ECLI:NL:GHAMS:2024:3317

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
200.342.314/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewind en mentorschap ten behoeve van betrokkene; bekrachtiging van de bestreden beschikking

In deze zaak gaat het om de vraag of de maatregelen van bewind en mentorschap voor de betrokkene noodzakelijk zijn. De kantonrechter in Amsterdam heeft op 21 maart 2024 een beschikking gegeven waarin de goederen van de betrokkene onder bewind zijn gesteld en een mentorschap is ingesteld. De betrokkene is het niet eens met deze beslissing en heeft op 10 juni 2024 hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 10 oktober 2024 zijn verschillende betrokkenen aanwezig geweest, waaronder de betrokkene, zijn advocaat, de bewindvoerder en de mentor. De betrokkene heeft aangevoerd dat hij in staat is zijn belangen zelf te behartigen en dat de maatregelen buiten proportie zijn. De bewindvoerder en mentor hebben echter gesteld dat de betrokkene hulp nodig heeft vanwege zijn financiële problemen en psychische kwetsbaarheid. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, omdat er zorgen zijn over de hygiëne in de woning van de betrokkene en zijn omgang met buurtgenoten. Het hof concludeert dat de betrokkene niet in staat is om zijn problemen zelf op te lossen en dat de maatregelen van bewind en mentorschap noodzakelijk zijn. De verzoeken van de betrokkene om de maatregelen te beëindigen of om [Y] als bewindvoerder en mentor te benoemen zijn afgewezen, omdat de expertise van professionele hulpverleners noodzakelijk is.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.342.314/01
zaaknummers rechtbank: 10941382 EB VERZ 24-1506 en 10941623 EB VERZ 24-1507
beschikking van de meervoudige kamer van 3 december 2024 in de zaak van
[betrokkene] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de betrokkene,
advocaat: mr. D. Duijvelshoff te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- [zus 1] (zus);
- [broer] (broer);
- [zus 2] (zus);
- [zus 3] (zus);
- [X] ;
- [bewindvoerder] h.o.d.n. AmstelVisie Financiële Zorg & Bewind (hierna: de bewindvoerder);
- [mentor] h.o.d.n. Mentorschap Anne (hierna: de mentor);
- de advocaat-generaal mr. R.C. Tdlohreg namens het Openbaar Ministerie.
Het hof heeft daarnaast als informant aangemerkt:
- [Y] (hierna: [Y] ).

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de vraag of ten behoeve van de betrokkene de maatregelen van bewind en mentorschap noodzakelijk zijn en, als dat zo is, wie de bewindvoerder en mentor moeten zijn.
1.2
De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) heeft in een beschikking van 21 maart 2024 (hierna: de bestreden beschikking) de goederen van de betrokkene onder bewind gesteld. Bij dezelfde beschikking heeft de kantonrechter ook een mentorschap ingesteld ten behoeve van de betrokkene. De betrokkene is het daar niet mee eens en wil dat het verzoek tot het instellen van het bewind en het mentorschap wordt afgewezen, of dat de maatregelen beëindigd worden, of dat [Y] tot mentor/bewindvoerder wordt benoemd.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De betrokkene is op 10 juni 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de kantonrechter op 13 maart 2024;
- een bericht van de bewindvoerder van 29 juli 2024 met bijlagen, waaronder een bericht van de mentor van 26 juli 2024;
- een bericht van de bewindvoerder van 8 oktober 2024 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de betrokkene van 8 oktober 2024 met bijlagen.
2.3
De zitting heeft op 10 oktober 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de bewindvoerder;
- de mentor;
- [Y] .

