ECLI:NL:GHAMS:2024:3347

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
23-003233-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld en niet voldoen aan een bevel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 31 oktober 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 2000, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal met geweld en opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 juli 2023 in Amsterdam levensmiddelen heeft gestolen uit een winkel, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen de beveiliger die hem probeerde tegen te houden. Daarnaast heeft de verdachte op 30 augustus 2023 opzettelijk niet voldaan aan een bevel om zich uit een overlastgebied te verwijderen. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep ten aanzien van enkele parketnummers verworpen, omdat de verdachte niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn hoger beroep had ingesteld. Het hof heeft de bewezenverklaring van de diefstal met geweld en het niet voldoen aan het bevel bevestigd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van geweld tegen een verbalisant. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen voor de diefstal met geweld en 10 dagen voor het niet voldoen aan het bevel, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003233-23
datum uitspraak: 15 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2023 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-169124-23 en 13-206636-23 en 13-217919-23 en 13-260133-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 2000,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep

De verdachte is in eerste aanleg gedagvaard om op 31 oktober 2023 te verschijnen ter terechtzitting van de rechtbank Amsterdam. In de zaak met het parketnummer 13-206636-23 is de dagvaarding aan de verdachte op 17 augustus 2023 in persoon uitgereikt. Ook in de zaak met het parketnummer 13-260133-23 is de dagvaarding aan de verdachte in persoon uitgereikt, te weten op 8 oktober 2023.
De verdachte is op 31 oktober 2003 bij verstek veroordeeld. Tegen dit vonnis heeft verdachte niet binnen veertien dagen nadien hoger beroep ingesteld, maar eerst op 8 december 2023.
Nu het hoger beroep ter zake van het onder 13-206636-23 en 13-260133-23 ten laste gelegde niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is ingesteld en het hof niet van omstandigheden is gebleken die deze termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken, zal de verdachte ten aanzien van voornoemde zaken niet ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-169124-23:hij op of omstreeks 9 juli 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, meerdere levensmiddelen, waaronder pindakaas en/of chocoladepasta en/of broodjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door zich los te rukken en/of trekken en/of in de tegenovergestelde richting te bewegen en/of met zijn benen trappende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of stotende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1];
Zaak met parketnummer 13-217919-23 (gevoegd):hij op of omstreeks 30 augustus 2023 te 10:17 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 2 Oost, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten in beide parketnummers wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de zaak met parketnummer 13-217919-23 gerefereerd. Ten aanzien van, -kort gezegd- de ten laste gelegde diefstal met geweld met parketnummer 13-169124-23, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende uit het dossier is gebleken dat haar cliënt geweld heeft gebruikt met het oogmerk om weg te komen en zo de diefstal mogelijk te maken. Hiertoe heeft zij -kort gezegd- aangevoerd dat verschil bestaat tussen de verklaringen van de beveiliger [slachtoffer 1] en hetgeen door de verbalisanten is gerelateerd, dat hetgeen de verbalisanten hebben opgenomen onduidelijk is, dat de camerabeelden geen toegevoegde waarde hebben en dat de beveiliger geen pijn of letsel had.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat de beveiliger hem heeft verzocht dat hij de levensmiddelen teruggaf hetgeen hij niet wilde, dat de verdachte van de beveiliger niet weg mocht terwijl hij dat wel wilde en dat hij alleen geweld heeft gebruikt in reactie op het geweld van de beveiliger. De verdachte heeft ter terechtzitting wel de diefstal bekend.
Het hof stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep vast dat de verdachte in de [winkel] levensmiddelen waaronder pindakaas, chocoladepasta en broodjes uit het schap heeft gepakt, in een plastic tas heeft gestopt en de zelfscankassa is gepasseerd zonder hiervoor af te rekenen. Vervolgens heeft de beveiliger, toen de verdachte weigerde de levensmiddelen aan hem af te geven, de verdachte vastgehouden en heeft de verdachte, toen de politie ter plaatse kwam, geprobeerd weg te komen, waarbij de verdachte geweld heeft gebruikt. De verdachte heeft geprobeerd zich los te trekken en heeft stotende bewegingen richting de beveiliger gemaakt om zo te kunnen ontkomen. Daardoor heeft de beveiliger pijn bekomen en heeft hij letsel opgelopen.
Het hof acht toereikend bewijs voorhanden voor het door de verdachte plegen van de tenlastegelegde diefstal, gevolgd door geweld jegens de beveiliger [slachtoffer 1]. Er is onvoldoende bewijs voor geweld of bedreiging met geweld jegens verbalisant [slachtoffer 2], zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-169124-23 en in de zaak met parketnummer 13-217919-23 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 13-169124-23:
hij op 9 juli 2023 te Amsterdam levensmiddelen, waaronder pindakaas, chocoladepasta en broodjes, die aan [winkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door zich los te trekken en stotende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1];
Zaak met parketnummer 13-217919-23 (gevoegd):
hij op 30 augustus 2023 te 10:17 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 2 Oost, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-169124-23 en in de zaak met parketnummer 13-217919-23 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-169124-23 en in de zaak met parketnummer 13-217919-23 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-169124-23 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het in de zaak met parketnummer 13-217919-23 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-169124-23 en in de zaak met parketnummer 13-217919-23 bewezenverklaarde uitsluit.
Strafbepaling conform artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de parketnummers 13-169124-23 en 13-217919-23 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen en dat het hof de straf in de zaken waarin de verdachte niet-ontvankelijk is, zal bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van tien dagen.
Nu het hoger beroep is gericht tegen het in de parketnummers 13-169124-23 en 13-217919-23 tenlastegelegde zal het hof overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering eerst de straf bepalen ten aanzien van de in de parketnummers 13-206636-23 en 13-260133-23 bewezenverklaarde misdrijven.
Dat houdt in dat het hof moet beslissen welk gedeelte van de straf geacht moet worden door de rechtbank te zijn opgelegd ter zake van deze feiten, die niet aan het oordeel van het hof zijn onderworpen.
Het hof bepaalt deze straf op een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen.

