen de medeverdachte een bodywarmer met vermoedelijk een vuurwapen daar in of onder in de kofferbak van de Citroën legde. De verbalisanten konden, gelet op deze bevindingen, redelijkerwijs vermoeden dat er wapens of munitie in de Citroën aanwezig zouden zijn. De verbalisanten waren bevoegd om de verdachte aan te houden en vervolgens de Citroën te doorzoeken.
Oordeel van het hof
De verdachte is blijkens het proces-verbaal van politie op donderdag 18 maart 2021 omstreeks 17:00 uur aangehouden door de verbalisanten. Beoordeeld dient te worden of deze aanhouding rechtmatig is geschied. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat op basis van de bevindingen, zoals deze zijn vastgelegd in voornoemd proces-verbaal PL1300-2021056769-16, voorafgaand aan de aanhouding van de verdachte een redelijk vermoeden van een strafbaar feit bestond. Het hof overweegt hierbij als volgt.
De verbalisanten, belast met surveillancedienst, zagen omstreeks 16:35 uur dat twee mannen, nadat zij enige tijd op de hoek van de straat hadden staan wachten, in een Volkswagen Polo stapten die naast hen stopte. Toen de verbalisanten opnieuw langsreden zagen zij dat één van die twee mannen door een speeltuintje kwam aanlopen en weer in de Volkswagen Polo stapte. Na bevraging van het kenteken van de Volkswagen Polo bleek dat de eigenaar een vuurwapen-antecedent met betrekking tot de handel in vuurwapens had. Vervolgens zagen de verbalisanten dat een Citroën kwam aanrijden, naast de Volkswagen Polo ging staan en dat van de Citroën het raam open ging. De verbalisanten zagen dat een verkeersopstopping ontstond waarop de Citroën zich iets verplaatste. Vervolgens stapte uit de Volkswagen Polo een man met een bodywarmer in zijn handen. De verbalisanten zagen dat de man met zijn hand iets vast had onder de bodywarmer en het viel hen op dat de bodywarmer een vorm had alsof er een vuurwapen onder zat. De man legde de bodywarmer in de kofferbak van de Citroën en nam ook zelf plaats in de Citroën. De Citroën en de Volkswagen Polo bleven staan. Na korte tijd kwam de verdachte aanrennen. Hij rende eerst naar de Volkswagen Polo, leunde door het open raam aan de kant van de bestuurder, rende vervolgens door naar de Citroën en nam daarin plaats op de achterbank. Daarop reden beide auto’s weg. De verbalisanten zijn de Citroën met daarin de verdachte gevolgd en hebben de verdachte omstreeks 17:00 uur aangehouden.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden in voornoemd proces-verbaal geen onrechtmatigheid blijkt ten aanzien van de aanhouding en de daaropvolgende doorzoeking van de verdachte. Het hof verwerpt het verweer.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, te weten het voorhanden hebben van een wapen en munitie. Zij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte wetenschap van het vuurwapen en de bijbehorende munitie alsmede beschikkingsmacht daarover heeft gehad. Immers is op het wapen DNA van de verdachte aangetroffen zodat daaruit volgt dat hij het wapen moet hebben aangeraakt. Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario is niet aannemelijk geworden. Bovendien blijkt uit het onderzoek naar de telefoon van de verdachte dat hij interesse had in vuurwapens. Het medeplegen kan niet worden bewezen, aldus de advocaat-generaal, nu niet kan worden vastgesteld dat de inzittenden wetenschap hadden van de aanwezigheid van het wapen en de munitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit en heeft daartoe – samengevat – naar voren gebracht dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen en de munitie en evenmin daarover beschikkingsmacht heeft gehad. Het DNA van de verdachte dat op het wapen is aangetroffen moet op het wapen terecht zijn gekomen op de wijze zoals cliënt ter terechtzitting heeft verklaard. Daarnaast gaat het om een DNA-mengprofiel en is van ten minste nog twee personen DNA op het wapen aangetroffen.