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geboren [in] 1963 te [plaats B] .
3.2
Sinds 2013 zijn er contacten tussen de betrokkene en diverse instanties, waaronder de GGD, de politie, de woningbouwvereniging en medewerkers van de gemeente [plaats A] .
3.3
[Y] heeft de betrokkene een aantal maanden voordat het bewind is ingesteld, geholpen met onder andere de financiën van de betrokkene.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking op verzoek van de officier van justitie bepaald dat, vanwege de lichamelijke en geestelijke toestand van de betrokkene, de goederen die hem (zullen) toebehoren onder bewind worden gesteld en dat ten behoeve van hem een mentorschap wordt ingesteld. Hierbij is [bewindvoerder] h.o.d.n. AmstelVisie Financiële Zorg & Bewind tot bewindvoerder benoemd en hierbij is [mentor] h.o.d.n. Mentorschap Anne tot mentor benoemd.
4.2
De betrokkene verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, de verzoeken tot mentorschap en onderbewindstelling af te wijzen dan wel (subsidiair) deze maatregelen op de kortst mogelijke termijn te beëindigen. Meer subsidiair verzoekt de betrokkene om [Y] tot mentor en bewindvoerder te benoemen.
4.3
De bewindvoerder en de mentor verzoeken de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Daarnaast kan de rechter op grond van artikel 1:450 lid 1 BW ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen, indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Artikel 1:452 lid 3 BW bevat een vergelijkbare bepaling voor de benoeming van de mentor.
De standpunten
5.2
De betrokkene voert aan dat de gronden voor zowel het bewind als het mentorschap ontbreken en dat deze maatregelen buiten proportie zijn. Hij vindt dat hij zelf in staat is zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Hij heeft nooit grote financiële problemen gekend. Daarnaast heeft hij sinds de procedure bij de rechtbank de adviezen van hulpverlenende instanties opgevolgd. Hij bemoeit zich niet langer met loslopende katten, heeft zijn huis opgeruimd en hij vermijdt verdere confrontaties en spanningen door zijn buurtbewoners te negeren. De schulden die er op dit moment zijn, heeft hij met [Y] in kaart gebracht en er zijn betalingsregelingen getroffen. Als het bewind en mentorschap blijven bestaan, verzoekt de betrokkene subsidiair dat [Y] wordt benoemd tot zijn bewindvoerder en mentor.
5.3
Volgens de bewindvoerder is sprake van wezenlijke financiële problemen waarbij de betrokkene geholpen dient te worden. De betrokkene heeft tot op heden matig meegewerkt met de bewindvoering. Daarnaast is de betrokkene niet in staat om zonder begeleiding te wonen aangezien hij overlast veroorzaakt in de buurt.
5.4
De mentor is van mening dat de betrokkene door zijn autisme onvoldoende in staat is om de gevolgen van zijn acties te kunnen overzien. Daarnaast is hij kwetsbaar en kunnen omstanders zijn gedrag niet altijd begrijpen, waardoor er conflicten ontstaan. De betrokkene heeft profijt van een professionele mentor, bij voorkeur met kennis van autisme, die opkomt voor zijn belangen.
De beoordeling door het hof
5.5
Het hof zal de beslissing van de kantonrechter om de goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene onder bewind te stellen en om ten behoeve van de betrokkene een mentorschap in te stellen, bekrachtigen. Het hof acht daarvoor het volgende van belang.
Bij de betrokkene is al lange tijd sprake van problemen van persoonlijke en psychische aard. Het vermoeden bestaat dat sprake is van een licht verstandelijke beperking en autisme. Als gevolg van deze problematiek heeft de betrokkene op diverse leefgebieden hulp nodig. Sinds 2013 hebben diverse instanties hulp proberen te bieden, maar dat is niet van de grond gekomen. Uit de verklaringen van de gemeente en GGD die bij het verzoek aan de kantonrechter zijn gevoegd komt naar voren dat er zorgen zijn over de hygiëne in zijn woning en over de contacten met buurtgenoten die vaak leiden tot misverstanden en ruzies. Dit komt onder andere omdat hij katten van anderen mee naar zijn woning neemt of ongevraagd voert. Ook zijn er zorgen over het beheer van zijn financiën. Volgens de betrokkene gaat het goed met hem. Het hof volgt de betrokkene niet in dit standpunt. De bewindvoerder heeft politiemeldingen overgelegd over de periode van 3 mei 2024 tot en met 1 oktober 2024 die een ander beeld laten zien. Uit de vele meldingen blijkt dat de betrokkene nog altijd tegen conflicten/misverstanden met buurtbewoners aanloopt en dat hij nog steeds diverse instanties belast met zijn klachten daarover. Daarnaast heeft de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep verklaard dat de schuldenlast van de betrokkene in kaart is gebracht en dat bij aanvang van het bewind sprake was van een totale schuld van circa € 7.400,-. De betrokkene bleek diverse schulden te hebben opgebouwd bij onder andere ABN AMRO bank, de zorgverzekeraar, de energieleverancier, en ook bij de belastingdienst. De laatstgenoemde schuld is ontstaan doordat de betrokkene onjuiste inkomensgegevens heeft opgegeven, waardoor hij een te hoog bedrag aan toeslagen heeft ontvangen, die de belastingdienst vervolgens weer heeft teruggevorderd.
Het hof acht de betrokkene niet in staat deze problemen zelf op te lossen en ook de betrokkene zelf heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij het op prijs stelt als iemand hem hulp en steun biedt, met name in het voorkomen van verdere escalaties in de buurt. De maatregelen van bewind en mentorschap zijn naar het oordeel van het hof onder de geschetste omstandigheden daarom noodzakelijk en passend.
De betrokkene heeft subsidiair verzocht [Y] te benoemen tot bewindvoerder en mentor. Hoewel het hof geen aanleiding heeft te veronderstellen dat [Y] niet op juiste wijze heeft geprobeerd de financiële problemen op te lossen, is het hof net als de kantonrechter van oordeel dat vanwege de complexe situatie en de aanwezige problematiek de expertise van een professionele bewindvoerder en mentor noodzakelijk is. Bovendien acht hof het in het belang van de betrokkene dat [Y] voor hem een onbevangen gesprekspartner en buurman blijft.
5.6
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. M.C. Schenkeveld en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van J.E. Franx als griffier en is op 3 december 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.