Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
€ 2.650,- bruto per maand, te vermeerderen met vakantiebijslag. De arbeidsovereenkomst was er een voor bepaalde tijd die zou lopen tot 1 augustus 2023.
4.Eerste Aanleg
5.Beoordeling
e-mailbericht van 1 augustus 2023 (hiervoor genoemd onder 3.3.) waarin [appellant] schrijft dat zij graag in de toekomst met [geïntimeerde] blijven samenwerken. Zonder het ernstig verwijtbare handelen zou [geïntimeerde] dus in elk geval tot 1 november 2023 aan loon hebben genoten. Verder is het zo dat de hoogte van de billijke vergoeding ex nunc dient te worden beoordeeld. Daarom moeten alle feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan rond en ná de beschikking van de kantonrechter bij die beoordeling worden betrokken. In hoger beroep is gebleken dat [appellant] na de bestreden beschikking, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, de billijke vergoeding en de gefixeerde schadevergoeding niet aan [geïntimeerde] heeft betaald. Ter zitting in hoger beroep heeft [geïntimeerde] verklaard dat hij inmiddels executoriaal beslag ten laste van [appellant] heeft gelegd om zijn vordering te kunnen incasseren. [appellant] heeft slechts aan die veroordelingen door de kantonrechter voldaan waarin zij zich kon vinden. Het hof rekent dit [appellant] aan. Rekening houdend met alle omstandigheden, waaronder de ernst van het verwijtbaar handelen van [appellant] , acht het hof de door de kantonrechter vastgestelde billijke vergoeding van € 6.000,- billijk. Het hof gaat aan het ongemotiveerde beroep op matiging van [appellant] voorbij en betrekt bij zijn oordeel dat [geïntimeerde] naast deze billijke vergoeding de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding ontvangt.