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt als volgt. Vooropgesteld wordt dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26 WWM is vereist dat de verdachte dat wapen of die munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken, of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Het vuurwapen met daarin de munitie is aangetroffen diep onder de bijrijders stoel van de Citroën. De verdachte zat achter deze stoel op de achterbank, samen met een medeverdachte. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij lag te slapen in de auto en dat hij vlak voor de aanhouding wakker werd van sirenes, paniek en ‘gefrummel’ bij zijn voeten van degene die met hem op de achterbank zat die daar (dus bij zijn voeten) iets probeerde weg te stoppen. De verdachte is daar toen als reactie met zijn hand langs gegaan. Vrijwel gelijk hierop werd de verdachte aangehouden en hij heeft niet kunnen zien wat er werd weggestopt bij zijn voeten. Uit het dossier blijkt dat een lap stof aan de achterzijde van de bestuurdersstoel van de Citroën gedeeltelijk was los getrokken. Voorts blijkt uit het dossier dat de medeverdachte die op de achterbank achter de bestuurdersstoel zat als laatste is aangehouden en nog minutenlang zonder zicht door de verbalisanten in de auto heeft gezeten. De verbalisanten achten het mogelijk dat de medeverdachte heeft geprobeerd het wapen daar weg te stoppen.
De ruwe delen van het pistool, de in en voorzijde van de loop en de vulopening van het patroonmagazijn zijn door het NFI onderworpen aan DNA-onderzoek. Uit de bemonstering van de ruwe delen van het pistool is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen, waarbij de verdachte de donor kan zijn van celmateriaal. Het is daarbij extreem veel waarschijnlijker (meer dan 1.000.000) dat de bemonstering van dit spoor celmateriaal van de verdachte en twee onbekende niet verwante personen bevat dan van drie onbekende niet verwante personen, aldus The Maastricht Forensic Institute. Het hof leidt uit deze hoge zeldzaamheidswaarde af dat de verdachte daadwerkelijk celmateriaal aan het spoor heeft bijgedragen. De vraag is echter, mede gelet op de verklaring van de verdachte, of het spoor delictgerelateerd is. Ten aanzien van die vraag is het hof van oordeel dat niet met de voor een bewezenverklaring toereikende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over het wapen en de munitie heeft gehad. De omstandigheid dat de verdachte aanwezig was in de auto is in dat verband onvoldoende redengevend evenals het bijdragen van celmateriaal door de verdachte aan een van de (drie) bemonsteringen, nu niet kan worden uitgesloten dat de verdachte het wapen heeft aangeraakt toen een ander dit bij zijn voeten wilde verstoppen. Nu ook overig bewijs ontbreekt op grond waarvan de beschikkingsmacht ten tijde van de doorzoeking kan worden vastgesteld, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Beslag

De hierna te noemen onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het onder 1 en 2 tenlastegelegde aangetroffen. De Iphone zal aan de verdachte worden teruggegeven.
De overige goederen zullen worden onttrokken aan het verkeer nu het hof vaststelt dat sprake is van enig strafbaar feit in de zin van artikel 36b, eerste lid onder 3° Sr, en nu het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Hoewel niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de persoon is geweest die het pistool (met een verwijderd serienummer) en de munitie voorhanden heeft gehad, stelt het hof vast dat sprake is geweest van een strafbaar feit in geabstraheerde zin, nu het pistool en de munitie (beide categorie III) ter plaatse zijn aangetroffen en een onbekend gebleven persoon deze derhalve in strijd met art. 26 Wet wapens en munitie voorhanden moet hebben gehad.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1) 1 STK Pistool (Omschrijving: G6037801, Glock) 2) 1 STK Patroon (Omschrijving: g6037802, koper).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6037833, Zwart, merk: Apple iPhone).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. N.R.A. Meerbeek en mr. M.C. van der Mei, in tegenwoordigheid van mr. R. Ras, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 oktober 2024.
Mr. M.C. van der Mei is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.