Oplegging van straf

De raadsvrouw heeft het hof verzocht bij het bepalen van de straf er rekening mee te houden dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was en ook overigens rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft vervelende ervaringen in de verplichte zorg en wenst niet behandeld te worden in een strafrechtelijk kader. Ook heeft de raadsvrouw verzocht aan de verdachte geen gevangenisstraf op te leggen voor een duur korter dan 2,5 maand, nu de verdachte in dat geval opnieuw niet terecht kan in een woning met begeleiding. Tot slot heeft de raadsvrouw verzocht -indien de gekwalificeerde diefstal bewezen wordt verklaard- rekening te houden met het feit dat een en ander zich zou hebben voorgedaan in een worsteling tussen de beveiliger en de verdachte, waarbij sprake was van actie en reactie tussen de beveiliger en de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal bij een filiaal van [winkel] en heeft op het moment dat hij werd tegengehouden door de beveiliger geweld uitgeoefend jegens die beveiliger door zich los te trekken en door stotende bewegingen richting die beveiliger te maken. Winkeldiefstal brengt op zichzelf al schade en hinder met zich mee voor het gedupeerde bedrijf, maar wanneer daarbij geweld wordt toegepast, dan ontstijgt een dergelijke diefstal het niveau van een doorsnee-winkeldiefstal. De verdachte heeft hiermee laten zien niet alleen geen respect te hebben voor andermans eigendom maar bovendien onverschillig te zijn jegens de beveiliger, door hem pijn en letsel toe te brengen. De enkele omstandigheid dat de verdachte kampt met persoonlijke (psychiatrische en verslavings-)problemen, waarvoor hij meermalen (forensische en gedwongen) zorg heeft ontvangen, brengt nog niet mee dat de nu bewezenverklaarde feiten hem niet volledig kunnen worden toegerekend.
Tevens heeft de verdachte niet voldaan aan een hem gegeven bevel om zich drie maanden niet op te houden in het aangewezen overlastgebied 2 Oost in Amsterdam. Hij heeft daarmee blijk gegeven geen respect te hebben voor een door het bevoegde gezag gegeven bevel dat is bedoeld voor het handhaven van de openbare orde.
Persoon van de verdachte
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 september 2024 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor een vermogensdelict, te weten een vernieling.
In de e-mails van 25 en 27 september 2024 van de reclasseringsmedewerker [naam] aan de advocaat-generaal is, in aanvulling op het reclasseringsadvies van 17 september 2024, vermeld dat, indien de verdachte ter zitting duidelijke motivatie ten aanzien van een klinisch traject laat zien, door de reclassering een (deels)voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd. Mocht er getwijfeld worden aan de motivatie van de verdachte of mocht de verdachte onvoldoende motivatie voor dit traject laten zien, dan ziet de reclassering geen andere mogelijkheid dan te adviseren betrokkene onvoorwaardelijk te straffen. Een ambulant kader acht de reclassering niet haalbaar, nu het lopende toezicht met parketnummer 13.055911-24 negatief is geretourneerd aan de opdrachtgever omdat het de verdachte niet lukt zich binnen een ambulant kader aan de afspraken te houden en hij structureel de bijzondere voorwaarden binnen het toezichtkader overtreedt.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij niet zal meewerken aan een strafrechtelijk klinisch kader, in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf nu hij zelf de regie wil houden over zijn behandelingen. De raadsvrouw van de verdachte heeft naar voren gebracht dat de zorgmachtiging nog loopt en dat de verdachte nog steeds hulpverlening krijgt van Brijder.
Bij de strafoplegging heeft het hof ook gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (
LOVS). Daarin is voor diefstal met geweld na betrapping een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden als oriëntatiepunt vermeld. Het LOVS heeft geen oriëntatiepunten ter zake van - kort gezegd – opzettelijk niet voldoen aan een bevel.
Het hof acht, alles afwegende, de door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 184 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen ter zake van het onder 13-206636-23 en 13-260133-23 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-169124-23 en in de zaak met parketnummer 13-217919-23 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-169124-23 en in de zaak met parketnummer 13-217919-23 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in zaak 13-206636-23 en in zaak 13-260133-23 bewezenverklaarde op: een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.C. van der Mei, in tegenwoordigheid van mr. R. Ras, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 oktober 2024.
Mr. M.C. van der Mei is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.