2.8In het niet bestreden deel van het vonnis van 21 december 2023 heeft de voorzieningenrechter de volgende verdeling van de vakanties en feestdagen bepaald:
- gedurende de kerstvakantie verblijft [minderjarige] in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader en in de oneven jaren andersom;
- gedurende de voorjaarsvakantie verblijft [minderjarige] in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder, met uitzondering van de krokusvakantie/voorjaarsvakantie 2024, in welke vakantie [minderjarige] bij de moeder verblijft;
- gedurende de meivakantie verblijft [minderjarige] in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader en in de oneven jaren andersom;
- gedurende de herfstvakantie verblijft [minderjarige] in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader, met uitzondering van de herfstvakantie in 2024, in welke vakantie [minderjarige] bij de vader verblijft;
- gedurende de zomervakantie verblijft [minderjarige] in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader en in de oneven jaren andersom;
- gedurende Pinksteren verblijft [minderjarige] in het even jaar bij de vader en in het oneven jaar bij de moeder;
- op Goede Vrijdag verblijft [minderjarige] bij de vader, op een eventuele vrije dag vanaf 14.00 uur;
- op Vaderdag verblijft [minderjarige] bij de vader aansluitend aan zijn zorgdagen en op Moederdag bij de moeder (indien in de meivakantie vanaf zaterdag 20.00 uur tot maandag naar school);
een wisseldag in een vakantie vindt plaats op de middelste dag, en bij een vakantie van een even aantal dagen op de dag daaraan voorafgaand, telkens om 14.00 uur.